Marnix Verplancke

De verhalenbundel ‘Duivelskunde’ van de jonge Amerikaanse auteur Rick Moody bevat knappe voorbeelden van hoe literatuur vernieuwend en toch bijzonder begrijpelijk kan zijn.

Je beseft pas wat je hebt wanneer je het kwijtraakt, zo wil een oude volkswijsheid en het zal dan ook wel geen toeval zijn dat nogal wat fictie gewijd aan de zoektocht naar het zelf over verlies gaat. Zo ook het grootste deel van Rick Moody’s verhalen gebundeld in Duivelskunde. Om maar even een idee te geven: zowel in het eerste als in het laatste verhaal – de tang waartussen deze bundel bij wijze van spreken gegrepen wordt – vertelt een jongeman over de dood van zijn zus en over het onverwerkte rouwproces dat daarop volgde.

In Het huis op de heuvel volgen we Andy, een halve mislukkeling die aan de kost probeerde te komen als levend reclamebord voor een kippenrestaurant, verenpak en masker incluis. Alleen hield hij er nogal morbide trekjes op na sinds zijn zus de avond voor haar huwelijk met zijn auto verongelukte. Schuld en dood drukken loodzwaar op zijn schouders en hij kan het niet laten kinderen op hun nakende overlijden te wijzen. Exit kippenhok dus. Na wat gezwalp raakt hij binnen bij ‘Het huis op de heuvel’, een cateringbedrijf waar 175 man werkt en dat huwelijksplechtigheden verzorgt, van de eerste tot de laatste minuut. Wil daar nu net de vroegere verloofde van zijn zus binnenlopen met de heugelijke melding dat hij een nieuw liefje heeft en dat hij met haar wil trouwen. Andy vindt dit al te gortig en zweert een macabere wraak.

In het titelverhaal krijgen we dan weer een portret van een vrouw aan de hand van een reeks foto’s. Het geheel vormt een afscheidsserenade, gespeeld door haar broer. Hij beschrijft de vrouw als een eenvoudig iemand, die graag pogode, in een kerkkoor zong en een vriend en twee kinderen naliet. Maar voor de schrijver was ze een zus, en dat was het belangrijkste. De laatste pagina van het verhaal, en dus ook van de bundel, is dan een opsomming van wat de schrijver in feite had moeten doen met dit gegeven: ‘Ik zou het meer moeten fictionaliseren, ik zou mezelf moeten verhullen. Ik zou me rekenschap moeten geven van de verantwoordelijkheid die het schetsen van personages meebrengt…’ Een hele reeks ik zou’s, die in feite maar op één ding neerkomen: ik zou de waarheid tot literatuur moeten maken, maar dat is nu net wat de schrijver niet kan, want de duivels van het verleden blijven door zijn hoofd spoken, als herinneringen en als foto’s.

WAARMERK VAN DE VAKMAN

Moody’s zeggingskracht is des te sterker naarmate hij een afstandelijke, louter optekenende houding aanneemt. Over het leven dat verlies heet, zal hij nooit in emotioneel geladen woorden schrijven. Hij toont geen gevoelens; hij veroorzaakt ze bij de lezer, en dat is natuurlijk het waarmerk van de vakman. Wellicht ook daarom blijkt Moody zoveel van lijstjes te houden: zij sommen schijnbaar alleen maar op en de lezer moet er zelf betekenis aan geven. In Jongens krijgen we bijvoorbeeld een tien pagina’s lange opsomming van wat jongens nu zo specifiek maakt en als lezer raak je er daardoor steeds meer van overtuigd dat je gelukkig opgegroeid bent. Boeken met meerwaarde, catalogus nr. 13 is een cataloog van een antiquariaat samengesteld onder invloed van koffie en die veelbetekenende titels bevat als Lik me reet klootzak, we gaan je huis opblazen, in 1979 door Het Krakerscollectief uitgegeven, Proza van Don, een bloemlezing van literatuur geschreven door mensen wier voornaam Don is, zoals Don DeLillo en Don Vycltitl, een elektricien van Oekraïense afkomst, en – Moody is tenslotte niet voor niets een Amerikaan – een ongepubliceerd manuscript van Salinger.

Ook Wilkie Ridgeway Fahnstock, de verzamelcassettes is een knap voorbeeld van hoe literatuur vernieuwend en toch bijzonder begrijpelijk kan zijn. In feite is dit verhaal een boekje dat zogezegd bij een verzameling van 10 cassettes geleverd wordt. Op die cassettes staat de muziek die Wilkie Ridgeway gedurende de 33 jaar van zijn leven getekend heeft, vergezeld van een tekst die zijn verhaal vertelt. En zo krijgen we een beeld van ‘een verwarde jongen van deze tijd, een jongen die niet wordt gezien, iemand die weinig heeft bereikt, iemand met een zwak karakter, maar iemand die niettemin een enorme verzameling cd’s bezit!’

Het gevecht tussen realiteit en fictie en het menselijke streven naar authenticiteit die in deze bundel zo uitmuntend aangepakt worden, krijgen wellicht hun meest groteske uitwerking in De onvermijdelijke modaliteit van het vaginale. Daarin leren we een koppel kennen dat elkaar voor het eerst op de metro ontmoette toen deze onverwacht stopte tussen twee stations in.

Allebei bleken ze L’Amant van Marguerite Duras te lezen. Zij zette vervolgens de eerste stap in de sociale constructie die liefde heet en zo kwam van het een het ander. Alleen blijft het nogal vaak bij woorden, met name het Lacaniaans discours dat de seksualiteit zo sterk intellectualiseert dat ze er een geestesdood bij sterft. Het spirituele gekibbel beu grijpt de vrouw uiteindelijk naar een noodoplossing. Met het onderlichaam bloot en een kussen onder de heupen gaat ze op de keukentafel liggen, waarna ze haar partner een zaklamp in de handen duwt en haar benen opent. ‘Wat was dit allemaal voor gezwam, al die bladzijden, al dat proza, al die zinnen, waar diende het allemaal toe, dacht ik, op de keukentafel, terwijl ik twee schoenlepels zodanig vasthield dat ik openstond voor de wereld.’

Rick Moody, Duivelskunde, Contact, Amsterdam, 351 blz., 950 fr (23,55 euro).

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content