Bij de afhandeling van het obussensmeer- geldonderzoek, dat aansleept van januari ’86, worden enkele beslissende stappen gezet.

DE PROCUREUR-GENERAAL bij het Hof van Beroep in Brussel, André Van Oudenhove, heeft er een delicaat dossier bij. André Dujardin, de voorzitter van de raadkamer bij de Brusselse rechtbank van eerste aanleg, heeft immers vorige week donderdag tot verrassing van velen bevolen het obussendossier dan toch over te maken aan de procureur-generaal. Dit met het oog op de verwijzing naar het Hof van Assisen van acht van de vijftien betichten in deze elf jaar oude affaire. De openbare aanklager, eerste-substituut procureur des konings Jan Steppe, heeft tegen deze beschikking alvast beroep aangetekend : hij wil geen acht maar dertien betichten voor Assisen zien verschijnen. In deze zaak werden, zoals bekend, bijna 400 miljoen frank zogeheten ?commissielonen? betaald naar aanleiding van de bestelling, op 29 maart 1985, van Amerikaanse obussen (6,7 miljard frank) door toenmalig defensieminister Freddy Vreven (PVV/VLD) ; met de goedkeuring van zijn collega van Economische Zaken Mark Eyskens (CVP).

De verwijzing van de betichten naar Assisen wordt nu theoretisch mogelijk, omdat voorzitter Dujardin in zijn beschikking van 27 juni grotendeels het rekwisitoor beaamt van eerste-substituut Steppe van 4 juni. Als openbare aanklager had die toen de vrijheid genomen om de verwijzing van dertien betichten naar het Hof van Assisen te vorderen. Het is parketmagistraten toegestaan ter zitting van hun geschreven en doorgaans met hun hiërarchische overste overeengekomen vordering af te wijken. Het blijft echter verrassend als een openbare aanklager die mondelinge vrijheid effectief neemt en zodoende herinnert aan een oud adagium : ?la plume est serve, mais la parole libre.?.

Aanvankelijk vroeg eerste-substituut Steppe nochtans de valsheid in geschrifte, het gebruik ervan en de oplichting, die hij tegen de dertien betichten aanvoert, te laten behandelen door de correctionele rechtbank. Zoals gebruikelijk en omwille van verzachtende omstandigheden. Volgens het strafwetboek blijft valsheid in geschrifte echter een misdaad, die gestraft wordt met dwangarbeid van tien tot vijftien jaar. En strikt genomen, is het Hof van Assisen daarvoor bevoegd. Omdat de openbare aanklagers en de voorzitters van de raadkamers in dit land bij deze misdaad omzeggens altijd verzachtende omstandigheden aanvaarden, worden valsheden in authentieke- en openbare-, in handels- of bank- en in private geschriften nooit door een volksjury maar door beroepsrechters behandeld. Tot een openbare aanklager de zaak zo ernstig en het strafwetboek letterlijk neemt, én een voorzitter van de raadkamer hem daarin volgt. Wat nu is geschied.

Daarom verschijnen de acht betichten, die de raadkamer niet buiten vervolging stelt, nog niet voor het Hof van Assisen. Voorzitter Dujardin volgt het Wetboek van Strafvordering en dit stipuleert dat een gerechtsdossier in dit geval aan de procureur-generaal bij het Hof van Beroep wordt toegestuurd ?opdat zal worden gehandeld zoals in het hoofdstuk Inbeschuldigingstelling.? Werk aan de winkel dus voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) van dat hof.

LICHTE BEWIJSLAST.

Concreet betekent dit evenwel dat de openbare aanklager, die in de KI dit keer namens de procureur-generaal bij het Hof van Beroep vordert, geenszins verplicht is de vordering van de procureur des konings bij de rechtbank van eerste aanleg te volgen. Zoals ook de Kamer van Inbeschuldigingstelling een heel andere richting uit kan, dan die die de procureur-generaal beoogt. Er kan zelfs besloten worden bijkomende onderzoeksopdrachten te verrichten. Zoniet kan het parket-generaal bij het Hof van Beroep in Brussel op zijn beurt de verwijzing naar Assisen vorderen maar kan (en zal ?) het even goed de verwijzing van een (niet noodzakelijk hetzelfde) aantal betichten naar de correctionele rechtbank vragen. En over die verwijzing zullen dit keer niet één rechter in de raadkamer maar drie raadsheren in de Kamer van Inbeschuldigingstelling (in vakantiekamer ?) oordelen. Zo werkt het gerecht nu eenmaal en dat is meestal maar goed ook. Al hebben eerste-substituut Steppe en voorzitter Dujardin zowel het parket-generaal als de Kamer van Inbeschuldigingstelling toch een pad in de korf gezet.

Willen de hogere rechtscolleges de zaak dan toch naar de correctionele rechtbank verwijzen, dan dreigen er problemen met de termijn binnen dewelke de strafvordering tegen de betichten verjaart en even grote problemen met de bewijslast. Voorzitter Dujardin poneert wel dat het gebruik van de vals geachte stukken, zoals het obussencontract van 29 maart 1985, nog voortduurt. Een van de vragen over de valsheid in geschrifte, waarover hier sprake, betreft echter de mate waarin het kwakkelende onderzoek van onderzoeksrechter Bruno Bulthé toelaat te bewijzen wie van de betichten op een welbepaald ogenblik een welbepaald stuk opzettelijk heeft vervalst. Precies omdat dit helemaal niet duidelijk is, heeft openbare aanklager Jan Steppe in zijn vordering van 29 maart voor het eerst ook bij gebrek aan bewijzen van materiële valsheid ten langen leste ook de intellectuele valsheid aangevoerd. Zo kon de hele besluitvormingsketen behalve de op zijn minst politiek verantwoordelijke ministers aan de hand van het organogram blindweg beticht én de individueel zwakke bewijslast omzeild worden.

En alsof dit nog niet genoeg was om een verzand onderzoek weer in beweging te zetten en zoveel mogelijk maar niet noodzakelijk de juiste verdachten toch voor een rechtbank te slepen, is dan gegokt op Assisen. Dit zou niet alleen de problemen met de zwakke bewijslast maar ook die met de verjaringstermijnen kunnen oplossen : misdaden die door Assisen worden behandeld, worden namelijk verondersteld na maximaal twintig jaar te verjaren. Anderzijds moeten de twaalf gezworenen in Assisen slechts ?in gemoede overtuigd? zijn om iemand te veroordelen.

En daar zou ?het complot?, dat eerste-substituut Jan Steppe in heel de obussensmeergeldaffaire ontwaart, wel eens makkelijker tot veroordelingen kunnen leiden. Al blijft het zeer de vraag wie de ware samenzweerders zijn. Bovendien is het niet te voorspellen hoe een volksjury de circumstantial evidence zou inschatten, die ook in deze smeergeldaffaire opvalt, maar onvoldoende strafrechtelijke bewijzen oplevert. Een aantal (weinig of helemaal niet onderzochte) pistes gaan zelfs in andere richtingen dan die van de meeste betichten. Behalve dan de effectieve bewijzen van actieve en passieve omkoping tegen respectievelijk de lobbyist Johan Lampaert en zijn maat, de toenmalige legercommandant André Vandenheede. Over de mogelijke verjaring van dit misdrijf valt echter hoe dan ook te redetwisten.

ONLOGISCHE SCHIFTING.

Zoals Vandenheedes raadsman, de Kortrijkse advocaat Jan Leysen, in de beslotenheid van de raadkamer aanvoerde, is het echter moeilijk te aanvaarden dat zijn cliënt op zijn ééntje de opmaak van zo’n belangrijk contract tot op het allerhoogste échelon van Landsverdediging zou vervalst hebben. Dit is duidelijk ook de redenering van de openbare aanklager en van de voorzitter van de raadkamer. Voorzitter Dujardin volgt echter dan weer die logica niet als hij, onder andere, commandant Jean-Pierre Neusy van de Prijzencontrole (SKE) buiten vervolging stelt. Deze speelde immers wel degelijk een cruciale rol bij de (overigens betwiste) analyse van de prijsvorming bij de twee kandidaat-leveranciers.

Als voorzitter Dujardin ook de verantwoordelijke ambtenaren op Economische Zaken, Roger Malevé en Raymond Stynen, buiten vervolging stelt, rijst dan weer de vraag waarom inspecteur van Financiën Jaak De Wachter niet op zoveel clementie kan rekenen. In de raadkamer heeft zijn Brusselse advocaat, mr. Luc Deleu, evenals die ter verdediging van Malevé en Stynen, verwezen naar ?de druk van de omstandigheden, die niet gecreëerd zijn door de betichten hier aanwezig, maar door de politici. En als er enige twijfel bestaat over de hoogdringendheid, dan is deze intellectuele valsheid op dat niveau gebeurd…? En zeker niet op het niveau van inspecteur De Wachter, aan wie zelfs in de beschikking van de raadkamer verweten wordt dat hij zijn advies op 29 maart 1985 in allerijl ?op de hoek van een tafel? schreef, terwijl zijn advocaat er de raadkamer nochtans op wees dat de inspecteur van Financiën het dossier al een eerste keer op 13 maart had ontvangen en twee dagen nadien zelfs ?drie pertinente vragen? had gesteld in verband met de prijsverhoging, de behoeften en de mogelijkheid om de bestelde hoeveelheden te verminderen, ?om Eurometaal in de toekomst wel een kans te bieden (met de Amerikanen) te concurreren..?

Die hoogdringendheid is dan weer niet uitsluitend door generaal-majoor Maurits Barrez (SGA) en zijn medewerkers op de Aankoopdienst Bewapening (SAA) gecreëerd, maar even zeer door de toenmalige stafchef van het leger, luitenant-generaal Maurice Gysemberg, zijn medewerker generaal-majoor Hugo Cloeckaert en de stafchef van de Landmacht, generaal-majoor Jef Segers, en door defensieminister Vreven zelf. Die werden echter ongemoeid gelaten.

Zoals mr. Hugo Van Eecke, de advocaat van de toenmalige kabinetschef op Landsverdediging Joël De Smet, in de raadkamer pleitte, ?kan het niet dat de kabinetschef alleen schuldig zou zijn en de minister niet. Als men echter afwijkt van de aansprakelijkheid van de minister en afzakt naar kabinetsmedewerkers, dan moet hen een duidelijke persoonlijke fout kunnen verweten worden.? De Smet kan echter, evenals zijn medewerker, kolonel Daniel Bauwens, na elf jaar onderzoek niets concreets verweten worden. Integendeel, als Bauwens twee dagen voor het afsluiten van het obussencontract iets op papier zette, dan was het een vernietigend advies. Maar daar werd vooral geen rekening mee gehouden.

Frank De Moor

Gewezen defensieminister Freddy Vreven : de politici creëerden de omstandigheden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content