Dominee Andras Pandy en zijn dochter Agnes zullen naar alle waarschijnlijkheid volgend jaar terechtstaan voor de vermeende moorden op hun familieleden. Een overzicht, met commentaar van beider advocaten.

Het onderzoek zal wellicht spoedig worden afgesloten. Vorige week werd de reconstructie in het beruchte pand aan de Brusselse Nijverheidskaai vroegtijdig stopgezet. Nu wordt onder meer nog gewacht op een psychiatrische evaluatie van beide verdachten, en op de bevindingen van een rogatoire onderzoekscommissie die in januari naar Canada vertrekt. Daarna zou het dossier-Pandy rond moeten zijn. En kan het openbaar ministerie de precieze vervolging formuleren: wie wordt waarvan beticht? Volgt: een proces voor het Hof van Assisen. Aanvang: vermoedelijk ergens in de loop van volgend najaar.

Daarmee nadert de affaire-Pandy het begin van een ontknoping. De zaak barstte twee jaar geleden los met de aanhouding van de Hongaars-Belgische dominee Andras Pandy en de verklaringen van zijn dochter Agnes: samen zouden zij vijf familieleden hebben vermoord – een zesde moord zou Andras Pandy alleen hebben gepleegd. Het speurwerk onder leiding van onderzoeksrechter Bruno Bulthé werd uitgebreid verslagen in de media. Tal van sporen en getuigen werden opgevoerd. Eén van de constanten in de berichtgeving: Andras Pandy is schuldig, Agnes spreekt de waarheid.

Los daarvan is de verwarring vaak groot: ook vorige week nog, toen het Brusselse parket bij monde van woordvoerder Jos Colpin liet weten dat beide verdachten misschien zouden worden geïnterneerd. Wat inhoudt dat er geen proces zou komen. Een spoor dat ondertussen verlaten lijkt. Zodat de vraag zich opdringt: waarom werd het gelanceerd? Het is maar één van de vele vragen die dit dossier – en de manier waarop het onderzoek werd gevoerd – oproept. Waarom moest dit onderzoek twee jaar aanslepen? Waarom is er na al die tijd nog steeds geen psychiatrisch verslag over beide verdachten? Waarom heeft Andras Pandy nooit bekend? En waarom heeft hij zijn oudste dochter Agnes, die al in 1992 naar de politie stapte, gespaard?

DE BEKENTENIS VAN AGNES

Andras Pandy werd aangehouden op vrijdag 17 oktober 1997. Het dossier over de mysterieuze verdwijning van zes van zijn familieleden – zijn twee vrouwen, twee van zijn vijf kinderen en twee van zijn drie stiefkinderen – was eerder dat jaar onder het stof vandaan gehaald. In de zomer van 1997 was het terechtgekomen bij François Monsieur, speurder bij de Gerechtelijke Politie. Hij was het die de dominee oppakte, ondervroeg en ruim een maand later diens dochter Agnes tot bekentenissen liet overgaan. Ze vertelde gedetailleerd hoe zij en haar vader tewerk zouden zijn gegaan. Hoe zij in opdracht van haar extreem dominante vader had gehandeld – willoos, als een robot. Hoe ze hun slachtoffers hadden doodgeslagen of -geschoten. En hoe ze de lijken spoorloos hadden laten verdwijnen: door ze op te lossen in een ontstoppingsmiddel, waarna een deel van de resten werd doorgespoeld in het toilet en een ander deel in vuilniszakken naar het slachthuis van Anderlecht gebracht.

Een dag na de aanhouding van Pandy, ruim een maand voor de bekentenis van zijn dochter, begonnen de graafwerken. De drie huizen die de dominee in Brussel bezit, zijn inmiddels grondig onderzocht. Daarbij werden onder meer vuurwapens aangetroffen, en stoffelijke resten – afkomstig van meer dan tien verschillende lichamen. Vraag is: wie ligt er begraven in de kelders van Pandy? Niet zijn vermiste familieleden, zoals DNA-onderzoek heeft uitgewezen. Tevens zou het vaststaan dat geen van de huizen gebouwd is op een oude begraafplaats. Het vermoeden bestaat dat het gaat om de lichamen van vrouwen die Pandy via seintjes in het Hongaarse advertentieblaadje Expressz naar België lokte, waarna hij enige tijd met hen samenleefde en vervolgens vermoordde.

Na zijn aanhouding doken in Hongarije heel wat verhalen op over de dominee. Een paar vrouwen getuigden met foto, naam en toenaam in de krant dat ze op zijn advertenties waren ingegaan, een paar maanden bij hem in Brussel hadden doorgebracht en daarna waren teruggekeerd. Ze waren blij dat ze nog leefden. De Hongaarse politie opende tientallen – volgens sommige bronnen zelfs een tweehonderdtal – dossiers van vermiste vrouwen. Als een aantal van die vrouwen aan Pandy kan worden gelinkt en als blijkt dat de beenderen in de kelders van hen afkomstig zijn, zal het dossier-Pandy nog grotere dimensies krijgen dan het al heeft. Officieel is dat tot dusver niet het geval en zou de hypothese luiden dat het om een familiedrama gaat.

Een drama dat begon in 1984. Een drama waar Agnes Pandy al in 1992 de aandacht op vestigde. Zonder veel gevolg: haar vader werd verhoord en vrijgelaten. Verdwijningszaken kregen toen nog niet de behandeling die ze vandaag krijgen: België leefde nog in het pre-Dutroux-tijdperk.

DE FILM OVER ZIJN LEVEN

De vermeende moorden gebeurden tussen 1986 en 1989. Niet lang daarna werd Agnes door haar vader het huis uitgezet. In 1992 deed ze aangifte van de verdwijning van haar familieleden en van de incestueuze praktijken van haar vader. Zijn jongste dochter Reka werd toen door een jeugdrechter in een instelling geplaatst, maar het verdwijningsdossier werd in juni 1993 bij gebrek aan bewijzen afgesloten. Pandy kon immers brieven en prentbriefkaarten voorleggen die hem zogezegd vanuit het buitenland waren opgestuurd door zijn uit België verdwenen familieleden. Na zijn arrestatie in 1997 verklaarden verschillende Hongaarse vrouwen dat ze op vraag van Pandy zulke nepbrieven hadden geschreven. Drie Hongaarse jongeren verklaarden dat ze door de dominee waren ingehuurd om de rol van zijn (verdwenen) kinderen te vertolken: hij had hen geronseld via een castingbureau, met het verhaal dat ze moesten meespelen in de film die over zijn leven zou worden gemaakt.

Het was overigens niet alleen Agnes die al lang voor 1997 het gerecht had gealarmeerd. Op 8 juni 1989 had de Nederlandse dominee Andries den Broeder een brief geschreven aan koningin Fabiola. Hij sprak daarin zijn grote bezorgdheid uit over de verdwijning van Pandy’s tweede vrouw Edith Fintor. Pas in 1993, na een tweede brief van den Broeder, liet toenmalig minister van Justitie Melchior Wathelet hem weten dat zijn eerste brief niet was aangekomen en dat hij niets kon doen – de familie kon zich volgens Wathelet maar beter tot een advocaat wenden. De eerste brief was via Fabiola nochtans wel degelijk aangekomen op het kabinet van Justitie, en via het parket doorgespeeld aan de Gerechtelijke Politie. Die had gevraagd aan Interpol-Duitsland om na te gaan of Edith Fintor inderdaad in Duitsland verbleef, zoals Andras Pandy beweerde. Maar omdat er in België geen strafbare feiten waren gepleegd, was dat verzoek afgewezen.

Behalve de bekentenis van Agnes, is ook het verhaal van Timea behoorlijk bezwarend voor Pandy senior. Volgens Timea Bodgan, de oudste dochter van Pandy’s tweede vrouw Edith Fintor, zou haar zwangerschap overigens aan de basis liggen van het hele drama. Timea leidt sinds drie jaar een teruggetrokken bestaan in Hongarije met haar man en kinderen. Marc, de oudste zoon van Timea, werd geboren in 1984. DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat Andras Pandy zijn vader is. Die zwangerschap zou Pandy volgens Timea in het nauw hebben gedreven: uit vrees voor zijn reputatie bij de Hongaarse gemeenschap moesten zijn incestueuze praktijken te allen prijze verborgen blijven. Dus sloot hij Timea op tot na de bevalling en vertelde hij overal dat zijn vrouw zwanger was – een plan waaraan Edith Fintor volgens sommige krantenberichten moest meewerken door met kussens onder haar kleren een zwangerschap voor te wenden.

Na de bevalling weigerde Timea om haar baby af te staan. Ze overleefde een moordaanslag door haar stiefzus Agnes – volgens de ene bron gepleegd “uit jaloezie”, volgens de andere “in opdracht van haar vader” – en vluchtte: eerst naar Vilvoorde, vervolgens naar Canada en uiteindelijk naar Hongarije. Nog steeds volgens de op het verhaal van Timea gebaseerde hypothese zou Pandy senior op dat moment hebben besloten om iedereen die weet had van zijn onwettig kind uit de weg te ruimen. En wie niet mét hem was, was tégen hem. Maandag raakte bekend dat Pandy samen met Agnes een paar keer naar Canada reisde – met de bedoeling om Timea te zoeken en te vermoorden?

In 1986 verdwenen zijn tweede vrouw Edith en Andrea, net als Timea een dochter uit haar eerste huwelijk. In 1988 verdwenen zijn eerste vrouw Ilona Sores en de kinderen Daniel en Zoltan. Een jaar later verdween Tunde, net als Andrea en Timea een stiefkind uit zijn tweede huwelijk. Spoorloos zijn dus: zijn twee vrouwen, twee van zijn drie stiefkinderen en twee van zijn vijf kinderen. Agnes (41), zijn oudste dochter uit zijn eerste huwelijk, zit net als hij momenteel in de gevangenis van Vorst. Timea (36), zijn derde stiefkind, woont in Hongarije. Andras junior (19) en Reka (18), de twee kinderen uit zijn tweede huwelijk, verblijven in een instelling.

HET PROFIEL VAN DE DOMINEE

Vraag: waarom heeft Andras Pandy nog altijd niet bekend? Zou hij bekend hebben als de verhoortechnieken van zijn ondervragers gebaseerd waren op een grondig psychiatrisch onderzoek? Voor een ondervrager is het wellicht niet onbelangrijk te weten of de vermoedelijke dader al dan niet vatbaar is voor schuldgevoelens – om maar iets te noemen. Hoe beter men de verdachte doorgrondt, hoe nauwkeuriger de strategie die men kan uitstippelen.

François Monsieur, de speurder die het dossier via de bekentenis van Agnes openbrak, werd begin december 1997 van de zaak gehaald. Hij had in een debat op RTL-Tvi gezegd dat hij de verklaring van Agnes geloofde en werd daarom – op verdenking van partijdigheid – gewraakt door Bart De Geest, de toenmalige advocaat van Pandy senior. Op 6 december 1997 zei Monsieur in De Morgen dat hij “voelde” dat hij Pandy “had kunnen doen spreken”. Of het zelfvertrouwen van de doorgewinterde speurder gerechtvaardigd was, zal altijd een raadsel blijven.

Want Pandy bekent niet. Hij is buitengewoon intelligent, daarover lijkt iedereen het eens. Andere adjectieven die opduiken in de beschrijving van zijn persoonlijkheid: dominant, autoritair, gesloten. Maar ook: angstig, bang voor fysiek geweld, vriendelijk, behulpzaam. Zeker is dat niemand hem echt doorgrondt. Zelfs zijn verleden is met mysteries omgeven. Waarom kwam hij in 1957 naar België? Was hij op de vlucht? Of was hij integendeel, zoals in de Hongaarse pers is gesuggereerd, een spion – die alle naar België gevluchte Hongaren in de gaten moest houden?

In België deed hij zich alleszins voor als een prominent vertegenwoordiger van de Hongaarse gemeenschap. Hij gaf protestantse godsdienst in verschillende scholen: van Aalst tot Sint-Truiden. Vaak kwam hij niet opdagen. En zelden gaf hij echt les: zijn leerlingen moesten gewoon wat in de bijbel lezen. In Hongarije, waar hij ook twee huizen bezit die inmiddels zijn onderzocht, heeft hij voor zover dat kan worden nagegaan geen strafblad. Hij reisde vaak naar zijn thuisland, onder meer om er in contact te komen met weduwen op zoek naar een levensgezel. Want ook dat lijkt een essentieel onderdeel van zijn persoonlijkheid: seksuele obsessie.

Straks zal het Hof van Assisen zich dus vermoedelijk moeten uitspreken over schuld of onschuld van beide verdachten. Maar is “de duivelse dominee” al niet veroordeeld in de pers? Wat zonder meer opvalt in de berichtgeving, is het stuitende gebrek aan voorwaardelijke formuleringen. De bekentenis van Agnes lijkt natuurlijk bijzonder overtuigend. De stoffelijke resten in zijn kelders zijn zonder meer erg bezwarend – hoewel ze tot dusver niet met hem in verband kunnen worden gebracht. En dan zijn er nog de nepbrieven, de getuigenissen van de kinderen die werden ingehuurd om een rol te vertolken, de reizen naar Canada… Maar harde materiële bewijzen zijn er niet. Zodat het puur juridisch gezien een kwestie is van woord tegen woord. Er is de bekentenis van Agnes. Er is de ontkenning van haar vader. Pandy senior dist voortdurend ongeloofwaardige verhalen op (Dutroux heeft het gedaan, ze zitten allemaal bij een sekte, Agnes is gehersenspoeld…) of beroept zich op zijn recht om te zwijgen. Pandy’s advocaat Hein Diependaele wil wél praten, zeker nu het parket volgens hem “het proces op de straatstenen gooit”.

DE “VERDEDIGBAARHEID” VAN PANDY

“Als ik parketwoordvoerder Jos Colpin hoor zeggen wat mijn cliënt allemaal zou verklaard hebben aan de onderzoeksrechter en welke consequenties het parket daaraan vastknoopt – internering van beide verdachten – dan schendt hij manifest de geheimhouding van het onderzoek. Dan vraag ik aan de onderzoeksrechter: hebt u toelating gegeven aan het parket om die informatie te verspreiden? Als het antwoord ‘ja’ is, dan vraag ik aan het parket wat de noodzaak daarvan is, en in hoeverre dat geen afbreuk doet aan het vermoeden van onschuld van mijn cliënt. Eventueel zie ik mij verplicht om een klacht in te dienen.”

Het zit meester Diependaele hoog: “Ik vind de manier waarop dit proces via de media wordt gevoerd bijzonder ongezond. Na de harde kritiek op justitie is het blijkbaar de nieuwe stijl om wat meer naar buiten te komen. Maar als dit de manier is om naar buiten te komen, gaan we de totaal verkeerde kant op. Dat mag de les niet zijn die justitie trekt uit de recente crisis.”

Dat het onderzoek niet bepaald een voorbeeld is van grote efficiëntie, wil Diependaele niet gezegd hebben. Wél dat het onderzoek grondig is gebeurd: “Hallucinant grondig, zelfs. Ik overdrijf niet. En nog steeds kan men geen harde bewijzen voorleggen. Dan is het voor mij toch een belangrijke vraag hoe het zit met de geloofwaardigheid en de psychologische achtergrond van beide verdachten. Maar wat stel ik vast: na twee jaar zit er nog altijd geen psychiatrisch verslag in het dossier. Als ik dan hoor dat men eraan dacht om de twee te interneren, dan zeg ik: knoop dat maar eens aan mekaar vast. Want wat is de geloofwaardigheid van iemand die moet geïnterneerd worden?”

Anders gesteld: hoe geloofwaardig is de bekentenis van Agnes Pandy als zij ontoerekeningsvatbaar zou worden verklaard? Diependaele: “Precies. Dan komt heel de zaak tegen mijn cliënt op losse schroeven te staan. ‘Nee’, zei het parket, ‘ook Andras Pandy is ontoerekeningsvatbaar, dus gaan we ze allebei interneren’. Dus mijn cliënt moet geïnterneerd worden op basis van de verklaringen van iemand die ook moet geïnterneerd worden. Ik volg niet meer, hoor.”

Over één van de centrale criteria op basis waarvan hij een zaak aanvaardt, is Diependaele duidelijk: “Ik moet het dossier verdedigbaar vinden. In algemene termen uitgedrukt: als ik elementen vind die in tegenstrijd zijn met wat mijn cliënt zegt, dan stel ik hem voor de keuze: ofwel vertelt hij mij de waarheid, ofwel zoekt hij een andere advocaat. Geloofwaardigheid is voor een advocaat uitermate belangrijk. Wie die heeft, kan naar een situatie gaan waarbij beroepsmagistraten zeggen: als die man dat hier komt vertellen, dan heeft hij dat eerst aan een kritische analyse onderworpen. Het eerste wat een stagiair-advocaat in zijn cursus deontologie te horen krijgt, is: een advocaat is de eerste rechter.”

Samengevat: Diependaele vindt de onschuld van Andras Pandy “verdedigbaar”: “Ja, ik heb het dossier voor mijzelf aan een kritische analyse onderworpen. En ik zeg: ik kan ’s mans onschuld bepleiten voor een assisenjury. Wat er gebeurd is met de mensen die verdwenen zijn? Die vraag moet ik niet beantwoorden. De vraag die ik – of liever: de assisenjury – moet beantwoorden, is: heeft deze man zijn familie uitgemoord of niet? Indien de leden van de jury daaraan twijfelen, moeten ze hem vrijspreken. Ik zeg: in dit dossier zit voldoende twijfel om hem vrij te spreken. En nogmaals: die verdwenen familieleden – ik moet niet bewijzen waar die zijn. Volgens het parket is dit dossier zo gemediatiseerd dat ze zich vast en zeker zouden hebben aangemeld, mochten ze nog in leven zijn. Tja, als dat het verweer zal zijn van het openbaar ministerie, dan prijs ik mezelf gelukkig. Dan had ik het van meet af aan bij het rechte eind.”

“Kijk, in het begin was het mijn houding om niet met de pers te praten. Maar als zelfs mijn collega’s mij komen vertellen dat Pandy volgens hen zo schuldig is als hij groot is, als ik wil vermijden dat mijn cliënt al veroordeeld is nog voor hij één stap in de rechtszaal heeft gezet, dan moet ik ook de andere klok laten luiden. En ik herhaal: zoals het dossier er nu ligt, ga ik onschuldig pleiten. Een assisenproces drijft natuurlijk op emotie. Maar ik weiger te geloven dat mijn cliënt bij voorbaat kansloos is. Het is overigens duidelijk dat de lekken naar de pers altijd van dezelfde kant komen: die van de onderzoekers. En ik heb de indruk dat het openbaar ministerie gefrustreerd is omdat ze de strategie van de verdediging niet kennen. Maar ja, ik respecteer de wettelijk verplichte geheimhouding van het strafonderzoek wél. Ik heb overigens al twee keer gevraagd voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling om een publieke zitting te organiseren – dat is een wettelijke mogelijkheid om mijn argumentatie naar buiten te brengen. Maar het werd mij telkens geweigerd.”

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content