Volgende week gaan alle kinderen weer naar school. Het manusje-van-alles, de duizendpoot van dienst, anders gezegd: het schoolhoofd, is daar dan al veel langer aan de slag.

De meneer van het rijksonderwijs laat zich verontschuldigen: hij is plots verhinderd. Dat verbaast de aanwezige heren schooldirecteuren allerminst: hun job krioelt van de onverwachte dingen. Zoals? “Hohoho”, klinkt het unisono. “Heeft u veel tijd?”

Het is duidelijk: ze zijn niet tevreden. Sterker zelfs: het water staat hen tot aan de lippen, zo hoog dat ze bijna verzuipen.

Walter Digneffe, Leo Craen en Karel Overlaet zijn schoolhoofd. Craen van een stedelijke, de beide anderen van een vrije basisschool. Het afwezige schoolhoofd van het gemeenschapsonderwijs geeft hen carte blanche, want in welk net ook, de klachten zijn overal dezelfde, en de situatie even belabberd. Ze vatten het bondig samen: “Wij zijn overbelast en we hebben geen geld om fatsoenlijk te werken.”

Overbelast? Jazeker. Wie denkt dat een directeur vooral bezig is met de organisatie van zijn school, heeft het bij het rechte eind, maar weet niet wat daar allemaal bij komt kijken.

KAREL OVERLAET: Stel: er gebeurt een ongevalletje op de speelplaats. Wie belt de ouders? Wie gaat er mee naar de dokter of het ziekenhuis? Juist. De directie. Of: een wc is verstopt. Wie moet dat oplossen? Inderdaad, de directie. Er springt een zekering. Een kind wordt niet tijdig opgehaald in de naschoolse opvang. Een mishandelde moeder komt haar nood klagen. Of een kind wordt heen en weer gesleurd in een vuile echtscheiding. En wie vangt dat op?

LEO CRAEN: Zit je middenin een ernstig gesprek, en binnen de tien minuten wordt er aan je mouw getrokken, gaat de telefoon of belt er iemand aan de deur. Een andere ouder wil je spreken, de melkboer komt leveren, iemand komt iets herstellen. Dat is allemaal voor de directeur, want die is ook de portier van de school. Je kunt zelden lang aan iets bezig zijn. Alles wat ik op de computer moet doen, doe ik thuis, ’s avonds of tijdens het weekend.

WALTER DIGNEFFE: Een school is eigenlijk een bedrijf, dat is ook de trend die het ministerie volgt. Van dat bedrijf is de directeur tegelijk de personeelschef die moet zorgen dat de werkomstandigheden van de leerkrachten optimaal zijn. Ook leerkrachten hebben hun problemen, waar je als directeur voor moet openstaan. Verder is de directeur publiciteitsverantwoordelijke die de uitstraling van de school verzorgt, en productverantwoordelijke, want de kinderen moeten een goede basisvorming krijgen. Maar daarmee is de kous niet af. Hij is ook financieel beheerder, loodgieter, verpleegkundige, pedagoog, psycholoog, leerkracht, sociaal assistent, manager, magazijnier, elektricien, klusjesman, huwelijksconsulent, en natuurlijk portier.

Elk jaar worden er meer en meer eisen gesteld aan scholen. Terecht, daar gaat het niet om. Maar de taakbelasting voor de directie wordt steeds groter. Dit schooljaar heb ik bijvoorbeeld de opdracht gekregen om een nucleair noodplan op te stellen, want onze school ligt op vijf kilometer van de kerncentrale van Doel. Daar ben ik toch niet toe bevoegd of opgeleid?

CRAEN: Nog een mooi initiatief van vorig schooljaar: kinderen van de basisschool die 28 kalenderdagen na elkaar ziek zijn, moeten onderwijs aan huis krijgen. Twee lestijden per week. Dat is veel te weinig, maar enfin. De directie moet een leerkracht zoeken die dat wil doen. Maar wie neemt diens klas over? Je kunt toch niet verlangen dat leerkrachten dat in hun vrije tijd doen? Deeltijdsen inschakelen? Nee, die kiezen voor deeltijds werk.

DIGNEFFE: In het secundair onderwijs bestaat die regeling niet. Als daar een kind achterstand oploopt door een langdurige afwezigheid, moeten de ouders privé-les bekostigen.

OVERLAET: De directie moet ook oplossingen bedenken als leerkrachten ziek zijn. Je mag pas een vervanger in dienst nemen als een leerkracht minstens tien werkdagen afwezig is. En dan moet je nog het geluk hebben iemand te vinden. Het voorbije schooljaar waren in mijn school op een bepaald moment vier leerkrachten tegelijkertijd ziek, en vond ik slechts één vervanger. Je kunt wel een poos twee klassen bij elkaar zetten, maar wat kun je doen met een groep van 45 kinderen? Waar ligt de grens? Je kunt misschien even zelf voor de klas gaan staan, maar dan blijft al dat andere werk liggen.

Leerkracht, portier, elektricien: een schoolhoofd heeft blijkbaar een job met veel afwisseling.

DIGNEFFE: Vervelen doen we ons niet. Maar veel van die taken staan ons eigenlijke werk in de weg. Wij zouden vooral pedagogisch-didactisch moeten bezig zijn, maar we hebben helaas te weinig tijd om dat werk fatsoenlijk te vervullen. En kwaliteit van het onderwijs, daar gaat het toch om? In overleg met de leerkracht en het PMS wordt elke leerling apart besproken. Daar moet je als directie bij aanwezig zijn. Begin maar te tellen hoeveel tijd dat in beslag neemt als je een school hebt met vijfhonderd leerlingen. Als er geen problemen zijn met een leerling, is het rap afgelopen, maar ieder kind heeft aandacht nodig. Ook de sterke leerlingen: zij moeten meer materiaal krijgen dan de zwakkeren.

CRAEN: Elke leerling heeft een eigen map. Iedere bespreking met het PMS of met de ouders wordt daarin genoteerd. Dat gesprek zelf duurt algauw een half uur, drie kwartier. Daarna moet je het nog opvolgen, de besluiten uitvoeren, bespreken met de onderwijzer…

OVERLAET: Het verschil in salariëring tussen directie en een onderwijzer bedraagt tien-, elfduizend frank, maar de directie moet wel constant ter beschikking staan.

CRAEN: Wij werken minstens vijftig uur per week. Overdag zijn we op school, van acht uur ’s ochtends tot na zes uur’s avonds. Komt daar nog avondwerk bij. Eerst en vooral: dringende dingen die overdag ongedaan bleven. Dan: minstens drie keer participatieraad, waarvan de directeur voorzitter is maar geen stemrecht heeft. Plus zes oudervergaderingen per schooljaar. En wij worden ook nog verondersteld om deel te nemen aan tal van buitenschoolse activiteiten: bijeenkomsten over aangelegenheden als drugspreventie, verkeer, jeugdbeleid.

Wat klagen de heren? Zij hebben er toch zelf voor gekozen om directeur te worden?

DIGNEFFE: Sinds ik directeur ben, is de kwaliteit van mijn leven er niet op vooruitgegaan. Tijd voor hobby’s is er niet meer. Deze job vraagt zoveel tijd dat je al de rest moet opgeven. Natuurlijk heb ik er zelf voor gekozen, maar niet voor wat het in de praktijk betekent. De helft van wat ik moet doen, had ik nooit voorzien. Ik had de ambitie om méér pedagogisch te werken, leiding te geven, verbeteringen door te voeren. Niet om boekhouder of klusjesman te worden. Dat is onze grote frustratie: het totaalpakket is te groot. Wij zijn met zoveel onbenullige zaken bezig dat we onze hoofdopdracht wel moeten verwaarlozen. Die kan opzijgezet worden, al die andere dringende zaken niet.

OVERLAET: Het pedagogisch-didactische luik van ons werk is een fulltime job, maar de administratie die er bijkomt ook. Die verandert trouwens ieder jaar. Tijd om er ervaring mee op te doen, krijgen we niet.

CRAEN: De overheid heeft wel de mond vol over autonomie, maar kan het niet laten steeds meer regels op te leggen, en ze moet met de regelmaat van de klok laattijdige rondzendbrieven herroepen, aanpassen, toelichten.

Krijgen jullie geen hulp?

DIGNEFFE: Een beetje, maar lang niet genoeg. De administratieve hulp die je krijgt, hangt af van het aantal leerlingen. Mijn school telt vijfhonderd leerlingen, het secretariaat bestaat uit 27 uur per week. Een secundaire school van dit formaat zou een zestal voltijdse ambten hebben aan studiemeesters en ander hulppersoneel.

OVERLAET: Mijn school heeft zo’n 340 leerlingen, dat wil zeggen: veertien uur administratieve hulp per week.

CRAEN: In mijn school schommelt het aantal leerlingen rond de driehonderd. Als het er het ene jaar 302 zijn, heb ik veertien uur administratieve hulp. Zijn het 299 leerlingen, tien uur.

DIGNEFFE: Wij willen meer administratieve hulp, zodat we als directie meer met ons eigenlijke werk kunnen bezig zijn. Ik ben het er volledig mee eens dat een secundaire school die grotere omkadering nodig heeft: de organisatie is er ingewikkelder, het aantal werknemers uitgebreider. Maar wij willen ook een degelijke administratieve omkadering.

OVERLAET: Vergelijk het maar met een KMO, want onze basisscholen hebben rond de dertig werknemers. Net als de baas van een bedrijf, hebben we een voltijdse hulp nodig. Een permanent iemand, en niet in een nepstatuut.

DIGNEFFE: In deze situatie moeten wij een beroep doen op de goodwill van onze leerkrachten. Dat is niet simpel: de ene dag wijs je ze terecht, en de volgende dag moet je vragen of ze asjeblief dit of dat willen doen. Ook ouders stellen zich soms kandidaat om te helpen. Als je werkt met vrijwilliggers, moet je het altijd heel tactisch aan boord leggen, want met azijn vang je geen vliegen.

OVERLAET: De verschillen tussen het secundair en het basisonderwijs zijn buiten alle proporties. De subsidiëring is in het gemeentelijk en het vrij onderwijs dezelfde: 11.555 frank per leerling in de lagere school, 19.398 voor een leerling in het secundair.

DIGNEFFE: En dan nog de rest: het verschil in administratieve hulp, bijvoorbeeld. Minister Van den Bossche zegt het zelf: de omkadering van het secundair bedraagt meer dan het tienvoud van een directie basisonderwijs. De werkingsmiddelen per leerling bedragen in het secundair meer dan het dubbele, terwijl vaste kosten als onderhoud van de gebouwen, klassen, verwarmingskosten, elektriciteit voor beide scholen dezelfde zijn.

OVERLAET: Daarbij komt nog dat secundaire scholen de kosten van boeken, kopieerwerken en rapporten niet betalen. Die verhalen ze op de ouders. De basisschool betaalt àlles, van schriften en handboeken tot potloden en een lat toe.

CRAEN: Op zich is dat een goed principe: iedereen wordt gelijk behandeld. Maar waarom in het secundair onderwijs plots niet meer? De wet zegt toch dat de toegang tot de school gratis is zolang er leerplicht bestaat? En dat is tot de leeftijd van achttien jaar.

OVERLAET: Daar gaat de discussie om, om het woord toegang.

DIGNEFFE: Schooldirecties staan telkens voor nieuwe uitgaven: recycleren, bijvoorbeeld, milieutaksen, het water is veel duurder geworden.

OVERLAET: In mijn school, met 340 kinderen, bedragen de kosten per jaar 100.000 frank aan water. Eén keer per dag toiletten spoelen is niet meer van deze tijd, hè.

CRAEN: De BTW is verhoogd, en dat is alweer een hap uit ons budget, want dat wordt niet automatisch geïndexeerd.

DIGNEFFE: Als we geen oudervereniging hadden, was het een hopeloze toestand. Die vereniging organiseert een Vlaamse kermis, een vlaaienslag, een schoolfeest, en dat levert samen bijna een miljoen frank op. Gelukkig, anders zouden onze klaslokalen in een rampzalige staat verkeren.

OVERLAET: Het secundair onderwijs wordt hervormd, en als dat rond is, komt er geld vrij voor het basisonderwijs. Goed nieuws, maar er schuilen addertjes onder het gras. In secundaire scholen worden alle ambten voor de administratie door de staat gedragen. Wij zullen dat van het bijkomend budget zelf moeten betalen, met als resultaat dat er al van tevoren een flinke hap uit is. Bovendien komt de overheid jaarlijks met nieuwe wetten op de proppen betreffende milieu, veiligheid, personeel, infrastructuur, eindtermen… Dat kost allemaal veel geld. Er is de nieuwe spelling en binnenkort komt de euro in voege. Dat heeft allemaal rechtstreekse gevolgen op de financiële situatie van een basisschool: die moet de handboeken aanpassen en ze – alweer – gratis ter beschikking stellen aan de kinderen.

Wij doen ons werk met liefde en plezier, en de overheid doet ons mooie beloften. Maar een schoolhoofd is als een ezel die de spreekwoordelijke wortel wordt voorgehouden. En wij gaan maar door.

DIGNEFFE: Naar wie zouden wij kunnen delegeren? Vroeger waren er soms nog kloosters verbonden aan een school, en waren de nonnen en paters altijd bereikbaar. Nu wordt er roofbouw op ons gepleegd. Heel wat collega’s stappen eruit, of ze worden ziek.

CRAEN: Het wordt steeds moeilijker om een directie te vinden voor een lagere school. Als er vroeger tien kandidaten waren, zijn dat er nu nog twee. Sommige directeuren hebben ook meer dan één school te beheren. Ik ken iemand die er drie heeft, in drie verschillende wijken, met drie lerarenteams en drie administraties.

OVERLAET: Eén school legt al constant beslag op je. Het is het eerste waar je aan denkt als je wakker wordt, en het laatste voor je in slaap valt. Als je tenminste kunt slapen.

En de vakanties dan? Juli en augustus, paas- en kerstvakantie, nog een weekje hier en een weekje daar?

(Protest in alle banken.) OVERLAET: Als de school eind juni sluit, blijven wij nog enkele weken op post. Een leerkracht die tijdelijk gewerkt heeft, kan voorrang vragen bij een aanstelling volgend schooljaar. Gegadigden kunnen die aanvraag indienen tussen 1 en 15 juli. De directie moet de formulieren in orde brengen voor 15 augustus. Daar zijn wij niet voltijds mee bezig, maar toch. Ook de inschrijvingen lopen tot 15 juli en vanaf 15 augustus.

Grote vakantie betekent grote schoonmaak. Eventueel met schilderwerken. Tijdens de kerstvakantie ga ik ook elke dag naar school om te controleren of de verwarming intact is en om de post na te kijken. Dat duurt geen hele dag, maar het zit wel constant in je hoofd.

DIGNEFFE: Ik neem een maand vakantie, en die heb ik broodnodig om uit het systeem te raken en op adem te komen. Niet alleen ik, ook veel collega’s, gaan noodgedwongen op reis. Het is bijna een vlucht, want als we thuisblijven, weten ze ons toch altijd te vinden.

Griet Schrauwen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content