Wordt popmuziek eindelijk ernstig genomen? Socioloog René Boomkens is de eerste professor in het Nederlands taalgebied die pop doceert.

“Ik had meer negatieve reacties op mijn aanstelling verwacht”, zegt René Boomkens. “Meer wantrouwen. Waarom moet er wetenschappelijk onderzoek komen over iets alledaags als popmuziek, vragen vertegenwoordigers van de zogenaamde hogere cultuur zich af. Ze redeneren: iedereen luistert ernaar, verder valt er niets over te vertellen.”

Aan Boomkens om het tegendeel te bewijzen. Vanaf eind oktober doceert de Nederlandse socioloog aan de universiteit van Amsterdam de cursus popmuziek. Boomkens is daarmee de eerste popprofessor van het Nederlands taalgebied. In Amerika bestaan al geruime tijd vergelijkbare posten, maar daar wordt pop als een volwaardige cultuurvorm beschouwd. Hier heeft men nog steeds de neiging om het af te doen als minderwaardig, een fase in het leven van jongeren. Terwijl Billy Corgan, zanger van de rockband The Smashing Pumpkins, onlangs verklaarde: “Popmuziek is de belangrijkste kunstvorm van de twintigste eeuw.”

De aanstelling van Boomkens komt er op voorspraak van het Nationaal Pop Instituut, een stichting die zich al jaren inzet voor de promotie van popmuziek en begeleiding van de beoefenaars ervan, en die popmuziek nu ook academische dimensie wil geven. De cursus wordt toegankelijk voor studenten communicatiewetenschappen en musicologie.

René Boomkens: Precies omdat popmuziek zo’n alledaags fenomeen is, wordt ze niet ernstig genomen. De academische wereld kijkt er misprijzend naar. Ook vele muzikanten verzetten zich tegen de inlijving van de wetenschap. Het us against them-gevoel. Ze vinden dat ze heel gewone dingen doen, waar geen drukte over moet worden gemaakt. Pop is geen kunst, zeggen ze, want kunst is voor en van de burgerij. Bob Dylan is het beste voorbeeld van een popartiest die zich afkeert van de analyse van zijn werk. Toen hij begin jaren zestig werd uitgeroepen tot woordvoerder van de “nieuwe protestgeneratie”, ging hij plots introverte liefdesliedjes zingen. Muzikanten vrezen dat academisering de essentie van de muziek zal aantasten.

Dat kan u als wetenschapper niet tegenhouden.

Boomkens: Het vormt zelfs een extra motivatie. Volgens mij overschat men het directe effect van de wetenschap op de muziek. Het blijven gescheiden werelden. Ik wil wel muzikanten ondervragen, het publiek bestuderen, maar mijn bevindingen hebben niet meteen een impact op de ontwikkeling van de popmuziek. Muzikanten vragen: worden we beter van het onderzoek naar onze bezigheden? Nee, ze worden er niet beter van. Maar daar gaat het niet om. Hoogstens is de wetenschap een steun voor artiesten die klagen dat niemand de diepere betekenissen in hun liedjes herkent. Want die diepere betekenissen zijn er wel degelijk.

Wat leren studenten tijdens uw colleges en wat niet?

Boomkens: Er wordt niet aan tekstanalyse gedaan. Verder ga ik me ook niet bezighouden met het ontwikkelen van een aparte esthetica voor de pop. Het is daarentegen wel interessant om na te gaan hoe de kunst en de cultuur is beïnvloed door popmuziek. De algemene opinie zegt dat met het postmodernisme het verschil tussen hoge en lage kunstvormen is opgeheven. Volgens mij heeft de pop- en rockmuziek daar een veel grotere rol in gespeeld dan wordt aangenomen.

Ja, u zegt het maar.

Boomkens: Pop en rock zetten destijds een beschavingsproces in gang dat niet van “hoog” naar “laag” verliep, maar grotendeels andersom. Beschavingstheorieën gaan uit van een model waarbij centrale waarden door elites worden verbreid over de overige bevolkingsgroepen. Rock-‘n-roll daarentegen begon onderaan, bij de arbeidersmens die verondersteld werd alleen op een passieve manier bezig te zijn met cultuur, en sijpelde geleidelijk door naar de culturele bovenklasse. Doordat pop en rock zich onttrokken aan de heersende kaders van de cultuur, zorgden ze voor verwarring. Uiteindelijk werden ze aanvaard als nieuwe code. Popmuziek gebeurde onbedoeld, was zich oorspronkelijk ook helemaal niet bewust van een hogere cultuur. Het blijft in dat verband grappig te weten dat Elvis Presley voor het eerst de studio binnenstapte om een verjaardagsliedje voor zijn moeder op te nemen. Inderdaad, dààr is de hele rebelcultuur uit ontstaan.

Elvis werd eerst beschouwd als een ketter, daarna als genie en cultureel icoon. Dat zegt alles?

Boomkens: Kan je geloven dat tijdens de eerste tv-opnamen van Elvis alleen zijn bovenlichaam werd getoond, omdat zijn wilde heupbewegingen subversief waren! Men kon niet anders dan het fenomeen Elvis in beeld brengen, maar men probeerde het zoveel mogelijk binnen de grenzen van de zeden te houden. Idem voor The Beatles. Eerst verguisd, dan de hemel in geprezen. Die ommezwaai is verklaarbaar. Zowel Elvis als The Beatles werden “ontdekt” door de jongeren uit de arbeidersklasse. Dat was makkelijk af te doen als: een randverschijnsel. Iets voor nozems – trouwens een term uit de criminaliteit. Criminologen waren de eersten die zich serieus met het fenomeen popmuziek gingen bezighouden. Pas toen ook de middenklasse naar popmuziek begon te luisteren, kwam de aanvaarding. En pas toen besloten jeugdsociologen het afwijkend gedrag niet meer te bestuderen als potentieel bedreigend, maar als innovatief.

Wanneer is die ommezwaai er precies gekomen?

Boomkens: Rond ’75 werkte aan de Centre for Contemporary Cultural Studies in het Engelse Birmingham een groep jonge onderzoekers die zelf waren opgegroeid met popmuziek. Ze voelden zich verbonden met het gebeuren. Ze hadden zoiets van: wij willen onze eigen cultuur wel eens in kaart brengen.

U noemt rock-‘n-roll een van de belangrijkste revoluties van de eeuw.

Boomkens: Omdat de muziekvorm zo’n dominant cultureel patroon ontwikkelde. Volgens de beroemde socioloog Norbert Elias sijpelt cultuur van de burgerij naar de apen van de arbeidersklasse. Sinds popmuziek heeft hij ongelijk. De apen hebben hun eigen cultuur opgedrongen aan de bovenklasse. Ronald Reagan haalde The Beach Boys naar het Witte Huis, Vaclav Havel nodigde The Rolling Stones uit om samen de onafhankelijkheid van Tsjechië te vieren, Bill Clinton voerde campagne met een liedje van Fleetwood Mac.

Waar staat popmuziek precies voor? Pop komt van het Engelse popular, maar er moet meer zijn.

Boomkens: Het is moeilijk om de term te definiëren. Door de enorme diversificatie en het vervagen van de grenzen, wordt het ook steeds moeilijker. Vroeger had je Johnny Jordaan, een volkszanger en geen popartiest. Maar waar plaats je Marco Borsato? De groep Rowwen Hèze zingt in een sappig Limburgs dialect, maakt een mengelmoes van gitaarpop, hoempapa en texmex… en mag daarmee op het podium van Pinkpop staan, het grootste pop- en rockfestival van Nederland. Er is een tendens om alle genres en subgenres onder die ene noemer pop te vatten. Aan de andere kant gaan veel subgenres toch een eigen leven leiden. Met als mogelijk gevolg dat de term popmuziek zo betekenisvol of -loos zou kunnen worden als de term wereldmuziek.

Het begin van pop situeer ik midden jaren vijftig. Chuck Berry, Elvis Presley. Verschillende culturen die samenkwamen, blank en zwart, hoog en laag, en dat voor het eerst.

Van rock-‘n-roll over psychedelica via punk en disco tot house en grunge: zijn er constanten in de popmuziek, over alle stromingen heen?

Boomkens: Popmuziek kan niet zonder het liedje: een herkenbaar ritme en een simpele rijm. Tenminste, dertig jaar lang was dat de kern van de zaak. De laatste tien jaar is daar verandering in gekomen, dankzij de house. De hitparademuziek steunt nog wel op “het liedje”, want van een zestien minuten lang klankentapijt maak je geen hit. Maar de housecultuur – met zijn allesoverheersende beat – heeft het liedje naar de achtergrond gedrongen.

House heeft veel veranderd. De muziekstijl komt voort uit disco en Europese industriële acts. De hele cultuur is het product van een goedkopere vorm van uitgaansleven: een compromis tussen de oude discotheek, waar alleen plaatjes werden gedraaid, en het liveconcert van een echte groep. De dj neemt de plaats in van de groep. Hij draait andermans platen, maar mixt ze op een eigen manier aan elkaar. Hij is goedkoper dan een hele groep, dus wordt het makkelijker een house- of techno-feest op te zetten dan een concert. House en techno zijn nauw verweven met het uitgaansleven, want buiten de discotheek doet de muziek het lang niet zo goed als in de discotheek. In de kroeg wordt ze snel storend, in de supermarkt zul je ze ook niet horen.

Waarom wordt de cursus popmuziek gedoceerd door een socioloog en niet door een musicoloog?

Boomkens: Omdat de belangstelling uit die hoek nihil is. Een musicoloog in Tilburg heeft het geprobeerd, maar die kreeg zo weinig ondersteuning dat het snel weer afgelopen was. Brahms, Bach, Indonesische gamelanmuziek: daar willen ze allemaal wel onderzoek naar voeren. Maar voor Frank Sinatra of Abba halen ze hun neus op. De musicoloog gaat ervan uit dat een popmuzikant slechts drie akkoorden kent en daardoor oninteressant is. Dat van die drie akkoorden klopt vaak ook. Alan Price van The Animals werd geregeld gevraagd hoe hij die bekende orgelpartij van “House of therising sun” had bedacht. Dat kon hij niet uitleggen. Maar dat maakt hem niet minder interessant.

Kan men popmuziek op dezelfde manier en volgens dezelfde methodes aanleren als klassieke muziek?

Boomkens: Neen. Er zijn wel academies die het proberen. Het beroemdste voorbeeld is de Guitar School in Los Angeles. Ik ben er eens op bezoek geweest. De studenten spelen perfect Jimi Hendrix na, maar na vijf minuten val je uit pure verveling in slaap. Omdat popmuziek nu eenmaal geen kwestie is van reproduceren, maar steunt op eigen creativiteit en emotionele betrokkenheid.

Bij klassieke muziek ligt de nadruk op reproductie.

Boomkens: Ja, absoluut. De klassieke muziek vervult een museumfunctie. Men herhaalt maar en herhaalt maar. Zodat de ontwikkeling stilvalt.

Dat gevaar dreigt ook met scholen voor rock.

Boomkens: Jazeker. Er zullen groepen opstaan die zich specialiseren in het reproduceren van pakweg Beatles-achtige melodieën. Groepen die academisch klinken. Je merkt het nu al, zonder dat er een conservatorium in de buurt is. Een groep als Crowded House doet ook soms academisch aan.

Als docent word je gedwongen om een relevante indeling van de popmuziek te maken. Dat lijkt me lastig.

Boomkens: Het is bijna ondoenbaar. Je kan hoogstens stromingen onderscheiden en daarin de belangrijkste invloeden aanwijzen. Maar zelfs dat blijft nattevingerwerk. En je bent altijd onvolledig. Nu, ik ga het toch proberen. Er bestaan spontane hiërarchieën in de popmuziek, er is de erkenning van een aantal onmiskenbare grootheden zonder wie veel niet zou bestaan hebben. Daar sluit ik me bij aan. Het is simpel: vanaf welk moment is iemand onmiskenbaar? Vanaf het moment dat hij of zij vaak genoemd wordt als onmiskenbaar. Door de muzikanten. Zij stellen eigenlijk zelf een hiërarchie op. Je hoeft niet van Michael Jackson te houden om te horen dat hij een nieuwe vorm heeft gegeven aan de zwarte muziek in het begin van de jaren tachtig. James Brown is zo vaak gesampled door anderen dat hij wel belangrijk moét zijn.

Mensen als Chuck Berry of Elvis Presley komen automatisch in het overzicht voor. Nog een naam die niet mag ontbreken: Ray Davies van The Kinks. Een belangrijke inspiratie voor de Britpopscène van enkele jaren geleden, onder aanvoering van Blur. Davies, met zijn vreemde mengelmoes van Amerikaanse rock-‘n-roll en vaudeville, creëerde een hele Engelse songschrijverstraditie. Hij was ook een voorbeeld voor de punk. De punk, die samen met disco een grote invloed had op de jaren tachtig. De samenvoeging van de twee stijlen resulteerde in groepen als Duran Duran en Heaven 17; van oorsprong punkbandjes, die dan synthesizers ontdekten.

Zijn er maatstaven voor het bepalen van de kwaliteit van popmuziek? Want we willen toch wel weten waarom Beck beter is dan The Backstreet Boys.

Boomkens: Er zijn wel criteria, maar ze zijn niet eenduidig. Meestal kan je pas achteraf vaststellen wat iemand betekend heeft. Kijk naar Abba. Die groep geraakte bekend dankzij het Eurovisiesongfestival, hèt keurmerk voor gebrek aan kwaliteit. Maar Abba bleek tot meer in staat dan “Waterloo”, en ook dat nummer was al een hoogvlieger. Op het moment zelf zagen we dat niet in, maar terugkijkend moeten we erkennen dat Abba zekere kwaliteiten had. Alleen: welke kwaliteiten? Heel lastig om je vinger op te leggen. Zijn het de ingewikkelde melodielijnen? Neen, want veel ingewikkelde melodielijnen klinken vreselijk. Bij popmuziek is virtuositeit nooit een bepalende factor, waar dat bij veel andere kunstvormen wel het geval is. Pop steunt ook op sound en energie, vage factoren.

Als ik toch moet uitleggen waarom Beck beter is dan The Backstreet Boys, zou ik zeggen: omdat Beck er beter in slaagt om te variëren op de bekende thema’s. Maar is dat een keihard bewijs? Neen. Je kan er alleen van uitgaan dat hij over tien jaar meer invloed blijkt te hebben gehad dan The Backstreet Boys.

Bent u daarom geneigd om Michael Jackson naast Randy Newman te plaatsen, zonder een waardeoordeel te vellen?

Boomkens: Ja, inderdaad. Wat is “beter” in de muziek? De moeilijkheid blijkt wel uit de vreemde verhouding tussen succes en erkenning. Captain Beefheart werd in zijn experimentele periode op handen gedragen door een kleine groep fans; toen hij meer conventionele muziek begon te maken, steeg zijn platenverkoop maar verloor hij de erkenning van zijn bewonderaars. Beefheart is nooit echt beroemd geworden, maar behoort wel tot de invloedrijkste mensen uit de popgeschiedenis. Idem voor Randy Newman: vrij onopvallende carrière, maar ondertussen wel een van de meest gecoverde artiesten, na The Beatles.

Als popmuziek mede dankzij de wetenschap verhuist van de marge naar het establishment, wat komt er dan in de plaats?

Boomkens: Niets, denk ik. Omdat de wetenschap niet zoveel verandert aan de muziek. Er moet dus niets gecompenseerd worden.

Het is nochtans hoog tijd voor een volgende omwenteling: in ’67 de flowerpower, in ’77 de punk, in ’88 de house, en nu?

Boomkens: Ik denk niet dat popmuziek nog de leiding zal nemen in een cultureel of maatschappelijk verzet, zoals bij punk of flowerpower. House had al niet meer dat rebelse. House was een protest tegen het protest. Een cultuur van jongeren die zegden: laat ons met rust. Je had in die tijd veel intellectuelen die artikels schreven in opiniebladen over de vraag: waar blijft de nieuwe generatie opstandige jongeren? Nou, de jongeren hielden een opstand tegen de behoefte aan opstand. Nu staan we alweer een stap verder. Ik voorspel een herwaardering van het instrument, een terugkeer naar de welluidendheid. Ook terug naar de oude waarden. Een van de vreemdste nieuwe fenomenen is de straight edge-cultuur: jongeren die zich heel strikte en preutse normen opleggen. Geen drugs, geen alcohol, geen seks buiten het huwelijk of vaste relatie.

U gaat het als oude rot allemaal eens uitleggen aan jonge studenten. Bestaat het gevaar van “opa vertelt”?

Boomkens: Zeker. Maar dat stoort me niet, ik kijk er zelfs naar uit. Ik hoef niet constant actueel te doen, want het is nog te vroeg om een relevante beschouwing te maken van actuele stromingen. Maar als studenten willen afstuderen met een thesis over nieuwe trends, is het mijn taak om hen een breder kader aan te bieden, hun visie te verbreden. In Amerika gebeurt het al jaren, in Glasgow is er Simon Frith, in Stockholm Keith Roe. Eindelijk kan het nu ook hier. Het is een begin, een stap voorwaarts, een erkenning.

Bart Vandormael

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content