Kampioen, bekerhouder, competitieleider, en in de play-offs van de Champions League. Het is allemaal van toepassing op volleybalclub Knack Roeselare. Een gesprek met Ivan Contreras, de Mexicaanse sterkhouder van de ploeg.

Aardige man, Ivan Contreras. Bijzonder inschikkelijk. ‘Een interview? Oké. Waar had u het graag gedaan? Hoe laat? Geen probleem.’ Belt beleefd de avond voor de afspraak terug. ‘Of het een half uurtje vroeger kan? Indien niet, ook goed, dan wacht ik wel op u.’ Perfect Engels, intelligente kerel, afgestudeerd als elektronica-ingenieur aan de Penn State University in Pennsylvania, Verenigde Staten. Een inleidend vraagje om het ijs te breken was dus eigenlijk overbodig, maar toch.

Is Ivan een gebruikelijke voornaam in Mexico?

IVAN CONTRERAS: Toen ik geboren werd nog niet. Maar de laatste jaren raakt hij meer en meer ingeburgerd. Eigenlijk heb ik twee voornamen: Gerardo Ivan. Mijn moeder vond Ivan mooi, maar ze was bang dat ik het niet leuk zou vinden, eens ik wat ouder werd. Maar goed, iedereen noemde mij van in mijn kinderjaren al gewoon Ivan, dus…

Hoe komt een Mexicaanse volleyballer in België terecht?

CONTRERAS: Ik stam uit een sportieve familie, en op school in Mexico werd sport erg gestimuleerd. Ik ben begonnen met atletiek. Ik was een vrij verdienstelijk hordenloper, ik raakte zelfs tot in de nationale jeugdselecties. Maar ik werd het beu om een heel jaar te moeten trainen om dan af en toe eens gedurende 13 seconden een wedstrijd te lopen. Ik wou een ploegsport, elke week wedstrijden. Van alles heb ik dan geprobeerd, en voor volleybal bleek ik talent te hebben. Vraag me niet waarom.

Ik maakte snel progressie, en ik werd opgeroepen voor de nationale ploeg. Die sport heeft voor mij de wereld geopend. Dankzij mijn volleybalprestaties kreeg ik een beurs om aan de Penn State University te studeren, een school met een uitstekende reputatie voor elektronica-ingenieurs. Met de volleybalploeg werden we universitair kampioen, we waren de eerste ploeg buiten California die daarin slaagde. Dat wekte dan weer Europese interesse op, en zo ben ik in Zwitserland beland, bij Näfels.

Na vier jaar wou ik hogerop, maar Italië leek me een té grote stap. Ik kon naar Frankrijk, bij Poitiers. Alles was al in kannen en kruiken, getekend en al, toen de trainer die me gehaald had, het aan de stok kreeg met de sponsors. Alle contracten werden afgeblazen, en daar stond ik dan. Mijn toenmalige trainer bij Näfels was Yurek Strumilo, een oude bekende in het Belgische volleybal. Hij bracht me in contact met de voorzitter en de trainer van Roeselare. België leek me een waardig alternatief, ook al wist ik er niet veel van. En ik ben nog altijd blij dat ik het gedaan heb.

Wát wist je dan over het Belgische volleybal?

CONTRERAS: Men had me gezegd dat er twee sterke ploegen waren: Maaseik en Roeselare. En dat traditioneel Maaseik altijd de prijzen pakte. Iedereen vertelde me ook dat de mensen in Roeselare aardiger zijn, dat kan ik ondertussen beamen. Maar meer wist ik eigenlijk niet.

Buitenlandse spelers zijn vaak passanten, ze beschouwen België als een tussenstap. Hoe komt het dat jij na zes jaar nog steeds hier bent?

CONTRERAS: Een tussenstap? Als je ieder jaar Champions League kunt spelen, als je ieder jaar uitkomt tegen de Europese top, is dat toch ook niet slecht? Roeselare is uitgegroeid tot een vaste waarde. Ondertussen is het óók een topploeg, hè. Eens je in België zit, zijn de uitwijkmogelijkheden beperkt. Veel mensen vragen me waarom ik niet naar Italië ga. Ik kan je zeggen dat ik er een paar aanbiedingen had, maar dan wel van ploegen die níét ieder jaar Europees spelen, en die soms moeten vechten tegen de degradatie. Dan ben ik liever bij een ploeg die vaak wint, en ook Europees meetelt. Bovendien mag je je familie niet vergeten: we wonen hier al een tijdje, mijn vrouw raakt hier ingeburgerd, mijn twee kinderen zijn hier geboren. Door de jaren heen krijg je hier wortels, en wordt het moeilijker om weg te gaan. Ik had bijvoorbeeld een aanbieding om in Polen te spelen, een zéér goede aanbieding, zakken vol geld. Maar Polen is Polen. Dat is toch een andere maatschappij dan de onze. Daarom ben ik er niet op ingegaan.

Wat maakt het leven hier zo aangenaam?

CONTRERAS: Mensen zijn hier vrij open, je maakt nogal makkelijk vrienden. En België is centraal gelegen. Het heeft zelf heel mooie plekjes en van hieruit kun je makkelijk naar Parijs of Amsterdam. Dat zijn steden die ze ook in Mexico kennen. Ik voel me echt geprivilegieerd dat ik die allemaal zo makkelijk kan bezoeken. Mijn vrienden benijden me.

Een jaar of tien geleden wou iedere volleyballer naar Italië, het hoefde niet eens een topclub te zijn. Nu lijkt België voor velen ook al een mooi alternatief. Is het Belgische volleybal er dan zo sterk op vooruitgegaan?

CONTRERAS: België heeft zeker een stuk van zijn achterstand ingehaald, in de zin dat het nu ook in de Europese competities een rol van betekenis speelt. In die periode van de Europabeker speel je toch wekelijks een topmatch. Waar België nog achterophinkt, is het niveau van de nationale competitie. In het weekend staan we nog vaak tegen mindere tegenstanders.

Maar qua organisatie en clubstructuur mag je in België niet klagen. Ik kan natuurlijk niet uit ervaring spreken, want ik heb in Europa nog maar bij twee ploegen gespeeld. Maar ik hoor toch vaak verhalen over spelers, ook in Italië, die al twee, drie maanden niet betaald zijn. Dat heb ik bij Roeselare nog niet meegemaakt. Als je hier aankomt is je appartement in orde, je krijgt een mooie auto, bij het begin van de maand staat je loon keurig op de rekening. Op dat gebied hoef je je, toch zeker bij Roeselare, geen zorgen te maken. Het enige waarop wij ons moeten concentreren is volleyballen. En ik hoor ook van andere, kleinere ploegen, dat de toestand er de laatste jaren veel stabieler geworden is.

Beseft het grote publiek volgens jou op welk niveau onze topploegen staan?

CONTRERAS: Dat denk ik niet, nee. Het is ook niet makkelijk. Volleybal is een sport die moeilijk te promoten is, veel moeilijker dan voetbal. Waarom? Omdat het ook niet simpel is om te spelen. Neem tien vrienden, trap tegen een bal en je kan je al amuseren, zelfs al lijkt het nergens op. Bij volleybal is dat niet zo: je moet al bepaalde spelpatronen kennen, je moet al een zeker niveau halen om het leuk te vinden. Veel mensen kunnen zich met onze sport niet identificeren omdat ze er te weinig plezier in vinden om het zelf te spelen, of gewoon omdat ze er de finesses niet van snappen. Ik beweer nu niet dat je bijzonder intelligent moet zijn om volleybal te kunnen appreciëren, maar het is geen simpele sport, dat staat vast.

Roeselare klopte in de Champions League twee keer de Europese vicekampioen en leed in eigen land nog maar één nederlaag. Zijn jullie sterker dan vorig jaar?

CONTRERAS: Volgens mij wel. Niet zozeer in onze startopstelling, want onze basis-zes is vrijwel onveranderd gebleven, maar vooral door onze bank. Onze invallers halen een beter niveau. Als nu een van de basisspelers minder goed in de wedstrijd zit, staat er altijd wel iemand klaar om het probleem op te lossen. Meer wisselmogelijkheden maken een team sterker, en dat is bij ons nu het geval.

Maar eigenlijk paste de puzzel vorig jaar al. Onze middenaanvallers verbaasden iedereen: Sergiu Stancu, onze Roemeen, kwam van Torhout, niet veel mensen geloofden dat hij het bij Roeselare zou waarmaken, maar hij bewees het tegendeel. Iedereen had twijfels over de Venezolaan Ivan Marquez, want bij Mallorca raakte hij nauwelijks van de bank. Nu bewijst hij dat je met een spronghoogte van 1,20 meter vrijwel onstuitbaar bent in het midden. Onze receptie is betrouwbaarder geworden, het klikte tussen mij en spelverdeler Frank Depestele. En dan heerst er ook nog stabiliteit in de ploeg. Dominique Baeyens is hier al een eeuwigheid coach, hij heeft natuurlijk ook jaar na jaar bijgeleerd. Vraag het hem maar; hij zal wel erkennen dat hij nu een betere coach is dan pakweg acht jaar geleden. Allemaal redenen waarom we voor het eerst in jaren Maaseik konden kloppen en titel én beker wonnen.

Blijft wel het feit dat Maaseik en Roeselare de voorbije tien jaar het Belgische volleybal totaal domineerden. Is het niet negatief als een sport een decennium door amper twee ploegen beheerst wordt?

CONTRERAS: Het kan inderdaad wat vervelend worden voor de toeschouwers. Voorspelbaarheid is nooit aangenaam. Maar wat wil je? Dat wij bewust wedstrijden verliezen? Nee toch. De andere ploegen zijn trouwens aan een inhaalbeweging bezig. Wat mij betreft: ik win graag álle wedstrijden.

Roeselare was enkele jaren geleden de beste in de Europese ‘TopTeams-cup’, zeg maar de UEFA-beker van het volleybal. Zie je een Belgische club momenteel in staat om de Champions League te winnen, iets waar we in het voetbal ondertussen veraf zijn?

CONTRERAS: Mogelijk wel, Maaseik was er al eens dichtbij, maar het blijft bijzonder moeilijk. Je moet echt fantastisch spelen om zelfs maar een kansje te maken. In eigen land liggen onze ambities hoog: titel en beker. We staan dan wel riant aan de leiding, maar eigenlijk hebben we nog niets. Europees daarentegen bekijken we het stap voor stap. Onze volgende ronde is tegen een ‘monster’: Tours, de titelverdediger. Als we die kunnen verslaan, zien we wel verder. Je mag ook niet vergeten dat de Europese competities allemaal een pak sterker zijn geworden, ook bij onze concurrenten. Vroeger gaapte er een enorme kloof tussen de absolute top, eerst de Italianen en later ook de Russen, en de rest. Maar vandaag bestaat die afstand alleen nog op papier. Topclubs kunnen nog altijd een beroep doen op spelers met olympische ervaring, spelers die aantraden op het wereldkampioenschap, of op de World League. Maar dat betekent niet dat ze op voorhand gewonnen hebben. Je ziet al eens vaker een verrassende uitslag.

Die kloof helemaal dichten, is dat alleen een kwestie van geld?

CONTRERAS: Niet helemaal. Volleybal is een sport die gebaseerd is op organisatie, geld is er niet alles. De rijkste club koopt de beste spelers, maar dat biedt niet altijd een garantie op succes. Kijk in het voetbal maar naar Real Madrid. Je moet de juiste combinatie van spelers vinden, dát is de uitdaging.

In de loop der jaren ben jij niet alleen de vedette, maar ook het boegbeeld van Roeselare geworden. Je bent ook een echte ploegspeler. Dat is vrij uitzonderlijk voor een buitenlander?

CONTRERAS: Misschien wel. Je ziet vaak dat individuele talenten vedetten worden, enkel door naar zichzelf te kijken. Maar ik heb geleerd dat een speler die zich ten dienste stelt van een ploeg daar twee keer voordeel uit haalt. Ten eerste maakt hij zijn medespelers beter, en daardoor in de meeste gevallen zijn team succesvoller. En bovendien wordt hij veel meer geapprecieerd door de supporters. Hoe meer je geeft, des te meer je terugkrijgt, nietwaar? Je krijgt respect en waardering van je medemaats, maar ook van supporters en bestuur. En dat zijn tenslotte de mensen die erover beslissen of je je contract mag verlengen of niet. Ofwel ben je ‘ pro-team’, ofwel ‘ pro-yourself‘. Ik ben liever een ‘ pro-team‘- speler.

Betekent dat dat je hier nog een tijdje blijft?

CONTRERAS: Allicht. Ik heb nog een contract van twee jaar; ik heb al aanbiedingen uit Frankrijk, Italië en Polen afgeslagen. Ik ben hier gelukkig, mijn familie heeft het naar haar zin, en binnenkort word ik misschien Belg. De procedure is in elk geval al opgestart, we moeten gewoon afwachten wanneer het parlement zijn goedkeuring geeft.

Waarom wil je Belg worden?

CONTRERAS: Grotendeels voor mijn kinderen. Mijn zoon en mijn dochtertje zijn alle twee hier geboren, maar omdat mijn vrouw en ik beiden Mexicaans zijn, kunnen ze normaal gezien de Belgische nationaliteit niet krijgen. En ik ben van oordeel dat Belg zijn hen een voordeel biedt, later. Het geeft natuurlijk geen garantie op een beter leven, maar het opent alvast meer deuren. Bovendien is het goed voor de club: als ik Belg ben, kunnen ze nog een andere buitenlander aantrekken. Dat kan ons alleen maar sterker maken. Een win-winsituatie, als het ware. Aangezien ik al zo lang hier ben, dacht ik: Waarom eigenlijk niet?

Zit de Belgische nationale ploeg er dan in?

CONTRERAS: Dat wordt moeilijk. Ik speel nu immers al voor Mexico. Als ik voor een ander land wil spelen, moet ik eerst twee jaar wachten. Bovendien moet België dan een soort van internationale transfervergoeding betalen. Het komt niet vaak voor in het volleybal, maar mocht de vraag gesteld worden, ik zou het zeker doen.

Ik ga trouwens nog maar één keer per jaar terug naar Mexico, na het seizoen. Maar na een paar dagen ben ik er alweer weg, dan trek ik naar Puerto Rico. Van mei tot juli heb je er een zomercompetitie, waarin twee buitenlanders toegestaan zijn, als versterking. De ‘ refuerzos‘ noemen ze ons daar. Tja, sommigen hier in België spelen in de zomer beachvolleybal, anderen gaan naar de nationale ploeg, ik trek naar Puerto Rico. Rustige competitie, minder trainen, de meeste spelers zijn er semiprofs, je kan er je kleine kwaaltjes en pijntjes rustig laten herstellen, het niveau is goed, en het brengt nog op ook. Eens het in Puerto Rico voorbij is, heb ik nog een paar weken voor mijn familie en vrienden in Mexico, daarna gaat het weer richting België. Als ik dat ritme nog een paar jaar kan volhouden, is het goed geweest. Dan kan ik uitkijken naar een nieuwe job. Nog geen idee wat. Een eigen zaak beginnen of in een bedrijf gaan werken? Iets in het volleybal of niet? Hier of in Mexico? Nog niet bij stilgestaan. We zullen wel zien.

KRIS CROONEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content