Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

De zwarte krijgers van den dood, die hen in zwartheid velden, ontnamen aan hun dierbaren troost, aan Malinois zijn helden. D’r beeft zoo’n wond’re stille klacht, doorheen ons dierbaar weten, ach vrienden van ons geel en rood, zoudt gij ons nu vergeten?

Kanunnik Francis Dessain draait zich om in zijn graf, John Cordier draait zich om in zijn graf, en elke Maneblusser die naam waardig draait zich om in zijn graf. Behalve uiteraard ‘die van de Racing’, de goddelozen, die niet eens een graf hebben om zich in om te draaien. Toch zeker geen gewijd. In het Van Kesbeeckstadion, ja, daar lachen ze zich een ongeluk met wat er bij de vijand gebeurt. Zoals de kaloten een paar jaar geleden toen Racing-voorzitter Fons Rooms plots Georgische geldschieters had gevonden. ‘Fons is bij de ma-fia’, zongen ze toen Achter de Kazerne, bevestiging van een vermoeden dat daar al langer leefde. Die Georgiërs kregen meteen de gerechtelijke politie aan hun broek en waren even snel weer weg als ze gekomen waren.

De vaudeville die de jongste maanden bij KV Mechelen is opgevoerd, overtreft elke vaudeville die waar dan ook is opgevoerd. U hebt dat via de populaire media kunnen volgen, het is onnodig het hier op te rakelen. Het op twee meter afstand laten schaduwen van manager Luc Verheyen, die kort voordien als redder was binnengehaald, is nergens vertoond. En de scheldkanonnades tussen de voorzitter en zijn levensgezellin, en de ook als redder binnengehaalde maar daarna manu militari uit het stadion weggejaagde Aad De Mos, daalden onder een niveau dat zelfs in het voetbal nooit eerder werd bereikt.

‘De Van den Wijngaerts zijn aan de drank’, toeterde De Mos in de krant. ‘De Mos doet zijn eigen dochter met de spelers slapen om te weten wat ze in de groep over hem vertellen’, repliceerden Willy en Rosie met evenveel gemak in Humo, dat om wat vuile praat nooit verlegen zit. Hierbij dienen we wel aan te stippen dat die dochter van De Mos Tessa heet, wat spontaan allerlei ergs doet vermoeden, en dat ze alvast met één KV-speler de sponde deelt aangezien ze samenwoont met Lukasz Kubik, ne Pool goddomme.

DE KOEKENMAN

Voorzitter Willy Van den Wijngaert heeft inmiddels meer dan een half miljard frank geleend, lees verloren, aan zijn voetbalclub. Bedrag dat door allerlei managers en directeurs met grote zwier over de balk is gegooid. Van den Wijngaert werd in januari 1998 voorzitter. Hij is de baas van familiebedrijf Bofin, een goed draaiende koekjesfabriek uit Putte-Peulis. Levert aan de supermarkten, is onder eigen naam op de markt maar ook onder tal van andere merknamen zoals de Samson- en Plopkoeken, en is in grote delen van Europa en Afrika speculaasgewijs te vinden aan de rand van menige kop koffie. Meer dan honderd mensen werken bij Bofin, en Willy Van den Wijngaert is dankzij zijn koeken steenrijk geworden. Een rijkdom die hij niet bepaald verbergt, camerateams en fotografen mogen hem voluit vereeuwigen in de tuin van zijn ook voor het meer van Keerbergen sensationele villa.

Over Van den Wijngaert lopen de meningen uiteen: volgens de enen is hij een sluwe zakenman, wat door het succes van zijn bedrijf zou worden bevestigd. Volgens de anderen is hij zo dom als een Plopkoek, wat zou worden onderstreept door de onwaarschijnlijke manier waarop hij geld verliest bij zijn club. Knack neemt in deze, als zo vaak, geen stelling in.

Maar zowat iedereen, misschien op Willy zelf na, is het eens over Rosie Ovaere, zijn levensgezellin. Voor alle duidelijkheid: Willy en Rosie zijn niet getrouwd, iets wat nooit zou zijn getolereerd in de tijd van de kanunnik. Hoewel die zelf evenmin getrouwd was, maar bij hem was dat om canonieke redenen. Rosie is de echte patron op KV, en wij mannen weten: een vrouw moet zich daarmee niet bezighouden. Soep koken ja, voetbalclub leiden, nee. Wij parafraseren nu even de grote wielerleider Guillaume Driessens. Maar de praktijk is deze: Rosie wikt, Rosie beschikt, en Willy knikt. En betaalt.

Naast Willy en Rosie is er nog zoon Marc Van den Wijngaert, tweede in bevel bij Bofin en gewezen jeugdvoorzitter bij KV. Hij schreeuwde, ook al in de pers, uit dat zijn vader én club én bedrijf om zeep aan het helpen was. En zijn eigen erfenis natuurlijk, maar dat riep hij er niet bij. ‘Vader waakt in het bedrijf over elke frank, maar in de club laat hij allerlei onbetrouwbare kerels, zoals nu weer De Mos en Geert Lermyte, het geld met containers tegelijk verspillen.’

Aad De Mos noemde de familie Van den Wijngaert vervolgens de ondergang van KV, en ging op zoek naar geldschieters om zelf de club over te nemen. Ondertussen heeft Van den Wijngaert eindelijk de kraan dichtgedraaid, met als gevolg dat de spelers hun salaris mondjesmaat en met grote achterstand uitbetaald kregen en in staking gingen. Mogelijk moeten ze ooit hun mecenas voor de rechtbank dagen.

VAN DESSAINS EN CORDIER

Als het zo verder gaat, haalt KV het einde van het seizoen niet en dreigt het, net als Stade Leuven, te verdwijnen op de drempel van zijn eeuwfeest. Want het was in 1904 dat in de Cave de Munich de Football Club Malinois het licht zag. Eerst onder voorzitterschap van Theo Delvaux, maar al snel onder de leiding van de legendarische kanunnik Francis Dessain, later voorzitter van de Belgische Voetbalbond. Dessain, die net als Staf Nimmegeers pas op latere leeftijd zijn ware roeping ontdekte, speelde zelf in Engeland en bij Leopold Club, en was kapitein van de Belgische nationale ploeg.

Malinois was de club van de katholieke studenten, in hetzelfde jaar 1904 richtten die van het atheneum Racing Mechelen op. Gaandeweg viel de stad uiteen in twee blokken: men was óf van Racing óf van FC. Spelers die de twee ploegen hebben gediend zijn zeldzaam, supporters die groen-wit en geel-rood ruilden zijn onbestaande.

Malinois kende een eerste gouden periode in de jaren veertig, onder impuls van de vermaarde topschutter Bert De Cleyn en de vaardige rechtsbuiten Torke Lembrechts, die zelfs voor de Europese selectie werd opgeroepen. Malinois werd toen drie keer kampioen. De kanunnik bleef de club leiden tot zijn dood in 1951, en werd opgevolgd door zijn neef Patrick Dessain, die het ook al vijfentwintig jaar volhield. Maar met minder succes: Malinois, eind jaren zestig omgedoopt in KV Mechelen, werd een liftploeg tussen eerste en tweede.

Patrick Dessain gaf zijn ontslag in 1978 en weinigen weten nog wie hem opvolgde: Herman Candries! De kolonel van de Wies Andersen Show. Naar tweede, dat laat zich raden. Maar Candries deed wel een gouden zet toen hij in 1981 de Oudenburgse ondernemer John Cordier bij de club haalde, eerst als sponsor, een jaar later als voorzitter. Cordier, een gewezen marconist op de lange omvaart, wilde modemfabrikant Telindus via het voetbal een ruimere bekendheid schenken.

Hij bedacht een op dat moment in het voetbal unieke constructie. Hij richtte samen met zijn vrouw Paula Van Coppenolle Cova Invest op, een nv die voetbalspelers aankocht en ze vervolgens voor een habbekrats verhuurde aan KV Mechelen. Dat idee was in al zijn eenvoud briljant, al zou het nu onder de categorie ‘mensenhandel’ worden aangeklaagd. De club kon zo goed als gratis gedurende enkele jaren topspelers opstellen, en Cordier zag de transferwaarde van zijn ‘spelersportefeuille’ spectaculair stijgen.

Dankzij de voetbalkennis van de van Ajax overgekomen trainer Aad De Mos, vader van de toen nog onschuldige Tessa, won Malinwa de beker van België, de Europabeker voor Bekerwinnaars, de Europese Supercup, en een vierde landstitel. Het bedreigde zelfs de hegemonie van Sporting Anderlecht. En dus deed Anderlecht-voorzitter Constant Vanden Stock wat hij zijn hele leven heeft gedaan: hij kocht de concurrentie op. Trainer, manager en tal van spelers. Dat was des te makkelijker omdat John Cordier, onder druk van benarde tijden in zijn bedrijf, de tijd rijp achtte om zijn spelersportefeuille te gelde te maken.

KV Mechelen bleef zonder spelers en zonder financiën achter. Na Cordier kwam de weinig diplomatische Willy Dussart, baas van MATO-Peugeotgarage en via zijn vrouw van Mercedes Vansteen. Dussart wilde de rijkelijke train de vie van KV graag voortzetten, maar miste de geslepenheid en het inzicht van Cordier, zodat hij zowel zichzelf als de club in grote moeilijkheden bracht. Na hem was het de beurt aan Jef De Graef en toen, begin 1998, volgde Willy Van den Wijngaert en begon het verhaal dat ieder van u kent.

ER ZIJN VELE KV MECHELENS

Het tragische is dat KV Mechelen, in al zijn groteske overdrijvingen, een symbool is voor het hele Belgische profvoetbal. De kwaal behoeft geen tekening: er wordt veel te veel geld uitgegeven en de inkomsten kunnen dat bij lange na niet dekken.

Twee grote boosdoeners: het stadion en de salarislast. De meeste clubs keren niet alleen veel te hoge lonen uit, ze hebben ook veel te uitgebreide spelerskernen. En tenzij de overheid heeft betaald, zoals in Brugge, Luik en Charleroi, zitten alle clubs die nieuwe tribunes hebben gebouwd in de knoei. Ze kunnen nauwelijks de rentelast aflossen, laat staan het kapitaal.

De enige uitweg is om de stad te smeken borg te staan bij de bank, zoals bijvoorbeeld AA Gent met succes en KV Mechelen eerst met en daarna zonder succes hebben gedaan. Ofwel moet de voorzitter, per definitie rijker dan goed is voor een mens, alvast de jaarlijkse exploitatietekorten bijpassen. Dat gebeurt niet alleen bij clubs als KV Mechelen en Lokeren, maar ook bij toppers als Racing Genk en Anderlecht, en in nog veel ergere mate bij buitenlandse giganten als Real Madrid of Inter Milaan.

Want het is geen uitsluitend Belgisch maar een universeel verschijnsel: voetbalclubs zijn financiële ravijnen. Vroeger kon de verkoop van één of twee spelers aan een rijkere concurrent de verliezen dekken, waarna er net genoeg overbleef om bij een armere concurrent zelf spelers weg te kapen. Na het Bosmanarrest is die praktijk bijna uitgestorven. Alleen een onbetwistbare Europese topper met een lopend contract kun je nog voor veel geld van de hand doen. Zoals Anderlecht deed met Jan Koller, Tomas Radzinski en Bart Goor. Maar voetballers van Europees topniveau zijn er in België niet meer. Dat de Roemeen Alin Stoica, hoewel hij bij Anderlecht gratis weg kon, niet in het buitenland onderdak raakte, is veelzeggend.

Er is maar één manier waarop een club op eigen kracht haar verliezen kan compenseren: deelnemen aan de Champions League, die minimaal tussen de vijf en de acht miljoen euro oplevert. De Genkse voorzitter Jos Vaessen, met wie vergeleken Willy Van den Wijngaert een OCMW-klant is, verklaarde openlijk dat hij enkel dankzij de Champions League een kans had om zijn ‘geleende’ geld terug te krijgen. Dat legt scherp bloot hoe slecht het met onze profclubs gesteld is.

Racing Genk heeft zich de jongste jaren namelijk ontpopt tot hét voorbeeld van een goed geleide vereniging. Meer dan twintigduizend abonnees, een bloeiende merchandising, inventieve nevenactiviteiten, plus daarbovenop de lucratieve verkoop drie jaar geleden van de vorige kampioenenploeg met Branko Strupar, Suleymane Oulare, Marc Hendrikx en anderen. Dat deed de buitenwacht vermoeden dat Genk een van de weinige financieel bloeiende clubs was. Niet dus. De hoge verliezen – ook hier weer door salarislast en nieuwe tribunes – werden gewoon bijgepast door voorzitter Vaessen.

Drie jaar geleden moest Constant Vanden Stock een jaarverlies van honderd tot tweehonderd miljoen frank bij Anderlecht dekken. Bij Club Brugge zijn ze, de West-Vlaamse aard getrouw, discreter over hoe ze daar een soortgelijke factuur hebben vereffend. Lokerenvoorzitter Roger Lambrecht probeert het vele geld dat hij voorschiet te recupereren met de verkoop van goedkoop aangetrokken Afrikanen. Dat is ook mensenhandel, alleen worden alle betrokkenen er beter van.

Bij Germinal Beerschot, dat al op voorhand uitgaat van een jaarverlies van 1,2 miljoen euro, was het hoofdaandeelhouder Ajax dat de tekorten bijpaste. De Amsterdamse club heeft zodoende op het Kiel in drie jaar tijd naar schatting een kwart tot een half miljard frank verloren. Dat kan geen enkel beursgenoteerd bedrijf zich veroorloven, en dus wil Ajax zijn GBA-aandelen desnoods gratis weggeven. Roger Lambrecht is kandidaat-overnemer, maar wie sloopt eerst de gigantische schuldenberg die de Antwerpse fusieclub in geen tijd heeft opgebouwd?

Dat het roemrijke Standard de weg van stadsgenoten Seraing en Club Luik zal volgen, lijkt onafwendbaar. De Fransman Robert Louis-Dreyfus, de grote baas van Adidas en van Olympique Marseille, is de man die Standard door eindeloze geldinjecties overeind houdt. Zijn luitenant Luciano d’Onofrio mag dan wel een slaatje slaan uit het van links naar rechts versassen van spelers, maar dat kan niet meer dan een pleister zijn op het zere been van de geldschieter. Nu Louis-Dreyfus Kirch Sport AG, inclusief de uitzendrechten van de wereldbeker 2006 in Duitsland, wil verwerven, en daarvoor 200 miljoen euro biedt, is het weinig waarschijnlijk dat hij zijn geld in de Maas zal blijven gooien. Ondertussen heeft deze wonderman, die Saatchi & Saatchi van de ondergang redde, in Sclessin wel een veelvoud verloren van wat Willy Van den Wijngaert in Mechelen is kwijtgeraakt.

Want dat is de verbijsterende conclusie uit het circus dat dezer dagen bij Malinwa wordt opgevoerd: zowel in het Belgische als in het buitenlandse topvoetbal zijn er nog veel grotere dwazen dan Willy Van den Wijngaert. Alleen kunnen sommigen het iets beter verbergen.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content