Het rommelt in het westen van China. Een spoorlijn door de onherbergzame provincie Xinjiang trok de economie op gang. Maar samen met de centen kwamen de Han-Chinezen, en werden de lokale culturen een kwestie van folklore.

Het valt westerlingen niet kwalijk te nemen, maar als ze aan Chinezen denken, denken ze meteen aan Han-Chinezen. Zo gek is dat nu ook weer niet: Han-Chinezen maken nu eenmaal meer dan 90 procent van de Chinese bevolking uit. Alleen wonen er in het land liefst 56 etnische bevolkingsgroepen. Naast de Han-Chinezen zijn de Tibetanen internationaal wellicht het bekendst, dankzij de exposure van de dalai lama. Andere minderheden zijn Mongolen, Hui, Kazakken, Kyrgiezen, Yi, Oezbeken, Zhuang, Miao, Yao, Dong, Oeigoeren, en vele anderen.

Voor die minderheden hanteert de Chinese regering een speciaal beleid. Zo geldt voor hen de eenkindpolitiek niet. Waar Han-Chinezen maar één kind mogen krijgen (of twee als beide ouders enig kind zijn), mogen de minderheden er meer hebben – al is het ook bij hen aan banden gelegd. Op scholen mag, naast het verplichte Mandarijn-Chinees, tot op zekere hoogte ook in de eigen taal worden onderwezen. Vrijheid van religie bestaat, zolang die religie officieel door de centrale overheid is erkend. En zo zijn er nog enkele specifieke regelgevingen die de eigenheid van minderheidsculturen moeten beschermen.

Het is voor de doorsnee-Europeaan, die gewend is te denken in termen van kleine regio’s, afstanden en grondgebieden, moeilijk te vatten hoe een land met de omvang van China geregeerd wordt onder één centrale overheid. De afstanden zijn duizelingwekkend. Van Shanghai in het oosten naar Urumqi, de hoofdstad van de autonome regio Xinjiang, in het westen is het bijvoorbeeld vijf uur vliegen.

Net zoals de andere provincies in West-China is Xinjiang erg multicultureel. Als je er iemand begroet, krijg je meteen de vraag ‘Tot welke volksgroep behoort u?’ Xinjiang is ook de enige plaats in heel China waar niemand opkijkt wanneer je als blanke Chinees spreekt: het loopt er vol met Chineessprekende Russen. In Urumqi staan opschriften in het Chinees, het Oeigoers, het Russisch en het Engels. Moskeeën staan er naast nieuwe Chinese gebouwen. De nieuwe bazaar in het centrum is gebouwd in Oeigoerstijl. Geen toeval: Oeigoeren zijn in Xinjiang in de meerderheid.

CENTRALE CONTROLE

Dat gigantische, multiculturele Chinese grondgebied volgt het beleid en de keuzes van Peking. De overheid bepaalt zelfs je tijdsbesef. Eigenlijk ligt Xinjiang in een andere tijdzone dan Peking, met twee uur verschil, maar de centrale overheid legt heel China dezelfde tijd op. Een beetje bevreemdend hanteert Xinjiang daarom een dubbel systeem: Pekingtijd wordt gebruikt voor alles wat officieel is, het echte leven speelt zich af volgens Xinjiangtijd.

Het spreekt vanzelf dat sommige gebieden makkelijker te beheersen zijn dan andere. In de aanloop van de Olympische Spelen werd de controle in alle risicogebieden sterk verscherpt. De grensgebieden in het westen van China zijn altijd al haarden van onrust en onafhankelijkheidsbewegingen geweest. Dit jaar, op een moment dat de ogen van de wereld op China zijn gericht, is het extra onrustig. In maart 2008 was er de opstand in Tibet, in juli waren er de busexplosies in Yunnan in het zuidwesten, en in augustus de bomaanslagen in Kashgar en Kuqa in het noordwesten.

Na de aanslag in Kashgar was het label snel gevonden: ‘moslimextremisme’. Nu is Kashgar inderdaad moslimgebied, en het ligt tegen Pakistan aan. Maar misschien moet die aanslag wel worden gezien in het licht van een steeds sterkere tendens: de verchinezing van het westen van China.

Sinds een jaar of tien gaat extra energie en aandacht naar de ontwikkeling van West-China. Xinjiang, China’s grootste provincie, bestaat voor een groot deel uit woestijn, maar is belangrijk om zijn strategische ligging én vanwege de vele olievelden. Daarom wordt de infrastructuur ontwikkeld, en worden er wegen en spoorwegen aangelegd. In 1999 werd de spoorweg tussen Korla en Kashgar in Xinjiang geopend. Kashgar, een oase aan de rand van de Taklamakanwoestijn en door de eeuwen heen een populaire stopplaats langs de Zijderoute, was tot dan toe grotendeels afgesloten van de wereld. De treinrit van Urumqi naar Kashgar door de desolate woestijn duurt nog altijd 24 uur, maar er kwam wel degelijk een einde aan de onbereikbaarheid van Kashgar. Goed voor de economie, dat zeker. Maar die economische ontwikkeling heeft ook een schaduwzijde. Ze heeft verregaande gevolgen voor de culturele eigenheid van de plaatselijke volkeren. In Kashgar hangt spanning in de lucht. De Oeigoeren steken hun kritiek op de gestage instroom van Han-Chinezen niet onder stoelen of banken. Een inwoner toont ons een luchtfoto van Kashgar van enkele tientallen jaren geleden. Meer dan de helft van de stad blijkt al vervangen door Chinese gebouwen.

100 JAAR TERUG IN DE TIJD

Het oude Kashgar is een grotendeels lemen stad, vooral bewoond door Oeigoeren. Dat zijn moslims en ze spreken Oeigoers – een taal verwant aan Turks, geschreven in Arabisch schrift. Bij aankomst in Kashgar komen we eerst in het oude gedeelte van de stad terecht. De meeste vrouwen zijn er gesluierd.

In theehuizen in het oude Kashgar wordt felgele, mierzoete safraanthee met rozenblaadjes en kardemom gedronken, en worden in stenen ovens gebakken broodjes gegeten. In de kleine straatjes smeden goudsmeden juwelen, zijn plaatslagers bezig koperen en bronzen potten te maken, voeren ezels en karren balen katoen aan, en hoor je traditionele Oeigoerse muziek uit de ateliers van instrumentenbouwers komen. Het lijkt alsof je honderd jaar terug in de tijd bent gestapt.

Op vrijdagnamiddag valt de hele oude stad stil en nemen de Oeigoeren deel aan het vrijdaggebed in de Idkahmoskee. Zodra het gebed afgelopen is, mogen de toeristen weer binnen. Daar lezen we de propagandistische uitleg over de restauratie van de moskee: ‘Dit alles toont dat de Chinese regering speciale aandacht besteedt aan de historische schatten van de etnische groepen en dat de etnische groepen op hun beurt het religieuze beleid van de Partij enthousiast verwelkomen.’

Aan de overkant van de straat ligt het nieuwe Kashgar, het economisch ontwikkelde deel. De oude gebouwen zijn afgebroken en werden vervangen door Chinese winkelcomplexen. Hier kijkt een groot standbeeld van Mao Zedong uit over de nieuwe stad, en dragen straten en pleinen dezelfde namen als in alle andere Chinese steden: Bevrijdingsstraat, of Volksplein. Hier weerklinkt Chinese popmuziek, lopen Han-Chinese meisjes in minirokjes, en zijn dezelfde winkels te vinden als in de rest van China. Hier wonen vooral Han-Chinezen die ‘hun leven en dat van hun kinderen opofferen voor de ontwikkeling van deze arme regio’, zo heet het.

Op een groot scherm naast Mao zien we zingende en dansende Oeigoeren, in een lokale krant een foto met een blij lachende Oeigoer die zich ontfermt over een Han-Chinees kind. De acht richtlijnen in het station van Kashgar beginnen zo: ‘Houd vurig van het moederland; breng het nooit in gevaar. Dien het volk; keer het nooit de rug toe’.

In de Chinese Xinhua-boekhandel in Kashgar trekt een set van twee boeken onze aandacht: De Chinese cultuur (volledig aan de Han gewijd) en De buitenlandse cultuur (met daarin enkel Europa). De meeste westerlingen denken aan Han-Chinezen. De Han-Chinezen ook.

DOOR JEANNE BODEN IN CHINA

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content