Abortus is sinds ’90 gelegaliseerd, maar over geld werd nooit gesproken. Een noodkreet.

LIMBURG MOEST TOT vorig jaar wachten, maar vijf van de zes Vlaamse abortuscentra werden opgericht voor ’90 het jaar dat, in april, abortus werd gelegaliseerd. Zwangerschapsafbreking binnen de eerste twaalf weken na de bevruchting werd niet langer vervolgd en bestraft, maar was toegelaten onder bepaalde omstandigheden. De centra konden van dan af serener werken. Zes jaar na de nieuwe wet zijn ze echter niet onverdeeld gelukkig. Ze trekken zelfs aan de alarmbel. Dokter Rein Bellens van het Kollektief Antikonceptie Gent : ?Sedert het legaliseren van abortus, zijn er op financieel vlak geen maatregelen getroffen. Zwangerschapsafbreking is dan wel toegelaten, maar de subsidiëring ervan kwam niet ter sprake. Abortuscentra en ziekenhuizen moeten maar roeien met de riemen die ze hebben. De centra vermoeden al lang dat ze financieel benadeeld zijn tegenover de ziekenhuizen. Nu wij het hebben becijferd, staan we verbaasd over de omvang van het verschil. Dit hebben wij niet verdiend. In de illegaliteit mochten wij de kastanjes uit het vuur halen. Nu de wet er is, doet de overheid aan struisvogelpolitiek en gaat alle verdere consequenties uit de weg.

Sinds jaar en dag kloppen we herhaaldelijk aan bij de minister van Volksgezondheid, de minister van Sociale Zaken, het Riziv. Uiteindelijk beloofde minister Magda De Galan (PS) op 23 januari ’96 de discriminatie tussen centra en ziekenhuizen weg te werken. Ze gaf opdracht aan het Riziv om tegen april ’96 een regeling uit te zoeken. Maar eind februari antwoordde het CVP-bureau negatief op de plannen van De Galan. Het bureau schermde met het regeerakkoord dat een consensus tussen de meerderheidspartijen voor bio-ethische kwesties vooropstelt. Maar de ethische discussie rond abortus wérd al uitgebreid gevoerd en is afgesloten met de wet van april ’90. Nu gaat het alleen om een financiële vertaling van die wet.?

Sommige politici willen zelfs opnieuw een discussie aangaan over het begrip ?noodsituatie?.

REIN BELLENS : Ook die term is al in het lang en het breed besproken, vòòr de goedkeuring van de wet. Senator Roger Lallemand (PS), een van de indieners van het wetsvoorstel, stelde destijds : ?Noodsituatie is een subjectief begrip. Indien men de wettigheid van een zwangerschapsafbreking zou laten afhangen van objectieve criteria die door derden worden gesteld, dan behandelt men de vrouw als een object, en niet als een subject.?

Volgens de wet kan een vrouw een abortus laten uitvoeren, als zij zich omwille van haar zwangschap in een noodsituatie bevindt. De wet geeft geen verdere omschrijving van die noodsituatie, maar zegt er uitdrukkelijk bij dat de uiteindelijke beslissing bij de vrouw zelf ligt. Zij alleen, in overleg met de arts, oordeelt over haar situatie. En nu willen bepaalde politieke partijen een nieuw debat over die term, omdat zij vinden dat abortus moet beperkt blijven tot wat zij een noodsituatie noemen. Dat zou begrijpelijk zijn als men excessen zou vaststellen, maar dat is niet het geval : het aantal blijft quasi stabiel. Het is een misverstand te denken dat door het herformuleren van dat begrip, het aantal abortussen zou dalen. Wat wel aanzienlijk zou stijgen, is het abortus-toerisme naar Nederland.

Over welk aantal hebben we het dan ?

BELLENS : In ’95 waren er 11.234 abortussen in België, plus 2.247 Belgische vrouwen die de ingreep in Nederland ondergingen. Dat lijkt veel, maar als je het internationaal kadert, kent België verhoudingsgewijs een van de laagste abortuscijfers ter wereld. Nederland heeft het allerlaagste cijfer, terwijl de ingreep er voor Nederlandse vrouwen gratis is, en de wetgeving zeer liberaal.

Hoe is het gesteld met de jongeren ? Merkt u daar een toe- of afname ?

BELLENS : Volgens rapporten van de nationale evaluatiecommissie stijgt het aantal abortussen licht bij meisjes jonger dan twintig jaar. In ’93 was dat 12,5 procent van het totaal aantal ingrepen, vorig jaar bijna veertien. Die gegevens sporen inderdaad aan om nog meer aandacht te besteden aan seksuele opvoeding en anticonceptievoorlichting bij jongeren. Anderzijds is dat cijfer helemaal niet verrassend, als je het vergelijkt met andere landen. In Nederland was vorig jaar het aantal abortussen bij tienermeisjes bijna dertien procent. Voor andere landen beschikken we slechts over cijfers van ’87 en ’88, en daar zien we 25 procent tienerabortussen in Engeland, 23 in Noorwegen en 26 in de Verenigde Staten. De kans op een zwangerschap is bij jongeren beduidend kleiner dan bij volwassen vrouwen die geregeld seksuele contacten hebben. Maar àls tieners zwanger raken, is dat vaker ongewenst. Bij alle vruchtbare vrouwen eindigt negen procent van de zwangerschappen in een abortus, bij tienerzwangerschappen is dat 44 procent. Daar zet de evalutiecommissie een uitroepteken achter, maar in Nederland is dat 43 procent.

Hoeveel abortussen worden in België om medische redenen uitgevoerd ?

BELLENS : Zeer weinig, zoals voorspeld. Vijf jaar na de wet waren dat er amper vier procent van het totaal. Vrouwen hebben andere beweegredenen om te beslissen tot abortus : relationeel, de leeftijd, financiële problemen, de werk- of woonsituatie, alleenstaand, een zeldzame keer verkrachting. De evaluatiecommissie vatte in ’93 een aantal van die redenen samen onder de titel ?Betrokkene aanvaardt de zwangerschap niet?, wat voor de tegenstanders van abortus aanleiding gaf om die beweegredenen als banaal af te schilderen. Gelukkig werd dat achteraf beter benoemd als ?Objectieve en persoonlijke redenen van de vrouw?. Het is niet aan buitenstaanders om daarover te oordelen : zij kennen de concrete situatie niet, noch de draagkracht van de vrouw in kwestie. Het niet zo uitzonderlijk dat vrouwen ons zeggen : ?Ik ben altijd tegen abortus geweest, ik dacht dat ik er nooit mee te maken zou krijgen, maar nu…?

Ondertussen ligt de hele zaak stil, de politici zwijgen, en de onvrede van de centra neemt toe wegens een financiële onevenwicht tussen ziekenhuizen en abortuscentra.

BELLENS : Inderdaad. Wij zijn ervan overtuigd en dat blijkt ook uit de rapporten van de evaluatiecommissie dat we in de centra degelijk werk verrichten, zowel wat psychosociale hulp betreft als medisch. Wij hebben dan ook een jarenlange ervaring, van lang voor de wetswijzinging. Wij zijn begonnen uit idealisme, toen abortus nog strafbaar was, en dat idealisme is er nog steeds. Maar het begeleiden van een ongewenste zwangerschap en het eventueel uitvoeren van een abortusingreep vragen een professionele aanpak van een team met artsen, maatschappelijk werkers, verpleegkundigen en psychologen. Abortus is immers veel meer dan een louter technisch medische ingreep. De psychosociale begeleiding en de bespreking van anticonceptie de preventie van abortus zijn net zo belangrijk. Wij houden de prijs voor een abortus zo laag mogelijk, maar omdat wij geen middelen hebben, kunnen we niet anders dan die prijs verhogen. Maar voor een vrouw in nood en vaak ook financiële nood moet het betaalbaar blijven.

Maar het ziekenfonds komt toch tussen ?

BELLENS : Dat is het ‘m net. Vrouwen die een beroep doen op een abortuscentrum, krijgen minder dan de helft van de kostprijs terugbetaald van de mutualiteit. Vrouwen die de ingreep ondergaan in een ziekenhuis of een daghospitaal krijgen heel wat meer terug. In een abortuscentrum blijft een vrouw gemiddeld twee uur, voor een zuigcurettage onder plaatselijke verdoving. In een ziekenhuis blijft ze gewoonlijk twee dagen, voor een ingreep onder algemene verdoving. Daar bedraagt alleen al de ligdagprijs gemiddeld 7.468 frank. Om het aantal ziekbedden en ligdagen te beperken, heeft de overheid in ’93 forfaits voorzien voor ambulante verzorging in wat men noemt een dagziekenhuis, zonder overnachting dus. In geval van curettage is dat forfait B, of 9.000 frank per patiënt. Forfait B kan extra worden aangerekend, bovenop de andere onkosten, en het wordt terugbetaald door het ziekenfonds.

Hoeveel kost de ingreep in een centrum en hoeveel in een ziekenhuis ?

BELLENS : Tot op heden werd nog nooit een vergelijkend onderzoek gedaan, maar wij verrichtten zelf een studie die bij benadering correct is. In een centrum kost een abortus in totaal het vooronderzoek en de ingreep, na de verplichte wachttijd van zes dagen 8.350 frank. Daarvan betaalt het ziekenfonds 3.505 frank terug. De vrouw betaalt dus zelf 4.845 frank, méér dan de helft. In een daghospitaal kost dat 20.219 frank, maar daarvan betaalt de mutualiteit 18.930 frank terug. De kosten voor de patiënte : 1.289 frank, als zij verblijft in een gemeenschappelijke kamer. In een ziekenhuis zijn de kosten wisselend, afhankelijk van het soort kamer. Een ziekenhuis kan supplementaire erelonen aanrekenen als de vrouw een kamer alleen vraagt, meestal nòg eens het honorarium van de gynaecoloog en de anesthesist. Op een rekening van 26.479 frank betaalt het ziekenfonds 23.458 frank terug, en is de opleg van de vrouw 3.021 frank. Theoretisch toch. In de praktijk stellen wij vast dat de prijzen in een ziekenhuis variabel zijn. De opleg van de vrouw is er soms hoger dan in een centrum.

Waar worden de meeste abortussen uitgevoerd ? In het ziekenhuis of een abortuscentrum ?

BELLENS : De meeste in de centra, zeker in Vlaanderen. Dat is ook niet zo verwonderlijk : abortuscentra zijn specifiek gericht op het probleem van ongewenste zwangerschap, ze hebben een langere historiek, en ze zijn vaak beter gekend. Een nadeel in een ziekenhuis is dat de ingreep dient plaats te vinden tussen andere operaties door, en het medisch personeel er niet altijd even gemotiveerd bij betrokken is. Dat betekent niet dat de centra concurrentieel staan tegenover de ziekenhuizen. Ziekenhuizen hebben zeer zeker hun waarde. Een vrouw moet ook kunnen kiezen tussen een centrum of een ziekenhuis, tussen plaatselijke of algemene verdoving. In het geval van bepaalde medische risico’s, zoals ernstige epilepsie, is het ook aangewezen dat de behandeling in een ziekenhuis gebeurt en niet in een centrum.

In ons land vindt zeventig procent van de abortusingrepen plaats in de centra, en dertig procent in ziekenhuizen en daghospitalen, maar de situatie is heel anders in Wallonië dan in Vlaanderen. In het Franstalige landsgedeelte staan de centra in voor 56 procent van de abortussen, en de ziekenhuizen voor 44 procent. In Vlaanderen gebeuren 86 procent van de ingrepen in de centra, de andere veertien in ziekenhuizen. Nochtans kosten die 86 procent ongeveer even veel aan de gemeenschap als de veertien overige.

Welke mogelijke oplossingen ziet u voor dat onevenwicht ?

BELLENS : Een eerste mogelijkheid is een conventie tussen het Riziv en de abortuscentra, naar analogie met centra voor drugsverslaafden. Een andere mogelijkheid is de centra te erkennen als een daghospitaal. Dan zouden wij ook gebruik kunnen maken van forfait B, dus 9.000 frank supplementair per ingreep. En derde mogelijkheid : de centra krijgen een eigen statuut, eigen criteria, eigen financiering.

Al die oplossingen kosten geld.

BELLENS : Inderdaad. Forfait B toekennen aan de centra zou voor de gemeenschap een meerkost betekenen van bijna 74 miljoen frank. Maar als wij onze huidige positie niet kunnen volhouden, en als alle centra moeten verdwijnen, kunnen vrouwen enkel nog terecht in het ziekenhuis of daghospitaal, en dàt is pas duur : dat zou per jaar 145 miljoen frank meer kosten.

Griet Schrauwen

Dokter Rein Bellens van het Kollektief Antikonceptie Gent : Dit hebben wij niet verdiend.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content