Italiaans premier Silvio Berlusconi maakte bij zijn debuut als voorzitter van de Europese Unie al meteen een blunder van formaat. Te vrezen valt dat het ook niet de laatste zal zijn.

Bronnen: Der Spiegel, ‘Italy and its discontents’, door Paul Ginsborg, Penguin books.

Ze waren er al niet gerust op, de Europese collega’s, maar dat Silvio Berlusconi het al op de eerste dag van zijn Europese voorzitterschap zo bont zou maken, hadden ze vast niet verwacht.

Toen hij vorige week woensdag zijn programma kwam voorstellen in het Europees parlement in Straatsburg, kreeg de Italiaanse regeringsleider heel wat kritiek aan te horen wegens zijn problemen met het gerecht en de immuniteitswet die hij onlangs heeft laten goedkeuren. Berlusconi verloor zijn sangue freddo en zei tegen een van de criticasters, de Duitse sociaal-democraat Martin Schultz, dat hij hem de geknipte man vond om de rol van Kapo (kampleider) te spelen in een film over de nazi-concentratiekampen. Dat leidde meteen tot een fikse rel in het parlement en tot verontwaardigde reacties van alle Europese partners. De Duitse kanselier Gerhard Schröder eiste verontschuldigingen, maar na een verzoenend telefoongesprek met zijn Italiaanse collega de volgende dag verklaarde hij het incident alweer gesloten.

Sinds de Milanese zakenman en mediatycoon Silvio Berlusconi in 1993 besloot in de politiek te gaan – ‘anders laten ze mij failliet gaan en eindig ik in de nor’, vertrouwde hij ooit de journalist Enzo Biagi toe – is hij uitgegroeid tot een van de meest omstreden politici van Europa. Nadat hij in 1994 kortstondig eerste minister was geweest, keerde Berlusconi in mei 2001 dankzij een afgetekende verkiezingsoverwinning terug aan het hoofd van de regering. De voorbije twee jaar heeft hij zich ontpopt als een autoritaire leider die Italië bestuurt als was het een van zijn bedrijven. In de republiek van Berlusconi geldt maar één regel: wet wordt wat de 1,64 meter kleine man met het grote ego goed uitkomt. En wat stoort, moet weg.

Van de scheiding der machten, grondslag van de democratische staatsvorm, is haast geen sprake meer. Berlusconi is chef van de uitvoerende macht en heeft een bijzonder grote controle over het parlement, dat hij op zijn maat geschreven wetten laat goedkeuren. Bovendien stelt hij alles in het werk om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te beperken.

De kritische functie van de (elektronische) media is grotendeels uitgehold: 90 procent van de tv-kijkers krijgt programma’s voorgeschoteld die rechtstreeks of onrechtstreeks aan Berlusconi’s invloed onderhevig zijn. Bij de openbare omroep RAI worden al te kritische journalisten weggezuiverd. Zelfs de hoofdredacteur van de respectabele Corriere della sera is onlangs onder druk van Berlusconi moeten opstappen.

De rijkste man van Italië (zijn vermogen wordt geschat op 6 à 10 miljard euro) staat aan het hoofd van een imperium van zowat 150 bedrijven met een totale jaarlijkse omzet van 4 tot 5 miljard euro. Daartoe behoren drie commerciële tv-stations (Italia 1, Canale 5, Rete 4), de uitgeversgroep Mondadori (met o.a. twee kranten en Italiës bestverkopende weekblad, Panorama), banken, verzekeringen, voetbalclub AC Milan en het grootste reclamebureau van het land, Publitalia.

‘Voor een zo sterke belangenvermenging’, waarschuwde het Europees parlement eind vorig jaar in een rapport over de fundamentele rechten in de Europese Unie, ‘zou in een democratie geen plaats mogen zijn.’

GEUR VAN HEILIGHEID

Wat veel Europese politici nog het meest tegen de borst stuit, is de gedachte nu een half jaar lang vertegenwoordigd te worden door iemand die veel Euro-peanen (en Italianen) gewoon zien als een oplichter. Want Berlusconi mag dan al op gezette tijden ‘een geur van heiligheid’ bij zichzelf ontwaren, aan zijn steile klim in de zakenwereld zat van bij de aanvang een bijzonder kwalijk reukje.

Zo zijn er aanwijzingen dat het startkapitaal waarmee hij zijn allereerste bouwprojecten heeft gefinancierd zwart maffiageld was; zijn intieme vriendschap met de later veroordeelde eerste minister Bettino Craxi eindigde tien jaar geleden in het moeras van Tangentopoli, het smeergeldschandaal waar de socialistische en christen-democratische partijen aan ten onder zijn gegaan; talloze pentiti of spijtoptanten hebben verklaringen afgelegd over banden tussen medewerkers van Berlusconi en de maffia; en ten slotte is er een hele rist van aanklachten en processen wegens fraude, belastingontduiking, valsheid in geschrifte en omkoping – het laatste in de rij is het SME-proces, vernoemd naar de voedingsketen die Berlusconi in de jaren tachtig dankzij omkoping van een rechter zou hebben afgesnoept van zijn grote rivaal Carlo De Benedetti. Precies om de schande van een veroordeling tijdens zijn Europese voorzitterschap te vermijden, liet Berlusconi zich in allerijl weer onschendbaar maken door zijn handpoppen in het parlement.

‘Berlusconi brengt de cultuur van de illegaliteit naar Europa’, zegt Leoluco Orlando, oud-burgemeester van Palermo en bekend van zijn strijd tegen de maffia, ‘en dat is net het tegendeel van wat de Unie nodig heeft.’

Democratisch verkozen is Berlusconi natuurlijk wel. Op 13 mei 2001 gingen 177 van de 315 senaatszetels en 368 van de 630 kamerzetels naar de centrum-rechtse coalitie Casa delle Libertà. Daartoe behoren behalve Berlusconi’s Forza Italia ook de Alleanza Nazionale van de ‘postfascist’ Gianfranco Fini, de Lega Nord van regionalist Umberto Bossi en enkele christen-democratische splinterpartijtjes.

Het succes van Berlusconi valt evenwel niet alleen te verklaren door zijn financiële middelen of grote mediacontrole. Zijn neoliberale politieke discours, met een sterke nadruk op de individuele vrijheid en het persoonlijk initiatief, op het terugdringen van de macht van een inefficiënte en bureaucratische staat, en zijn pleidooi voor de centrale rol van het gezin als het centrum van solidariteit en ondernemerschap, raakte gevoelige snaren in de Italiaanse samenleving. Zeker het noorden van Italië, dat in de eerste helft van de 20e eeuw tot materiële welstand was gekomen door hard te werken en een lange neus te maken naar de staat, herkende zichzelf in het lachende gezicht van de energieke Milanese zakenman. En het arme zuiden was bereid zijn belofte te geloven dat hij een einde zou maken aan de aldaar heersende economische achterstand.

CULTUUR VAN CLIëNTELISME

In de context van de Italiaanse politieke cultuur staat Berlusconi zowel voor het oude als voor het nieuwe. Het oude vind je terug in zijn houding van padrone die hij tegenover iedereen aanneemt, in zijn grote loyaliteit jegens familie en clan. Zijn koppige weigering om zijn privébelangen los te koppelen van zijn politieke ambt is natuurlijk ingegeven door eigenbelang, maar ze toont ook aan dat hij gewoon niet in staat is duidelijk onderscheid te maken tussen het publieke en het private domein. Het beeld dat de Milanese rechters hebben van het publieke domein – een door strikte regels afgebakend gebied waarin geen plaats is voor grijze zones en persoonlijke gunsten – is Berlusconi een gruwel. Zijn grote rijkdom heeft hij in de jaren tachtig verworven door zijn eigen talenten als ondernemer, maar ook door deel uit te maken van een zakelijk en politiek netwerk dat gebaseerd was op de oude cultuur van het cliëntelisme.

Nieuw is natuurlijk de wijze waarop Berlusconi zijn politieke boodschap overbrengt. Toen hij op 10 juli 1993 op een geheime bijeenkomst met naaste medewerkers in zijn riante villa in Arcore besloot de stap naar de politiek te zetten, kreeg Marcello Dell’Utri, de directeur van zijn reclamebureau Publitalia, de opdracht een nieuwe politieke partij uit de grond te stampen. Daarvoor werd de hele marketing- en reclamemachine van moederholding Fininvest in stelling gebracht. Eind ’93 ontstonden over het hele land ‘supporterclubs’ voor Forza Italia, begin ’94 kondigde Berlusconi in een videoboodschap aan dat ‘het tijd was om, voor onszelf en voor onze kinderen, een nieuw Italiaans mirakel te creëren’. Als reclameboer wist Berlusconi ook als geen ander hoe belangrijk het was om zich tot de Italianen te richten in een eenvoudige, directe taal, wars van de holle retoriek waaraan zoveel beroepspolitici in Rome zich graag bezondigen. Toen hij datzelfde jaar de verkiezingen won, kondigden commentatoren het nieuwe tijdperk van de videocratie aan: de politiek als een zorgvuldig van bovenaf geregisseerde televisieshow.

Het mirakel is evenwel uitgebleven. Na goed twee jaar regeren loopt de po-pulariteit van populist Berlusconi fors terug. De economische resultaten vallen tegen, talloze problemen (de torenhoge werkloosheid in het zuiden, de hervorming van het pensioenstelsel…) blijven onopgelost. Alleen op de vastberadenheid in het oppositiekamp om elkaar in de haren te vliegen, kan hij nog staat maken. Maar ook dat slechts zolang zijn enige grote rivaal van de centrum-linkse coalitie l’Ulivo nog niet terug is: voormalig eerste minister Romano Prodi. Diens ambtstermijn als voorzitter van de Europese Commissie loopt volgend jaar af en verwacht wordt dat hij het bij de verkiezingen van 2006 tegen Berlusconi zal opnemen.

Eerst moeten de twee evenwel nog een half jaar samen Europa besturen. En dat kan aardig wat geknetter geven, want ook op het internationale forum heeft Berlusconi al blijk gegeven van een grote eigengereidheid. In de Brusselse coulissen valt bovendien op te vangen dat het Italiaanse voorzitterschap bijzonder slecht is voorbereid. Voor Prodi wordt het allicht meer een operatie-schadebeperking dan wat anders. Berlusconi van zijn kant hoopt zijn voorzitterschap eind dit jaar te kunnen afsluiten met de ondertekening van een tweede Verdrag van Rome, ter bekrachtiging van de nieuwe Europese grondwet die door de Conventie is voorbereid. Maar of zijn Europese collega’s hem die pr-show nog zullen gunnen na zijn valse start in Straatsburg, is zeer de vraag. Berlusconi mag dan wel tijdelijk het concert van Europa leiden, hij is daarom nog geen dirigent die zijn orkest kan toeroepen: da capo!

Joost Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content