Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

Het aantal ‘buurtinformatienetwerken’ groeit explosief. De burger is ongerust omdat het jaar 2000 een absoluut piekjaar was voor inbraken. Hebt u uw hang- en sluitwerk al laten nakijken?

In de voetsporen van de inbreker volgt meestal de slotenmaker. En die verdient nu dubbel: eerst omdat de bange burger zich wil barricaderen, daarna omdat de beroofde burger z’n sloten moet laten herstellen. De Antwerpse slotenmaker Marc Stuer (Secur Beveiliging) hoor je niet klagen: als de positieve trend zich nog wat doorzet, zal z’n cliënteel dezer maanden met bijna de helft gegroeid zijn. Z’n gewone klanten moet hij al op de wachtlijst zetten, om eerst de slachtoffers van inbraken uit de nood te helpen. De werkwijze van de hedendaagse inbreker is nog altijd even eenvoudig en ambachtelijk: ofwel wordt de deur met een koevoet opengewrikt, ofwel wordt het cilinderslot er met een tang afgeknepen. In vijf minuten tijd is een vakkundige kraak achter de rug.

‘Verzorg uw hang- en sluitwerk’, zo luidt nu het voornaamste advies van de politiediensten of het ministerie van Binnenlandse Zaken aan het adres van de ongeruste burger. Van de hypergesofisticeerde alarmsystemen, die maar al te vaak loos alarm geven, zodat de politie nodeloos moet uitrukken, is men nu wat aan het terugkomen. Tijd voor de herwaardering van het klassieke hang- en sluitwerk: de sloten, grendels, hengsels en scharnieren van deuren en ramen. Marc Stuer kan de vraag amper bijbenen: meerpuntssluitingen, deurpompen, brandkasten, pantserbeslagen en zelfs gepantserde deuren voor luxeappartementen en villa’s. ‘Soms doe ik wel twintig inbraken per week’, zegt Stuer – een uitspraak die niet verkeerd mag worden geïnterpreteerd.

GEEN KONIJNENDIEVEN MEER

Het voorbije jaar waren er volgens de rijkswacht 60.000 tot 65.000 inbraken. Slechts tien tot vijftien procent wordt opgehelderd. Ongeveer dertigduizend inbraken werden seriematig uitgevoerd (meerdere inbraken in dezelfde streek) en zijn dus geen amateurswerk. Daarvan hebben er twaalfduizend de typische ‘signatuur’ van de ‘rondtrekkende dadergroeperingen’ (ze werken in groepjes van vier of vijf, kraken steeds het cilinderslot van de achterdeur…). Vooral die categorie is fors gestegen, want in 1999 waren het er nog maar zevenduizend. ‘Het gaat allang niet meer om de konijnendieven van vroeger’, zegt majoor Eddy De Raedt. ‘In de laatste studies over inbraken, die al van tien jaar geleden dateren, werd nog beweerd dat tachtig tot negentig procent gepleegd werd door gelegenheidsdieven uit de omgeving van het slachtoffer. Daarom waren inbraken geen prioriteit. Maar dat is nu helemaal achterhaald.’

Nu zijn de geviseerde ‘dadergroeperingen’, die voor de inbraakgolf in Vlaanderen verantwoordelijk zijn, vooral bendes die uit Oost-Europa komen afgezakt. ‘We kennen ze’, beweert majoor De Raedt. ‘Het gaat om echte georganiseerde misdaad. We hebben negen organisaties in kaart gebracht, die soms echt als milities opereren. De leden worden in de arme regio’s van Oost-Europa gerekruteerd en opgeleid. Dan worden ze voor enkele maanden naar ons land gestuurd, waar ze een logistieke basis in de grote agglomeraties hebben. Er zijn chefs die de doelwitten selecteren, er zijn verkenners die de buurt observeren, er zijn inbrekers die de slag uitvoeren, er zijn koeriers die de buit soms honderden kilometers ver voeren, en er zijn helers die meestal in Oost-Europa verblijven. Anderen komen hier zelfs onder licentie van die bendes werken. En in heel dat milieu heerst de wet der stilte.’

Enkele jaren geleden was Duitsland, met z’n lange Oostgrens, het eerste land dat door die golf van georganiseerde inbraken geteisterd werd. Maar een straffe aanpak – vooral zware gevangenisstraffen – had als gevolg dat het probleem zich snel verplaatste naar België, Nederland, Luxemburg en Frankrijk. Waarom dan ook hier niet voor de Duitse aanpak gekozen? Majoor De Raedt: ‘Dat lijkt ons toch al te drastisch en kortzichtig. Bovendien: Duitsland heeft daardoor nu wel minder inbraken, maar er is een harde kern overgebleven die gewelddadiger te werk gaat. Terwijl het bij ons bijna altijd vreedzaam gebeurt. De inbrekers hebben een straf van drie maanden ingecalculeerd, maar zwaardere straffen riskeren ze liever niet. Ze schuwen het geweld, dat is het positieve nieuws.’

Maar het gaat zeker niet altijd om gentlemen-inbrekers die met fluwelen handschoenen werken. Het aantal brutale home-jackings, die voor de slachtoffers en hun omgeving bijzonder traumatiserend zijn, haalde het voorbije jaar een absolute piek. En ook de ramkraken, waarbij men met een wagen dwars door een deur of etalage rijdt, hebben in het jaar 2000 een recordpeil bereikt. De ramkraken zijn vooral het werk van vijf bendes, zegt de rijkswacht, die hen op een lange stamboom kan uittekenen. Onlangs werd een ‘op militaire leest geschoeide’ Poolse maffiabende uit Zielona Gora, waarvan een lid door de Harelbeekse juwelier Wouter Tyberghien was doodgeschoten, zo goed als helemaal opgerold – er lagen juwelen en spullen afkomstig van inbraken in heel België.

DE BURGER WAAKT

Het gevolg van de inbraakgolf, en de alarmerende berichtgeving erover, is dat ongeruste burgers zich meer en meer willen organiseren. Dat kan nu niet meer in burgerwachten – die werden als privé-militie verboden – maar wel in zogenaamde ‘buurtinformatienetwerken’ (Bin). Volgens een ministeriële rondzendbrief uit 1998 kunnen die via een eigen communicatiesysteem (in de praktijk meestal de voice mail van Belgacom) verdachte feiten melden aan de politie, die hen in ruil informatie geeft over de misdrijven in hun buurt. Waar het systeem wordt toegepast, zorgt het voor een stijging van het aantal aangiftes. Soms zit er wel eens een melding tussen over een bezopen burger die z’n roes uitslaapt in z’n auto, of over een overspelige echtgenote die haar minnaar langs de achterdeur ontvangt, bij manier van spreken, maar meestal zou het toch om ernstige aanwijzingen gaan.

Het zorgt niet voor een daling van de criminaliteit (statistisch zelfs voor een stijging door de hogere aangiftebereidheid) maar wel van de onveiligheidsgevoelens. ‘Maar onlangs hebben we dankzij die tips toch inbrekers in de wijk van de Kluize kunnen oppakken’, zegt de Antwerpse adjunct-commissaris Claude Gaumier. De Antwerpse politie is een warm voorstander van de samenwerking met de burger, die – in het jargon van de ‘basispolitiezorg’ en ‘ community policing‘ – steevast als hun ‘partner’ wordt omschreven. Menig Antwerpenaar heeft zich al afgevraagd wat er toch aan de hand is met de vrouw van hoofdcommissaris Luc Lamine die het tegenwoordig te pas en te onpas over zijn ‘partner’ heeft. Vaak gaat het dan zelfs over een ‘driehoeksverhouding’, tussen de agent, de burger en nog een derde partner, die – als het al niet de inbreker is – vermoedelijk de gemeentelijke overheid moet voorstellen.

De provincie Antwerpen – waar Westerlo zelfs al het leger wou inzetten – was de voorbije maanden erg in trek bij inbrekers. De Antwerpse politie verwacht nu veel van de buurtinformatienetwerken, niet zozeer omdat daardoor elke burger een soort politie-informant wordt, maar wel omdat er zo weer wat saamhorigheid en sociale controle komt. ‘Partnerschap’! Het gemeenschapsleven is tegenwoordig niet meer wat het was, het sociale weefsel brokkelt af, maar zo’n Bin moet een wijk weer laten opleven – al was het maar omdat de plaatselijke slotenmaker een infoavond komt opvrolijken. Maar in Antwerpen dreigt nu wel een wildgroei van buurtinformatienetwerken: er zijn er momenteel acht erkend, en de komende maanden zullen er nog een dertigtal bij komen. ‘Dan zullen honderdduizend gezinnen gedekt zijn’, zegt provinciaal coördinator Louis De Groot. ‘Het breidt zich uit als een olievlek. En dat komt natuurlijk in eerste instantie door de huidige onveiligheidsgevoelens.’

De wildgroei mag wel niet ten koste gaan van de kwaliteit van de buurtinformatienetwerken. Zo was er bijvoorbeeld al het comité van de Konijnenberg in Ekeren dat een tijdje geleden met knuppels door de straten patrouilleerde, wat volgens de rondzendbrief strikt verboden is. Enkele anderen stelden zich op als de plaatselijke Sherlock Holmes, wat ook al niet geapprecieerd werd door de politie. Op dit moment zijn er in totaal zo’n 120 buurtinformatienetwerken in Vlaanderen erkend, maar volgens de nationale voorzitter Bertrand Poussele zou dat aantal de komende maanden bijna verdubbelen – tot ruim boven de tweehonderd. Bertrand Poussele, een wakkere winkelier uit Poperinge, richtte enkele jaren geleden het allereerste buurtinformatienetwerk op, omdat zijn streek toen geplaagd werd door de ramkrakers van de Noord-Franse Kappa-bendes. Hij ging in de leer bij de Neighbourhood Watch in Groot-Brittannië.

Waar men ook gaat langs Vlaamse wegen, komt men al een buurtinformatienetwerk tegen. In Antwerpen worden er eerstdaags nog eens veertig borden met het Bin-embleem neergepoot: een tekening van twee wakende ‘partners’ die een wijk beschermend omarmen (‘samen zorgen voor veiligheid’). Als het Joegoslavische milieu binnenkort op zo’n bord stuit, zal het wel als de bliksem rechtsomkeert maken – dat wordt althans gehoopt. En als de inbrekers dan massaal de stad ontvluchten, is er nog de rijkswacht om de uitvalswegen af te sluiten. Sinds september werden er door de rijkswacht al zestien grote controleacties opgezet. Dat gebeurt na middernacht, midden in de week – dan is het werken geblazen voor de inbrekers, die in het weekend bijna altijd vrijaf nemen – en dan worden alle wagens tegengehouden en minutieus gecontroleerd. De onschuldige burger heeft dan pech. De inbreker nog meer.

HOU DE DIEF

Is zo’n grootschalige actie, zoals Operatie Goliath in Gent en Antigoon in Antwerpen, niet te vergelijken met het dreggen van een vijver om vissen te vangen? En dan nog alleen de kleine vissen, het voetvolk, terwijl de bazen buiten schot blijven? Majoor De Raedt: ‘Het zijn erg doeltreffende acties. Bij die zestien operaties hebben we in totaal vijfenzeventig mensen aangehouden. Soms met bivakmutsen en inbrekersmateriaal, maar jammer genoeg nooit met de buit. Natuurlijk zijn het dure operaties, omdat we er zoveel manschappen en werkuren voor moeten inzetten. Maar het gebeurt niet lukraak: we doen het precies in de corridor tussen de agglomeratie waar ze hun uitvalsbasis hebben, en de regio waar ze toeslaan. Door die arrestaties kunnen we later soms een heel netwerk oprollen. En bovendien heeft zo’n actie een afschrikkingseffect voor criminelen en een geruststellend effect voor burgers.’

Toegegeven, het concrete veldwerk ná een inbraak zou nog beter kunnen. Soms gebeurt het wel eens dat een geschokt slachtoffer, wiens hebben en houden net gestolen is, een verveelde agent ziet opdagen die alleen een snelle krabbel op ’n formuliertje maakt en dan weer vlug verdwijnt door de deur die nog uit de sponningen hangt. Majoor De Raedt: ‘Ja, stel u in de plaats van de politieman die in het holst van de nacht vier inbraken op rij moet registreren. Maar wij doen nu alles om de manschappen te sensibiliseren om zorgvuldig te werken: met DNA-analyse, telefoononderzoek en vingerafdrukken kunnen wij hele organisaties ontmantelen. Bovendien moet er zorg besteed worden aan de slachtoffers. Voor hen is een inbraak immers meer traumatiserend dan een agressie op de openbare weg. Men heeft hen in het hart van hun privacy geraakt.’

Helaas werd inbraak niet als een van de prioriteiten behouden bij de federale politie. De Raedt: ‘Dat klopt, maar het blijft wel onze taak om de lokale politie te ondersteunen, dus…’ Op internationaal vlak zit het evenmin in het pakket van Europol. België beschikt wel over een aantal verbindingsofficieren in Oost-Europese landen, en de parketten – die inbraken nu vaak wél tot topprioriteit uitroepen – sturen er steeds vaker rogatoire commissies naartoe. Op initiatief van het Bundeskriminalamt, de Duitse federale recherche, is er ook regelmatig overleg tussen de bevoegde diensten van Duitsland, Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk. Nederland, dat vanouds aan inbraken een lage prioriteit gaf, heeft intussen zelfs een speciaal Rechercheteam Woninginbraken opgericht. Majoor De Raedt: ‘België is wat later om zicht op de trend te krijgen. Onze strategische kennis is minder groot, maar onze operationale aanpak van de Oost-Europese dadergroeperingen is nu wel zeer goed.’

De buit is gemiddeld 60.000 frank per inbraak waard en de topdrie van gestolen artikelen bestaat nog altijd uit geld, bankproducten en juwelen. De telefoon van het slachtoffer wordt door de daders soms gebruikt om naar hun land van herkomst te bellen, en de kliekjes in de koelkast worden niet zelden met smaak opgegeten. Majoor De Raedt: ‘De oorzaak van het probleem is natuurlijk de miserabele socio-economische situatie waarin die mensen in Oost-Europa leven. Daarom zijn ze in onze gevangenissen, met hun degelijke voeding, soms nog beter af dan bij hen thuis.’ Vorige week waren er ongetwijfeld burgers die niet alleen een gestolen portefeuille constateerden, maar ook een afgekloven kerstkalkoen – mogelijk de handtekening van de ‘rondtrekkende dadergroeperingen’.

WIN EEN SEMAFOON

Alarm ! Juwelier Jan Milloen van Huis Willekens, een bekende juwelenzaak aan de Bredabaan in Merksem, kijkt op het schermpje van z’n semafoon. Er verschijnt een bericht van de Antwerpse politie: ‘Vrij struise vrouw, ong. 35 jaar, met bril, zwarte broek, witte jas, vergezeld van magere man, begeeft zich richting Winkelstad…’ De ‘partners’ van de politie steken hun bezorgde koppen buiten en speuren de straat af. Het aantal dikke vrouwen, gevolgd door spichtige mannetjes die onder de eindejaarskoopjes bezwijken, is niet te tellen. ‘Tja,’ zegt juwelier Milloen, die de voorbije jaren zelf vijf keer met inbrekers te maken had, ‘dat is een oproep om verdacht gedrag in de gaten te houden of te signaleren. Zo krijgen we er meerdere per dag. Soms staat er een aanmaning bij om dringend een politienummer op te bellen.’

Hij is erg in z’n nopjes met het ‘winkelinformatienetwerk’ (Win) van de Bredabaan, een variant op de Bin, en een van de paradepaardjes waarmee de Antwerpse politie nu graag uitpakt. Ruim honderd winkeliers zitten in het netwerk. Zij hebben van de stad Antwerpen een gratis semafoon gekregen waarmee zij geschreven boodschappen van de politie ontvangen. Spannend is dat: op het schermpje kunnen zij soms volgen waar de boeven naartoe gaan of geklist worden. De meest spectaculaire zaak was een tijdje geleden een achtervolging van een bestelwagen. Het ging om een auto van waaruit de daders een aantal winkels aan het filmen waren. Verkenners van een op militaire leest geschoeide ‘rondtrekkende dadergroepering’? Een dag eerder was dezelfde wagen al in Wilrijk gesignaleerd, maar toen kon de politie hem nog niet onderscheppen.

Dankzij de Win van de Bredabaan was het wel raak. Uit het bestelbusje stapte een verbouwereerde cameraploeg, die een reclamefilmpje aan het draaien was. De buurt herademde.

Chris De Stoop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content