Mocht de toekomst van Brussel worden afgemeten aan de herwonnen glans van de Atomiumbollen, dan zou die er voor het gewest ronduit schitterend uitzien. Alleen, zulke riante vooruitzichten blijken niet uit de cijfers.

De Brusselse staatssecretaris Brigitte Grouwels kaartte afgelopen week in Knack een aantal problemen aan waar de regio mee worstelt en beklaagde zich tegelijk over de communautaire drijverijen van de vertegenwoordigers van de Parti Socialiste. Zo noemde Philippe Moureaux, sterke man van de Brusselse PS, de Vlamingen onverdraagzaam en racistisch omdat ze bedenkingen formuleerden bij de aanstelling van een Nederlandsonkundige schepen tot interim-burgemeester van de stad Brussel.

De verklaringen van Grouwels kwamen haar op een reprimande van de Brusselse minister-president Charles Picqué te staan, die zei dat de staatssecretaris zich gedraagt als ‘een militante van de Vlaamse zaak betaald door de belastingbetaler’.

Vreemd dat uitgerekend Picqué over het geld van de belastingbetaler begint, want het geld voor de Brusselse rekeningen komt inderdaad grotendeels uit Vlaanderen. Die kwestie werd overigens recent nog door Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux op tafel gebracht.

De Brusselaars leggen graag de nadruk op de hoofdstedelijke functie en de internationale uitstraling van de stad. Maar die komen zo te lezen de regio niet ten goede. De rijkdom die Brussel genereert, stapelt zich elders op, in Vlaams-Brabant bijvoorbeeld.

In de Welzijnsbarometer van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, luidde de conclusie in elk geval als volgt: ‘ Bijna 27 procent van de geboorten in Brussel betreft een huishouden zonder inkomen uit arbeid. Deze kinderen hebben 2,2 keer meer kans te sterven in de perinatale periode en 2,4 keer tussen 1 week en de leeftijd van 1 jaar dan kinderen uit een huishouden met twee inkomens uit arbeid. [… ] Het Brussels Gewest “verjongt”, maar de jonge bevolking leeft vaak in armoede.’

Daarom passeert het Hoofdstedelijk Gewest sinds 1997 elk jaar langs de solidariteitskassa. In 1989 lag de belastingopbrengst in de Brusselse regio nog 13,75 procent boven het rijksgemiddelde, vandaag ruim 10 procent onder dat nationale gemiddelde.

Van de bijna één miljard euro solidariteitsbijdrage die jaarlijks naar Wallonië en Brussel gaat, wordt meer dan 207 miljoen opgenomen door de hoofdstedelijke regio. En er is geen uitzicht op beterschap. Dat is alleen mogelijk als de Brusselaars de zware structurele werkloosheid kunnen terugdringen.

Om hun financiële zaken rond te krijgen, hebben de Franstalige kopstukken van het Hoofdstedelijk Gewest de afgelopen jaren ingenieuze systemen bedacht. Op die manier doorkruisen ze, volgens Bert Anciaux, voortdurend de financieringswet. Federaal geld bestemd voor de Brusselse gemeenten gaat zo via het gewest naar de Franse Gemeenschap die een andere verdeelsleutel hanteert dan de federale overheid.

Op verzoek van wijlen koning Boudewijn bleven destijds, ondanks de staatshervormingen, een aantal wetenschappelijke instellingen – zoals de Koninklijke Bibliotheek en de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis – en drie zogenaamde biculturele instellingen – de Muntschouwburg, het Paleis voor Schone Kunsten en het Nationaal Orkest – onder nationale voogdij. Het gaat om instellingen die veelal de Brusselse regio ten goede komen.

Maar die instellingen kunnen vandaag alleen functioneren dankzij het geld dat via de federale pijplijn voor het grootste deel uit Vlaanderen komt. Zonder die Vlaamse inbreng raakt Europalia zelfs niet georganiseerd.

En dat geldt ook voor dat andere neo-belgicaine monument, KunstenFestivaldesArts, dat pas van de kant raakte nadat de Vlaamse cultuurministers met geld over de brug waren gekomen.

Een van de indrukwekkendste ingrepen van de voorbije jaren, de redding van het Flageygebouw, werd mogelijk omdat een groep van Vlaamse zakenlui en financiers zich achter het project schaarde en de nodige fondsen op tafel bracht. Vandaag staat of valt de werking van die cultuurtempel, die een verrijking is voor de hele buurt en de gemeente Elsene, via de aanvoer van Vlaams geld.

Zoals de jongste toespraak van koning Albert II laat vermoeden, lijken de Brusselaars en ’s konings entourage niet te beseffen dat de anti-Vlaamse houding van de lokale Franstalige machthebbers op een dag een voor de regio bijzonder dramatische wending kan nemen.

Zonder de Vlaamse inbreng is Brussel een provinciestad. Wat ze ook was onder het Franse regime.

Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content