De intendant maakt zich op om de stad te verlaten. Hugo De Greef over het blazoen van Brugge 2002, kwaliteitscultuur en toerisme, de ontmijning van het Concertgebouw en het kwakkelende concept ‘Culturele Hoofdsteden van Europa’.

Hij heeft er alles aan gedaan om de romantische museumstad ook als een broedplaats van jonge, actuele cultuur te verkopen. En wat blijkt? Geen enkele van de 158 projecten reikte qua opkomst ook maar tot aan de enkels van de Van Eyck-tentoonstelling, en in de buitenlandse bladen beheersten als vanouds de zwaantjes het beeld van Brugge. Met zijn hoogstaande programma had de intendant aan de diepe verzuchting van de stad tegemoet kunnen komen: het overweldigende dagjestoerisme ombuigen naar wat meer verblijfstoerisme. ‘De rondvaartbootjes, die vooral dagjesmensen aantrekken, hebben het miljoen tickets bereikt of zelfs overschreden. Dat is een pak’, zegt Hugo De Greef. Het verblijfstoerisme zou – al is dat nog geen uitgemaakte zaak – een lichte stijging hebben gekend.

Alleen het cliché dat over hemzelf bestaat, kegelde hij met succes omver. Gepokt en gemazeld in het avant-gardetheater, kende hij de podiumkunsten in Brugge 2002 tegen de verwachtingen in geen ereplaats toe. In de jaren ’80 en ’90 vond De Greef het de moeite waard om als gangmaker voor de grote golf Belgische theatervernieuwers op te treden, in het Kaaitheater, in het Lunatheater. ‘Maar er is op dit moment geen nieuwe jonge generatie die prikt, steekt, tegenwringt’, stelt hij vast.

Inmiddels maakt de Pajottenlander ook een kruis over het hoofdstuk ‘Brugge’. De roep van zijn roots. Vrijdag 28 maart 2003, zijn vijftigste verjaardag, is De Greefs laatste werkdag in het Brugse Huis ter Beurse. Het is mooi geweest. Of niet soms?

Brugge 2002 heeft het stadsblazoen wel opgepoetst, maar de jongste maanden raakte dat weer besmeurd doordat de Brugse politie de jonge bezetters van het Lappersfortbos nogal hardhandig heeft verwijderd.

HUGO DE GREEF: Ik heb niet het gevoel dat het blazoen daardoor besmeurd is. Al was het natuurlijk niet prettig: de schrik sloeg me om het hart bij de gedachte dat het imago dat we hadden opgebouwd daardoor kon worden beïnvloed of zelfs kapotgemaakt. Ik denk wel dat de pers het dossier-Lappersfort erg gehypet heeft, en dat het een tijdelijke hype is. En ik heb niet gemerkt dat de mensen het inderdaad met Brugge 2002 in verband hebben gebracht. Men heeft volgens mij begrepen dat het twee verschillende dossiers zijn.

Waarschijnlijk wel. Maar horen de Lappersforters bij de stad van jonge cultuur die Brugge 2002 moest uitstralen of niet?

DE GREEF: Ik doe geen uitspraken over het dossier-Lappersfort. Dat is niet mijn taak.

U wil de zaken gescheiden houden?

DE GREEF: Ja. Als u me vraagt of ik geprobeerd heb om niet met die mensen te werken, is het antwoord natuurlijk neen. We hebben geprobeerd om met iederéén te werken. Op de jongerenvergaderingen in de voorbereidingsperiode waren ook men-sen uit die beweging. Zij behoren tot een groep die beweegt in Brugge. Wij wilden zeker niet zeggen: ‘Dat is een andere wereld, die kennen we niet.’

Maar u had niets speciaals met hen voor?

DE GREEF: Niet specifiek. Ons jongerenprogramma hebben we vooraf in hearings en gesprekken met de jongeren zelf doorgenomen. Nu krijgen we kritiek, deels terecht, dat het contact in de loop van het jaar afgezwakt is. Dat is jammer. Maar we hebben veel gewerkt in de scholen, in de diverse projecten van het fameuze Kaapstad en in de stad. We hebben daarbij geen niches bespeeld.

Dan hebben jullie, even behoedzaam, waarschijnlijk ook geprobeerd om politieke polemieken te vermijden?

DE GREEF: Zeker en vast. Als dat op sommige punten wél gebeurd is, had het vooral met de ’tegenpartij’ te maken. Wat flamingantisme betreft bijvoorbeeld: sommige mensen hebben op dat vlak tegen onze kar gereden omdat ze er onder meer problemen mee hadden dat we de herdenking van 1302 niet genoeg in het licht stelden. Tijdens de voorbereidingsfase is die discussie even geësca-leerd en rond de Vlaamse feestdag op 11 juli stak die nog eens de kop op. Maar sindsdien is dat eigenlijk niet meer aan de orde geweest.

Vandaar dat u zo schrok toen er uit een bosje plots allerlei anders-globalistische geluiden weerklonken?

DE GREEF: Die groep anarchistische Brugse jongeren hebben zich bijvoorbeeld met acts gemanifesteerd op de openingsdag. Zij hadden hun eigen agenda. Wij hebben er in ons programma niet voor gekozen om dat debat concreet te organiseren. Zoals we ook niet gedebatteerd hebben over nieuwe architectuur, urbanisatie of hedendaagse kunst in een stad als Brugge. Die debatstof hebben we alleen aangereikt door de praktijk, door de feiten.

Voldongen feiten. Ook het nieuwe Concertgebouw leverde en levert nog aardig wat debatstof op: het alsmaar stijgende kostenplaatje, wegwaaiende terracottapannen en nu weer het wegsturen van intendant Jan Briers en de noodzaak van commercialisering.

DE GREEF: Ik blijf er nog altijd in geloven. Op elk vlak. In de eerste plaats is er de voor ons land prominente en uitzonderlijke architectuur die zeker uitstraling heeft. Wat de akoestiek betreft, hebben we de lat van meet af aan zeer hoog gelegd. We hebben een groot risico genomen door al op de eerste avond de meest kritische man uit te nodigen: Jos van Immerseel. Mocht de akoestiek niet goed geweest zijn, dan had hij dat de hele wereld laten weten. Maar vond hij ze wel goed, dan had dat meteen grote impact. En het is gelukt. Ook voor dans hebben we al na drie weken de moeilijkste madam, Anne Teresa De Keersmaeker, gevraagd.

Het derde groot vraagteken was natuurlijk het publiek. In de grote zaal kunnen 1200 mensen. Zouden ze komen? Zouden ze niet komen? Ze zijn gekomen. Zelfs voor moeilijke dingen als Champ d’Action hebben we vijfhonderd toeschouwers gehaald. Wim Vandekeybus, drie avonden volle bak, 3600 man. Die kwamen niet alleen uit Brugge, maar minstens ook uit de brede regio. Dat biedt meteen een enorme basis waarop kan worden verder gewerkt.

Om rendabel te zijn, moet in dat hoogwaardige, schitterend geoutilleerde muziekgebouw nu wel bij wijze van spreken Plopsaland worden binnengehaald. Wat is dat voor een vreemde misrekening?

DE GREEF: Dat is het volgens mij toch niet echt. Het gebouw zelf is betaald. Dat wil zeggen, men weet wie de kosten zal dragen. Het klopt dat die hoger oplopen dan men had gedacht. Daarnaast hebben de verschillende overheden budgetten vrijgemaakt om de werking mogelijk te maken. De belangrijkste is de Vlaamse Gemeenschap met twee miljoen euro. Als je het in de hele Vlaamse context bekijkt, is dat een zeer aardig bedrag voor een eerste jaar. Flagey in Brussel start bijvoorbeeld met niets. Daar zullen ze zich nu ook moeten waarmaken.

Je bouwt argumenten op door je werking. En ik begrijp perfect dat een zaal een paar jaar wordt verhuurd om inkomsten te verwerven. In het eerste beleidsplan van het concertgebouw heb ik geschreven: ‘Gebruik de eerste jaren maar gerust ook een deel commerciali- sering.’ Tot ze op hun plooi zijn, tot een zekere stabiliteit is bereikt. Ook tijdens de eerste jaren van het Lunatheater hebben we de zaal veel verhuurd, maar dat stopte vanaf het derde jaar.

Staat u nog ter beschikking van de stad in dit dossier?

DE GREEF: Ze hebben me gevraagd – en ik heb daar in een misschien te onbewaakt ogenblik ja op gezegd – om lid te worden van de nieuwe raad van bestuur. Ik hoop dat ik daar met vijf vergaderingen per jaar van af ben. ( lacht).

Was u voorbereid op de politieke en commerciële belangen van de stad toen u aan uw opdracht begon?

DE GREEF: Echt voorbereid was ik niet. Zo heb ik veel moeten leren over de waarde van het toerisme. Zeker in een stad als Brugge waar je daar meteen met je neus op gedrukt wordt. In Brussel speelt het toeristische aspect ook mee, maar niet zo dwingend als hier. Dat is iets wat ik absoluut niet kende. De vraag was: hoe kan toerisme nuttig zijn voor ons culturele product?

De horeca stond klaar met een waslijst met desiderata.

DE GREEF: Daar ben ik natuurlijk niet allemaal op ingegaan. Ik kreeg al vrij snel van de hotelsector op mijn kop toen we hadden beslist om het cultuurjaar op 20 februari te laten beginnen en op 18 november te stoppen. De zwakke periodes in die sector zijn precies december, januari en februari en ze wilden dat ik de Van Eyck-tentoonstelling in die maanden zou programmeren. Ik heb toen gezegd: ‘Wij maken geen Culturele Hoofdstad voor de toeristische, commerciële sector.’ Het is veeleer andersom, zij zouden ons moeten ondersteunen. Toerisme is een instrument, geen inhoud. Want voor er toerisme kan zijn, moet je een goed product hebben: een zee, of een schoon park.

Hoe ging u om met het goed gevulde verlanglijstje van het stadsbestuur?

DE GREEF: De duidelijke keuze van de stad, die wij mee onderschreven hebben, was om een soort duurzaamheid op te bouwen. We wilden dat de stad meer ‘geconsumeerd’ zou worden om haar kwalitatieve dan om haar oppervlakkige aspecten. Daarom werd voor de organisatie van het toerisme veeleer gekozen voor concentratie in plaats van zo breed mogelijk te gaan. Als het Grootseminarie bijvoorbeeld voor tentoonstellingen wordt gebruikt, zal de stad geen toestemming geven om naast het gebouw toeristenstalletjes te installeren. Wij streefden ook een aanbod na dat het publiek ten goede zou komen. Vandaar dat de tentoonstellingen over het hele jaar gespreid en elke dag open waren. Het resultaat van dat alles moet nu worden geconsolideerd.

Vertrouwt u erop dat die lijn wordt doorgetrokken?

DE GREEF: Ja. Ze hebben al onze voorstellen geaccepteerd, de vzw zal blijven bestaan en er wordt gewerkt aan een cultuurbeleid met ankerpunten in de toekomst waarbij grotere cultuurevenementen opgezet zullen worden. Een volgende target is 2005.

Met behoud van de platforms die gecreëerd zijn? Het Grootseminarie? De mobiele museumstructuur voor hedendaagse kunst?

DE GREEF: Ja. Ik zal natuurlijk niet meer voor de invulling daarvan instaan. Maar er zijn belangrijke nieuwe spelers die daarin een rol zullen spelen: het Concertgebouw en de nieuwe directie van de musea. Wel heb ik voor deze opzet gepleit: meteen een datum prikken en daar dan naartoe werken. Dat is een beetje naar Antwerpen Open-model, met hun Van Dyck-jaar, hun modejaar. Er is voorgesteld dat een klein team vanaf midden volgend jaar begint te werken aan een project voor 2005, in samenwerking met de partners in de stad.

U vormde de afgelopen jaren een goed geoliede tandem met de Brugse burgemeester Patrick Moenaert (CD&V). Was dat méér dan een communicatiestrategie?

DE GREEF: Mijn ervaringen bij Brussel 2000 hebben me geleerd dat de relatie tussen de organisatoren van het cultuurjaar en de politiek kan leiden tot mislukking. In Brussel krijg je natuurlijk met tien politieke niveaus te maken, bij wijze van spreken. Hier in Brugge is dat veel doorzichtiger: je hebt het stadsbestuur, point final. Dat stadsbestuur wordt gepersonaliseerd door de burgemeester en de schepen van Cultuur. Het was van belang dat die relatie goed was. En wat bleek in de praktijk? Het kostte absoluut geen moeite. De burgemeester en ikzelf schoten al vrij snel heel goed op. We zijn nu zelfs copains, dat is geen zever.

Kreeg die relatie geen deuk toen uw ‘copain’ uit ongeduld de bezem door het Lappersfortbosje haalde?

DE GREEF: Nee, absoluut niet. Natuurlijk hebben we wel over die zaak gepraat. Maar dat is tussen ons en dat houd ik ook zo. Dat het niet moeilijk was om samen te werken, heeft het project geholpen. We hebben dat op communicatief vlak niet gebruikt, maar gewoon als een evidentie laten spelen. We schieten nu eenmaal goed met elkaar op, daar kan ik ook niets aan doen.

Toen uw team onlangs de Prijs voor Cultuurmanagement 2002 van de Antwerpse universiteit kreeg, loofde de jury vooral jullie externe communicatie. Was dat voor u van bij het begin een belangrijk aspect?

DE GREEF: Dat is duidelijk, ja. Ik heb – extern of intern – ook gezegd dat communicatie misschien wel even belangrijk was als ons programma. Waarom? Omdat Brugge zo’n dwingend imago heeft. Overal in de wereld waar je het over Brugge hebt, zien de mensen het water en de zwaantjes voor zich. Je moet daar niet tegenin gaan, maar wel tonen dat het ook anders kan. Dat betekende voor ons werken en zoeken.

Brugge 2002 ontwikkelde ook lokale, wijkgerichte, socio-artistieke initiatieven. Er werden zelfs projecten georganiseerd in de gevangenis, in het asielcentrum en in de gesloten instelling van Beernem. Uw bijdrage in de strijd tegen de verzuring?

DE GREEF: Ik denk het. Kunst zal de wereld niet redden, om een antwoord op de vraag in de slogan van Antwerpen ’93 te geven. Cultuur zal de samenleving niet rechtstreeks veranderen. Maar het is wel een partner in het amalgaam van onrechtstreekse elementen die daartoe bijdragen. Culturele evenementen, zoals een Culturele Hoofdstad, verbeteren hoe dan ook het samenleven in een stad.

Zit de klad niet een beetje in het concept ‘Culturele Hoofdsteden’?

DE GREEF: Ik moet eerlijk bekennen dat ik daar ook vragen bij heb. Veel hangt af van de manier waarop de steden het concept invullen. Sommige steden zien het duidelijk als een onderdeel van de ontwikkeling van de regio. Bij Brugge was dat minder het geval. Brugge heeft duidelijk de kaart van de cultuur getrokken. Maar voor Rijsel, dat in 2004 Culturele Hoofdstad wordt, ligt dat bijvoorbeeld helemaal anders. Het is heel typisch dat ze daar eerst geprobeerd hebben om de Olympische Spelen binnen te halen. Dat was niet gelukt, en dus kozen ze maar voor Culturele Hoofdstad. Rijsel wil de hele regio internationaal optrekken. De stad heeft vooral economische bedoelingen en wil laten zien wat een leuke samenleving ze daar hebben. Andere steden kiezen dan weer voor city marketing.

Heeft het concept nog een toekomst?

DE GREEF: Ook andere werelddelen hebben nu Culturele Hoofdsteden ingevoerd. In de Amerika’s, en zelfs in de Arabische wereld bestaat het fenomeen ook. Dit jaar is Aman daar de Culturele Hoofdstad. Ik zou het dan ook fascinerend vinden, als het initiatief de grenzen van Europa zou overschrijden. Een samenspel van steden over de wereld zou voor een culturele link kunnen zorgen. Al klinkt dat misschien een beetje globaliserend.

Wat zijn de perspectieven binnen Europa?

DE GREEF: Ik vind het nog altijd vrij pijnlijk dat de Europese Unie zo weinig met dit fenomeen doet. Want wat doen ze daar? Kiezen welke stad de titel krijgt, en dan een heel kleine subsidie geven, 500.000 euro. In het geval van Brugge ondersteunden ze ook nog een project met 400.000 euro. Ik vind het jammer dat ze het instrument van de Culturele Hoofdsteden niet gebruiken om Europa ook in cultureel opzicht een betekenis te geven. Met de nieuwe selectieprocedure zal dat trouwens nog minder het geval zijn. Als Ierland intern vier kandidaten weegt en uiteindelijk de stad Cork voorstelt, kan Europa dat alleen maar goedkeuren. Zo geeft Europa dus ook de mogelijkheid weg om zich inhoudelijk te profileren.

Ziet u dat niet wat te somber in?

DE GREEF: Nee. Brugge was nu de Culturele Hoofdstad van Europa, maar van datzelfde Europa kregen we niks. ( Boos) Niks, niks, niks. Je krijgt alleen de titel toegewezen. Ook op de formulieren die je moet invullen om het geld te krijgen, staan alleen louter administratieve, financiële en technische vragen. Er is geen enkele inhoudelijke vraag. Geen enkele! Europa zou er ook kunnen voor zorgen dat de knowhow die in de Culturele Hoofdsteden opgebouwd wordt, tot nut van de anderen kan dienen. Als je het Europees voetbalkampioenschap organiseert, krijg je van de UEFA boeken vol informatie over hoe het allemaal in elkaar zit.

Er is toch een platform van intendanten?

DE GREEF: Dat is puur informeel. Als ik daaraan wil meedoen, dan doe ik dat. Maar wil ik dat niet, dan is het ook goed. Er is niet iets wat de knowhow vasthoudt. Ik heb al gesuggereerd dat het een goed idee zou zijn om een studie over alle aspecten van de voorbije Culturele Hoofdsteden te laten maken. Een analyse van de programma’s, van de resultaten, van de interne organisatie ook. Want hoeveel Culturele Hoofdsteden zijn daar niet door kapotgegaan? Eric Antonis, de intendant van Antwerpen ’93, heeft schitterend werk gedaan. Op een bepaald moment heeft hij een interne audit over de interne organisatie laten uitvoeren, maar daar is op papier niets van over. Dat vind ik zeer, zeer jammer.

Antonis is ondertussen al jarenlang schepen van Cultuur voor CD&V in Antwerpen. Ook u zou in Brugge kunnen blijven om u voor te bereiden op de gemeenteraadsverkiezingen van 2006.

DE GREEF: Dat zou kunnen, maar ik zal dat niet doen. Ik ben wel in politiek geïnteresseerd, maar ik wil daar niet mijn eigen terrein van maken. Absoluut niet.

Op welk terrein mogen we u dan binnenkort wel verwachten? Keert u terug naar het theaternest in de hoofdstad?

DE GREEF: Dat heb ik al gedaan. En ik ben daar content over. Ik weet dat het abstract klinkt, maar ik wil een en ander meenemen van wat ik hier heb ervaren: het creëren van een context waarin je mensen kunt confronteren, informeren, en laten integreren in nieuwe dingen die ze nog niet kennen, en die ze leren appreciëren. Dat zou ik graag doen, op permanente basis. Zoiets toch.

Nog één ding: veel bezoekers van het Concertgebouw hebben na een half uur het gevoel dat ze uit hun stoeltje glijden.

DE GREEF: Ja. Klopt. Niet generaal hoor, niet uit alle stoeltjes. Maar er zijn er een paar…

Ik heb het zelf ervaren. Volgens mij heeft dat ook met je lichaamsbouw te maken. Wat zwaardere mensen glijden sneller weg dan lichtere mensen, denk ik.

PATRICK DE SPIEGELAERE fotografeert het nieuwe Lunatheater in Brussel op de openingsavond (10 september 1993). Leden van theatergroep STAN, het dansgezelschap Rosas, Jan Fabre en anderen buigen voor het publiek (foto links). Directeur van het theater is Hugo De Greef. Op 20 februari 2002, bij de opening van het nieuwe Concertgebouw in Brugge, en de start van Brugge Culturele Hoofdstad van Europa 2002, fotografeert Patrick De Spiegelaere de zaal, bij het buigen van dirigent Jos van Immerseel en de muzikanten van ‘Anima Eterna’. Intendant van Brugge 2002 is Hugo De Greef.

Ann Peuteman – Jan Braet

‘Van Europa krijgen we alleen de titel van Culturele Hoofdstad. Verder niks, niks, niks.’

‘Mensen met nieuwe dingen confronteren, dat zou ik graag blijven doen’.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content