SP’er Dirk Van Der Maelen en enkele collega’s gooien zich op de landbouw. Het plattelandsbeleid is van even groot belang als het landbouwbeleid.

Klachten over de landbouw? Een hele litanie. Hormonen, vleesfraude, antibiotica, legbatterijen, kistkalveren, gekke koeien, varkenspest, voedseloverschotten, mestoverschotten, genetisch gemanipuleerd voedsel, pesticidenresidu’s, watervervuiling, landschapsverschraling, bodemerosie, verdroging, financiële overcompensatie, fraude, scheefgegroeide steunverlening…

Landbouwpolitiek is Europees gekleurd: een zaak van technocraten en lobbyisten uit de boerenorganisaties en de voedingsindustrie, die in de loop der jaren zeer bedreven zijn geraakt in het vinden van compromissen op eigen maat. Het Europees parlement brengt er weinig adviezen over uit. De parlementen van de lidstaten hebben, op een verdwaalde hoorzitting na, helemaal niets in de pap te brokkelen. Een spoor van een maatschappelijk debat over landbouw en platteland is niet te vinden; alsof het de politiek en al wie niet tot de boerenstand behoort niet aangaat.

Nochtans is er veel belastinggeld mee gemoeid: bijna de helft van de Europese begroting gaat naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De prijs ervan stijgt van 1800 miljard frank in 1999 tot 2400 miljard frank tegen 2006.

Socialisten hebben weinig agrarische traditie. Hun wingewesten liggen in de industriële regio’s. Maar toch hebben enkele SP’ers zich nu over de landbouw aan het denken gezet: de volksvertegenwoordigers Dirk Van Der Maelen en Julien Verstraeten, het Vlaams raadslid Freddy De Vilder en Krista Thomas van het studiecentrum Sevi. De Vlaams-socialistische europarlementairen behartigen voorlopig blijkbaar liever andere zaken. Hoe kan het anders: Van Der Maelen en de denktank pleiten voor een veel grondiger hervorming van het Europees landbouwbeleid dan de EU-commissie aan de ministerraad poogt te verkopen.

DE AMERIKAANSE BOERENKRIJG

De hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid – Common Agricutural Policy of CAP in het Europees – staat op het vuur. Ze maakt deel uit van Agenda 2000, de uitbreiding van de Europese Unie naar Oost-Europa. De komst van nieuwe lidstaten, zonder uitzondering traditionele landbouwlanden, maakt het nu al zwaar gesubsidieerd gemeenschappelijk landbouwbeleid onbetaalbaar.

Voorts moet Europa hervormen omdat het toegevingen moet doen aan de Wereldhandelsorganisatie, die de liberalisering van de internationale handel (in landbouwproducten) uitspeelt. Voor een nieuwe boerenkrijg staan de Amerikanen altijd paraat.

Dat is allemaal weliswaar serieuze maar toch als het ware oude politiek voor de Vlaamse socialisten. Zij zien andere belangrijke redenen om de Europese landbouw te hertimmeren. De samenleving is veranderd. De consument en de belastingbetaler stellen andere eisen. De SP-nota vertaalt dit als volgt: “De landbouwer zou opnieuw meer verantwoordelijkheid moeten krijgen dan voor alleen maar de productie van voldoende voedsel.” Aan welke verantwoordelijkheid denken de SP’ers dan? Aan de verantwoordelijkheid “voor de productie van meer gezond voedsel op een milieuvriendelijke manier, voor de bescherming van mens en natuur in de landelijke gebieden, de vrijwaring van het platteland, de werkgelegenheid in de landbouw, de voedselveiligheid”.

Het huidig Europees beleid kan die multifunctionele rol van de landbouw niet onderhouden. Integendeel, het creëert door zijn gewaarborgde prijzen voedseloverschotten, verschraalt de diversifiëring van de producten, schaadt het milieu en sleept nog een toenemend aantal dierenziekten mee.

De nieuwe landbouw is een duurzame landbouw, gericht op de ontwikkeling van het platteland. Dat vergt een sociaal en ecologisch verantwoord denken, zodat de SP’ers nu actie voeren voor een “gemeenschappelijk landbouw- en plattelandsbeleid” in de plaats van een “gemeenschappelijk landbouwbeleid”. Het handelt om meer dan een naamsverandering. Het wijst op een hervorming, die nodig is om het gemeenschappelijk landbouwbeleid in een andere richting te sturen. Het is de enige weg om de landbouw een toekomst te geven. De voorstellen van de EU-commissie gaan niet ver genoeg, noch op sociaal noch op ecologisch vlak. Ze geraken niet voorbij het niveau van het compromis, dat later moet worden bijgestuurd, maar intussen moeten de boeren nog altijd de zekerheid missen die zij voor hun bedrijfsvoering nodig hebben.

OVERSCHOTTEN OM WEG TE SCHENKEN

Landbouw gaat om voedsel, en dat heeft Europa nu heel veel. Van Der Maelen en zijn collega’s vallen over die even permanente als dure overschotten. “Het beleid moet meer specifiek gericht worden op de kwaliteit in plaats van de kwantiteit van de productie, het landbouwbeleid moet een voedselbeleid zijn. Dat vraagt consumentenbescherming op Europees niveau, betere controle, meer kwaliteitscertificering, meer ondersteuning van de verbruikersverenigingen, bevordering van de biologische landbouw en andere ecologisch verantwoorde productiemethoden.”

Maar het SP-werkgroepje haalt niet het hele Europese beleid onderuit. Integendeel. Zonder het gemeenschappelijk landbouwbeleid zou de uitstoot van boeren nog veel groter geweest zijn. Over het principe van de verschuiving van de prijsondersteuning naar directe inkomenssteun valt bij die socialisten geen kwaad woord te beluisteren. Gewaarborgde prijzen voor landbouwproducten (onder de prijs koopt Europa op), zo heeft de geschiedenis nu wel terdege bewezen, leidt tot overproductie met kostelijke gevolgen voor stockering, gesubsidieerd verkopen of desnoods vernietigen. Zodanig dat de boerenorganisaties nu vragen de overschotten – op kosten van de belastingbetaler – weg te schenken aan landen waar hongersnood heerst.

De Europese Commissie wil de prijsondersteuning voor graan (maïs), rundvee en melk serieus verlagen. De boer krijgt het inkomensverlies gecompenseerd met directe inkomenssteun. Het volume daarvan is in de Europese ministerraad een hekel probleem, want veel excellenties onder wie landbouwminister Karel Pinxten (CVP) vrezen dat de landbouwers er financieel op achteruitgaan.

Daar hebben Dirk Van Der Maelen en de zijnen zo wel hun bedenkingen bij. Steun aan de boeren is altijd royaal bemeten, vinden zij. Bij de McSharry-hervorming van 1992 heette het ook dat het inkomen van de boeren de dieperik in ging. Met als gevolg een overcompensatie voor het geleden verlies van 350 miljard frank op vijf jaar. De landbouwers in de Unie kenden zo gemiddeld een inkomensstijging. Die overcompensatie eet het geld op dat hoog nodig is voor een duurzame landbouw, de milieuzorg en de plattelandsontwikkeling, met vernieuwende activiteiten als landschapsonderhoud, hoevetoerisme, lokale verwerking of kwaliteitslabels.

ONDERTUSSEN GEEN GELD VOOR WERK

Een kwalijk gevolg van de directe steun is dat de boeren met het meeste land of de meeste dieren ook de grootste compensatie krijgen. Een onredelijk pak geld gaat naar de grote Franse graanboeren. Geen boer moet zijn inkomen declareren alvorens directe steun te ontvangen, maar een nieuwigheid is het om de hoge steun al te romen. Een positief principe, leert de SP-nota, maar de plafonering schiet slechts in gang boven de vier miljoen frank inkomenssteun per jaar. De welgestelde landbouwers doen er hun voordeel aan, de kleine boeren zullen het geweten hebben.

Tussen 1975 en 1995 daalde het aantal boeren in de Europese Unie van vijftien tot acht miljoen, terwijl de werkloosheid steeg van vijf naar achttien miljoen. “Het valt niet te verdedigen dat bijna 50 procent van het Europees budget naar onvoorwaardelijke inkomenssteun aan de landbouwers gaat, terwijl Europa geen geld heeft voor een werkgelegenheidsbeleid. Waarom zouden boeren boven het gemiddeld inkomensniveau extra ondersteuning moeten krijgen van andere belastingbetalers met lagere inkomens?” luidt het in de socialistische nota.

Kortom, dergelijke (over)compensaties zijn niet redelijk. Zij kunnen alleen dienen als een overgangsmaatregel om veranderingen te ondersteunen. En zij zijn alleen te verantwoorden als de landbouw de diensten verleent die de maatschappij van haar verwacht. Consumenten en belastingbetalers verwachten van het platteland niet alleen voedsel, maar zoeken er ook hun ontspanning en hun natuurbeleving. Over extra overheidssteun zullen zij niet morren als de landbouw zorgt draagt voor natuur en landschap, niet vervuilt, niet overproduceert, oog heeft voor het welzijn van de dieren, kwalitatieve en gezonde producten aflevert. Maar compensatiebetalingen zonder koppeling aan bepaalde prestaties moeten op termijn uitdoven, waarschuwen de politici. Dat geld valt beter te besteden aan plattelandsontwikkeling en milieumaatregelen.

Volgens het kwartet SP’ers gaat het in Europa om meer dan een beleid voor de boeren. Althans, dat zou toch moeten. Het komt erop aan de landbouw te integreren in de plattelandseconomie. Een plattelandsbeleid is van even groot belang als een landbouwbeleid. De nieuwe Europese verordening op de plattelandsontwikkeling wordt als positief beoordeeld. Ze steunt jonge boeren om nieuwe zaken op te starten, hun bedrijf te diversifiëren en de plattelandsgemeenschappen krijgen de mogelijkheid om de natuur te beschermen. Maar de financiële middelen zijn minabel. Ze belopen slechts vier tot vijf procent van het totale budget voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Op die wijze heeft Vlaanderen de beste kansen om het Los Angeles van West-Europa te worden: een regio waar alles ondergeschikt is aan de economische infrastructuur.

SP’er Dirk Van Der Maelen en zijn collega’s waarschuwen: “Als de landbouwministers weigeren geld te verschuiven van compensatiesteun naar duurzame plattelandsontwikkeling en innovatieve herstructureringen, dan worden de toekomst van het Europees platteland, zijn inwoners en de plattelandseconomie, het milieu en de natuur ernstig bedreigd.”

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content