De Europese landbouw probeert zich te hervormen. Niets fundamenteels, hoor; enkele miljarden euro’s besparen volstaat al.

Europa moet respect hebben voor zijn kleinschalig en familiaal landbouwmodel. Het staat ten dienste van de maatschappij.”

Waarom de landbouw meer maatschappelijk dienstbaar is dan, bijvoorbeeld, de bouw of de textiel, legden voorzitter Noël Devisch van de Boerenbond en zijn collega’s van het Europees landbouwfront Copa niet uit. Maar hun publiek, de Duitse minister van Landbouw, nu ook EU-raadsvoorzitter Karl-Heinz Funke en Europees commissaris Franz Fischler begrepen best wat zij bedoelden: de landbouw mag wat geld van de belastingen kosten.

De agrarische syndicalisten stonden sterk in hun schoenen. Ruim dertigduizend boeren uit de vijftien lidstaten betoogden maandag 22 februari in de Brusselse Europawijk tegen de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Met de zegen van de Belgische landbouwminister Karel Pinxten (CVP), overigens.

Over het sociaal sacrale karakter dat de landbouw zichzelf aanmeet, hebben de Europese ministers met geen woord gesproken tijdens hun marathonzitting, die nagenoeg de hele afgelopen week in Brussel voortsukkelde. Wel ruzieden ze over ingewikkelde dingen als de slachtpremies voor kalveren, de inkomenssteun voor de producenten van aardappelzetmeel en de hoeveelheid grond die boeren braak moeten laten liggen. Zij geraakten niet akkoord over besparingen op de landbouwbegroting, die de helft van de financiële middelen van de Europese Unie opslorpt.

Daardoor zijn de boerenministers verantwoordelijk voor de feitelijke mislukking van de informele Europese top van regeringsleiders in Petersburg bij Bonn (zie ook p. 134). In het vooruitzicht van de toetreding van een half dozijn landen uit Midden- en Oost-Europa tot de Unie, die een onwaarschijnlijk dure operatie dreigt te worden, poogden de regeringsleiders de begroting te hertekenen. Temeer daar netto-betalers als Nederland en vooral Duitsland lastig gaan doen. Maar de Agenda 2000, het financiële plan voor de periode 2000-2006, ligt geblokkeerd zolang er geen akkoord is over besparingen op de mega-uitgavenpost landbouw. In maart wagen de regeringsleiders in Berlijn een nieuwe poging. In afwachting tikten ze hun landbouwministers op de vingers en die schaarden zich begin deze week rond de tafel voor een nieuwe marathon.

VAN SCHAARSTE NAAR OVERVLOED

Geen van de excellenties rond de groene tafel durft een debat te beginnen over de vraag waarom de belastingbetalers de landbouw jaarlijks 1800 miljard frank moeten toeschuiven. Bij de start van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, nu bijna veertig jaar geleden, mocht het wat geld kosten. Voedselveiligheid gold als een hoge prioriteit. De herinnering aan de hongeroorlog was nog levendig, de Koude Oorlog woedde in volle hevigheid, de productiviteit op de akkers en in de stallen lag laag en de voedselmarkten werkten chaotisch. Het fundament van het Europees landbouwbeleid is de schaarste, terwijl zich binnen en buiten Europa het probleem van de overschotten stelt.

Zachtjesaan gaan stemmen op om de landbouw als een gewone economische sector te bekijken. Nu koestert het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid de branche met bureaucratische en collectivistische technieken. Door het spel van invoerheffingen en uitvoersubsidies liggen de Europese prijzen voor granen en vlees een stuk boven die op de wereldmarkt. De gewaarborgde prijs voor vlees, graan, melk en zelfs wijn verplicht de Europese overheid tot opkopen als de markt minder biedt – het leidt opnieuw tot de beruchte bergen en plassen. De burger betaalt drie keer: belastinggeld voor het landbouwbeleid, hogere prijzen in de voedingswinkels en nog een keer voor de stockering en vernietiging van de overschotten.

En dat terwijl Europa voor de andere sectoren de subsidies afbouwt in naam van de zaligmakende concurrentie. Hele bedrijfstakken als steenkolen en scheepsbouw bezweken daaronder; andere zoals textiel kunnen slechts met grote saneringen hun vel redden. Honderdduizenden arbeidsplaatsen gingen daarbij verloren. De boer als een gewone kmo’er in de vrije markt zou belastingbetaler en consument voordelen opleveren, en de landbouw een duidelijker toekomst bieden. Gedaan met dat jaarlijks weerkerend crisisgevoel.

Bovendien geraakt Europa, met zijn haast communistische marktordening – de melkkoeien moeten zich aan de opgelegde quota houden – internationaal in ademnood. In de Wereldhandelsorganisatie vormen de boerenmogendheid Amerika en de derde wereld onder het mom van de vrijewereldhandel blok in de strijd tegen het Europees protectionisme.

HET GROTE GELD IS VOOR DE GROTE BOEREN

Het klein familiaal landbouwbedrijf, met de hardwerkende boer en boerin, die ook zorg dragen voor het milieu en de natuur; het waarborgt ontroerende televisiebeelden. Het is niet dat bedrijf dat zich aan de Europese vleespotten voedt. Hoewel er nauwelijks een rund zonder subsidie rondloopt en slechts weinig akkers geen premie opleverden, vloeit het grote geld naar de grote rijke boeren – met de Franse graanreuzen als de kampioenen – en de landbouwcoöperatieven. Onrechtstreeks steunt Europa de multinationals in de agro-industrie en zelfs de voedingshandel. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid dient om te erkennen, en te ondersteunen, dat de maatschappij de landbouw een steeds grotere verantwoordelijkheid toeschuift voor milieu, landschap en plattelandsontwikkeling – den buiten als recreatiedomein en de boer als “parkwachter”.

Daar gaat het dus niet over in het lopende landbouwdebat. De boerenorganisaties, met hun disproportioneel zware politieke invloed, willen dat ook niet eens. Als echte syndicalisten vechten zij voor het behoud van de rechten en voor het inkomen van morgen. Van de vrije markt of de (sociale) herstructurering van hun sector maken ze geen thema.

De landbouwministers willen besparen: de ene al minder dan de andere en die van Frankrijk helemaal niet. Niettemin wil de Unie haar landbouwuitgaven bevriezen, op goed 40 miljard euro tegen 2006. Dit jaar kost het landbouwbeleid 45 miljard euro en zonder hervorming en bij toetreding van nieuwe leden tot de EU, stijgt dat snel tot 60 miljard euro.

De nieuwe hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bouwt voort op het Mac Sharry-plan van 1992: minder marktinterventie en meer rechtstreekse inkomenssteun voor de boeren. De door Europa gewaarborgde aankoopprijzen, die boven de wereldmarkt zweven, gaan fors omlaag, in drie stappen min 25 procent voor het rundvlees, min 20 procent voor het graan en min 10 procent voor de melk. De traditionele neiging van de boeren om bij lagere prijzen hun inkomen op peil te houden met meer werken, wordt door Europa afgestraft. Hoe meer ze produceren hoe minder inkomenssteun ze krijgen.

VAN HET VELD NAAR DE BIJSTAND

De Europese commissaris voor Landbouw Franz Fischler ziet niets dan voordelen aan die hervorming. De prijsverlaging stimuleert de dynamiek op de vrije markt. De verwerkende industrie en de handel – die een groter deel van de toegevoegde waarde van de voeding realiseren dan de producenten op het veld en in de stallen – versterken hun concurrentiepositie op de markten buiten de Europese Unie. De Oostenrijkse bewindsman verwijst graag naar het varkensvlees en de kaas, die met veel succes en zonder subsidies over de hele wereld verkocht geraken.

De boerenverenigingen tillen er zwaar aan dat het stelsel van de inkomenssteun de landbouwer in de bijstand jaagt. Zij voorspellen een nieuw inkomensverlies, terwijl volgens berekeningen van de Boerenbond de gemiddelde boer in België nu al slechts 71,6 procent verdient van het inkomen van de andere actieven – toegegeven, onafhankelijke statistici glimlachten bij deze cijfers. De verenigingen waarschuwen tenslotte dat wel de kost van het Europees landbouwbeleid kan dalen, maar zeker niet de prijzen van de voeding in de winkel. De industrie en de handel komen als winnaars tevoorschijn uit de hervorming van het Europees Landbouwbeleid.

Op hun marathon zijn de ministers van Landbouw, in opdracht van de Petersburgse top van regeringsleiders, compromissen aan het uittesten die besparingen mogelijk maken zonder de landbouwwereld dooreen te schudden. De loodgietersformule van de cofinanciering vooral, waarbij de lidstaten slechts driekwart van hun landbouwsteun uit de Europese pot krijgen, maar dat laatste kwart van hun bijdragen mogen aftrekken. Waardoor op bijna miraculeuze wijze grote subsidieconsumenten als Frankrijk financieel nadeel lijden.

Intussen staat het in de sterren geschreven dat de gemoedsrust in het landbouwbedrijf niet snel te herstellen valt. Nieuwe manifestaties staan al in de agenda’s opgeschreven. En het Europees Parlement? Dat heeft over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid helemaal niets te zeggen; het is statutair onbevoegd.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content