Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Club Brugge is bezig aan een helse maand. De belangrijke opdrachten volgen elkaar in sneltreinvaart op. Dit weekend naar Anderlecht, volgende week komt Real Zaragoza. Sportleider Marc Degryse geniet, maar piekert ook.

Als het mee zit, zit het mee, en als het tegen zit, zit het tegen. Dat is zowat de samenvatting van het leven zoals het is. Loting voor de achtste finales van de beker van België: Anderlecht uit naar Genk, Club Brugge thuis tegen Olympic Charleroi uit derde klasse. Dat is in een notendop de analyse van het huidige voetbalseizoen.

Club Brugge is in de winning mood. Sinds augustus slechts twee uitschuivers: bij Shaktar Donetsk in de voorronde van de Champions League, en bij Dnjepro Dnjepropetrovsk in de poules van de UEFA-cup. Twee keer in Oekraïne, het mag geen verwondering wekken dat dat land kort nadien in een bestuurlijke en maatschappelijke chaos is terechtgekomen. Niemand tart ongestraft een lid van de Belgische adel, in casu baron Michel D’Hooghe.

Marc Degryse is in Brugge aan zijn tweede jaar als sportleider bezig. Eerst nog afgewezen door het vorige bestuur, vanwege geen ervaring of vanwege een te grote bedreiging. Maar toen D’Hooghe aan het hoofd van Club kwam, werden in korte tijd heel wat interne structuurwijzigingen doorgevoerd. Wie zich toen nog tegen de komst van Degryse had durven te verzetten, was bij D’Hooge op de revalidatie-afdeling van Sint-Jan beland.

Marc Degryse was op het veld de beste Belgische benadering van Johan Cruijff. Hij dacht vijf stappen vooruit, hij kon met één pas een totaal nieuwe situatie creëren, waaruit alle volgende fasen onafwendbaar moesten volgen, tot en met het doelpunt. Je moet het kunnen bedenken, en je moet het kunnen uitvoeren. In een fractie van een seconde. Iets anders doen dan wat een ander zou doen, en nog met succes ook. Het eerste lukt velen, het tweede niet. Kan Degryse het, net als Cruijff, ook vanaf de tribune? We zullen eens horen, zie.

Club is aan een comfortabel seizoen bezig. Nationaal ruim aan de leiding en alle punten gepakt die jullie moesten pakken, naar de volgende ronde van de Belgische beker, en Europees al negen wedstrijden achter de rug, met alleen in Donetsk en Dnjepropetrovsk een slecht resultaat.

MARC DEGRYSE: Meer dan dat: we zijn al heel 2004 goed op dreef. De laatste Belgische wedstrijd die we verloren hebben was 16 januari in Genk. In de tweede helft van de vorige competitie hebben we nog 44 punten behaald, we zijn tweede geëindigd, en we hebben de beker van België gewonnen. Plak dat voor onze eerste helft van dit seizoen, en we mogen van een groot succes spreken. We scoren veel, laten ondanks kritiek op onze verdediging weinig doelpunten binnen, en onze keeper Tomislav Butina, aan wie velen twijfelden, is uitgegroeid tot een secuur sluitstuk. Qua uitslagen zijn alleen die twee matchen in Oekraïne verkeerd gelopen, en in het begin van het jaar de confrontatie met Bordeaux. Maar Bordeaux is heel wat sterker dan sommigen het toen voorstelden. Als we zo eind december halen, hebben we de verwachtingen overtroffen. Ik hoop alleen dat we voor de tweede keer op rij Europees kunnen overwinteren.

Toch lijkt er geen grote tevredenheid te heersen.

DEGRYSE: Die indruk creëert de buitenwereld. Ik heb na de nederlaag op Shaktar Donetsk één keer gezegd dat we beter moesten leren van onze fouten, dat wordt dan ongenuanceerd uitgesmeerd in de kranten, en sindsdien blijft die opmerking mij achtervolgen. Zo proberen ze mensen tegen elkaar op te zetten.

Misschien moeten jullie zelf de blijde boodschap wat luider verkondigen?

DEGRYSE: Dat is het noodlot over je afroepen. Het volgende weekend verlies je dan gegarandeerd tegen de laatste, en lacht iedereen je uit. Bovendien willen we niet gaan zweven, het is niet omdat de resultaten goed zijn dat je ook goed voetbalt. Sommige matchen winnen we zonder veel inspanningen, en net dan komt het er op aan iedereen wakker te houden.

In de voorbereiding verloren jullie in Leipzig van een Duitse vierdeklasser. Heb je toen getwijfeld?

DEGRYSE: Nee. Dat is nu eenmaal eigen aan een voorbereiding. Trond Sollied hecht daar geen enkel belang aan. We zijn vroeg moeten beginnen, omdat we in augustus al een levensbelangrijke voorrondematch in de Champions League moesten afwerken. Verloren we die, dan speelden we niet meer Europees dit seizoen. Wonnen we, dan waren we al op zijn minst verzekerd van UEFA-cupvoetbal. De voorbereiding heeft ons geleerd dat we met Bosko Balaban de roos hadden getroffen. Hij heeft ontzettend hard gewerkt in de vakantie. Vóór hij vertrok woog hij zeven kilo te veel, toen hij terugkwam stond hij scherp. Ook de anderen waren allemaal fit.

Balaban, Victor en Jonathan Blondel, de drie nieuwe spelers voor dit seizoen, had je al aangekocht tijdens de winterstop van het vorige. Uitstekende manier om koopjes te doen. Wordt dat een nieuwe strategie?

DEGRYSE: Alleen als zich buitenkansjes voordoen, en als het op langere termijn interessant is. Dat je dan koopjes doet, is overigens niet juist. Mbo Mpenza kostte op het einde van het seizoen minder dan in december. Voor de prijs van Mbo hebben wij er drie aangetrokken. Bij Balaban kwam bij dat hij aan het einde van het seizoen vrij was. Hij had zijn laatste match gespeeld in mei 2003, ik wist dat hij het heel moeilijk zou hebben om al meteen mee te draaien, maar hij heeft geïnvesteerd en wij hebben geïnvesteerd, tot nu toe is dat erg meegevallen.

Zorgt het voor meer rust als je in januari al klaar bent met je transfers?

DEGRYSE: Wij hebben vooral geanticipeerd op het dreigende vertrek van Andrès Mendoza. Een voordeel van in januari spelers aan te trekken is dat ze zo de kans krijgen om zich geleidelijk aan in het elftal te integreren. Met Victor en Blondel is dat vlotter gegaan dan we hadden gedacht, ze hebben meteen een vrij hoog rendement gehaald. Victor worstelt nu een beetje met het vertrouwen, maar dat komt wel terug. En Blondel is zijn plaats kwijtgeraakt omdat Nastja Ceh op dezelfde positie momenteel de betere is. Maar hij heeft een contract van vier en een half jaar, zijn tijd komt nog. In elk geval wisten wij al vóór het einde van vorig seizoen dat we niemand meer hoefden bij te kopen.

Je hebt meer moeten afdanken dan aankopen?

DEGRYSE: We hadden 33 profspelers in onze kern, dat was te veel en kostte te veel. In het anderhalf jaar dat ik hier ben, zijn er dertien spelers weggegaan en we hebben er drie gehaald. We hebben wel eigen jongeren kansen gegeven. Een bewuste politiek, maar ook een waartoe we genoodzaakt zijn. Anders krijgen we het budget alleen maar rond dankzij deelname aan de Champions League, en het is niet realistisch daar elk jaar op te hopen. Vergeet niet dat we de vorige twee keer telkens pas via de strafschoppen een ticket hebben afgedwongen. En UEFA-cupvoetbal brengt weinig in het laatje.

Is het de politiek van Club om meer Belgen op te stellen?

DEGRYSE: We vinden dat belangrijk… in principe. Maar in de praktijk kun je principes niet altijd toepassen. Dikwijls is een buitenlander nu eenmaal goedkoper. Hij betaalt 18 procent belastingen, zijn Belgische collega tot 55 procent. Daar hoeft geen tekening meer bij.

Met jullie kern kun je nochtans een volwaardig elftal met negen of tien Belgen maken.

DEGRYSE: Misschien. Maar ik zie geen reden om goede ervaren buitenlanders als David Rozehnal, Nastja Ceh, Bosko Balaban of Rune Lange niet op te stellen. Dat is trouwens de bevoegdheid van de trainer. Die heeft er geen enkel belang bij om niet de besten te kiezen. We willen niet met elf buitenlanders op het veld staan, dat niet. In onze kern zijn de Belgen in de meerderheid. En van de buitenlanders verwachten we dat ze zich integreren en aanpassen, zodat je niet met clans zit, zoals enkele jaren geleden.

Wil Club meer aandacht besteden aan de jeugdopleiding?

DEGRYSE: Ik heb van het begin af aan gesteld dat er meer en snellere doorstroming tussen de verschillende leeftijdscategorieën moet komen, ook naar de eerste ploeg. Talentvolle jongeren bleven veel te lang hangen bij de min-negentien of bij de beloften. Zo gaan de belangrijkste jaren verloren.

De praktische kant van de jeugdopleiding is de bevoegdheid van onze ex-doelman Hans Galjé, maar wij werken in nauw overleg. We hebben bijvoorbeeld afgesproken om de jeugd meer krachttraining te geven, zodat ze fysiek sneller volwassen is. Met Dieter Van Tornhout is er al een authentiek jeugdproduct dat zijn kans krijgt in het eerste elftal. Hij staat dicht bij een doorbraak, mede omdat we een paar aanvallers hebben laten gaan, of hebben moeten laten gaan: Sandy Martens, Bengt Saeternes, Tim Smolders en Andrès Mendoza. Mannen die hier al jaren speelden, niet altijd goedkoop waren, en in feite de plaats voor jongeren blokkeerden.

Volgens velen is de gebrekkige jeugdopleiding hét zwakke punt van het Belgische voetbal.

DEGRYSE: Dat is te denigrerend voor alle mensen die zich inzetten voor hun club en hun jongeren. Het zou natuurlijk beter kunnen, indien er meer middelen ter beschikking werden gesteld. En op dat gebied lopen we ver achter bij de rest van Europa, en zelfs bij Wallonië, waar de overheid niet alleen nieuwe stadions financiert, maar ook helpt bij het oprichten van centres de formation naar Frans model. De Vlaamse politici hebben daar geen belangstelling voor, wat een fatale vergissing is. Bij Club besteden we rond de elf procent van ons budget aan de jeugd. Een gezond percentage, maar of het in absolute cijfers ook genoeg is, hangt af van de grootte van je budget, en wat dat betreft staan we in België nergens.

Lastig punt is dat andere clubs de beste jongeren zo goed als gratis komen wegplukken.

DEGRYSE: Ook hier laat de politiek ons in de steek. In het buitenland bestaat wel bescherming. In de EU moeten alle bedrijven dezelfde regels toepassen, alleen in het voetbal is dat blijkbaar niet zo. En dus mogen buitenlandse clubs hier onze beste jongeren komen wegroven, iets wat wij bij hen níét mogen. Wij kunnen alleen pleiten bij de spelers en hun ouders, en hen het lijstje voorhouden van voetballers die te vroeg voor het geld of het avontuur hebben gekozen, en daarmee hun carrière voortijdig hebben opgeblazen. Soms zijn spelers ook bij Club weggegaan omdat ze vreesden geen speelkansen te krijgen. Nicolas Lombaerts, nu bij Gent, was zo een geval. Reden te meer om voor meer doorstroming te zorgen. Jonge talenten moeten zien dat ze wél kansen krijgen.

Kan Club nog een rol spelen in de Champions League?

DEGRYSE: Vorig jaar hebben wij gewonnen op AC Milan en tegen Ajax. We hebben acht punten gehaald. En mocht Milan de laatste wedstrijd tegen Celta de Vigo niet met zijn reserven hebben gespeeld, dan hadden wij en niet de Spanjaarden in de achtste finales gezeten. Het antwoord is dus vorig seizoen gegeven: ja.

Anderzijds moeten we eerlijk zijn: onze rol is in de schaduw van de groten. Als we mógen meedoen, is het al een prestatie. Niet dat je dan geen ambitie meer mag hebben, maar met de budgetten waarmee wij in België werken horen we eigenlijk niet thuis in de Champions League. Anderlecht staat met zijn 25 miljoen euro 160e in Europa, wij zijn met onze 15 miljoen niet eens bij de eerste 200. Wij spelen tegen ploegen waarvan het budget twintig tot vijfentwintig keer hoger is. Dan mag je geen onredelijke verwachtingen kweken. Niemand eist van een club als Westerlo, met zijn 3,5 miljoen euro, dat het kampioen van België wordt. Wel: Ander- lecht en Club Brugge zijn het Westerlo van Europa. Het is Jan Ceulemans die het heeft gezegd.

Kún je het budget nog wel opkrikken? Jullie stadion zit vol, en ook wat de commerciële uitbating betreft lijkt er niet veel speelruimte.

DEGRYSE: Ik hoor intern steeds dat we aan het maximum van de mogelijkheden zitten. We zijn verplicht met minder uitgaven steeds beter te doen. Daar ben ik vanaf mijn eerste werkdag mee geconfronteerd: besparen, besparen, besparen. We hebben al veel gedaan, maar je kunt niet blijven besparen. En als we met die 15 miljoen blijven werken, gaan we door steeds meer buitenlandse en misschien ook Belgische clubs ingehaald worden. Het is absoluut noodzakelijk dat ons budget omhoog gaat, of we zijn kansloos in Europa. We zitten op een te kleine markt, we moeten een schaalvergroting of een nieuwe vorm van financiering vinden.

Eén oplossing is dat je een rijke investeerder, een dwaas dus, binnenhaalt. Een soort Roman Abramovitch, maar dan in miniatuurversie.

DEGRYSE: Ik denk niet dat zoiets bij Club Brugge zal gebeuren. Met bijna alle clubs die zo werken, loopt het trouwens verkeerd af. Het is niet mijn job om de grote herstructurering van ons voetbal door te voeren, maar ik raad toch aan om te kijken naar Nederlandse voorbeelden als PSV en Ajax. Die hebben de voorbije vijftien jaar structureel en financieel een enorme evolutie doorgemaakt.

Ajax heeft de ArenA in gebruik genomen, en is naar de beurs getrokken. Dat heeft misschien veel nadelen, maar het levert een kapitaalinjectie op die je op een andere manier niet krijgt. Ik weet dat alleen al de salarislast bij Ajax 32 miljoen euro bedraagt. Dat is meer dan het dubbele van ons totale budget. Bij mijn ex-club PSV hebben ze voor de transfers een investeringsfonds opgericht, waar naast Philips nog andere bedrijven in participeren. Zij gaan onder meer toptalenten in Zuid-Amerika weghalen. Mannen die wij ook kennen, maar die voor ons onbetaalbaar zijn.

Tien jaar geleden was onze compe- titie vergeven van de Nederlanders. Nu zijn er nog een tweetal, en stikt het in Nederland van de Belgen. Dan hebben zij toch iets gedaan wat wij hebben nagelaten.

Stel dat je erin slaagt om goed te presteren in de Champions League, dan worden je beste krachten meteen weggekocht, en moet je opnieuw beginnen.

DEGRYSE: Dat vind ik niet erg. Je moet maar anticiperen en tijdig vervangers zoeken. PSV heeft in de zomer zijn hele voorlijn verkocht: Arjen Robben, Dennis Rommedahl, en Mateja Kezman. Dat was wereldklasse die vertrok. En wat zien we: PSV staat op kop in Nederland, en is voor de eerste keer in negen jaar gekwalificeerd voor de tweede ronde van de Champions League.

Blijf je voorstander van een BeNe-liga?

DEGRYSE: Ja, maar het ziet er niet naar uit dat die er komt. In Nederland beginnen ze volgend jaar met play-offs na de competitie, daar zitten ze niet te wachten op Belgische tegenstanders. Ik wil er vooral op blijven hameren dat we íets moeten doen. We moeten een grotere markt vinden. In Scandinavië spelen de eerste vier van Noorwegen, Zweden en Denemarken een Royal League tegen elkaar. Dat kan een start zijn. Helaas stuit in België elke poging tot verandering op een strijd tussen de grote en de kleine clubs. Die verlamt al jaren zowel de voetbalbond als de profliga, en zo blijven we ter plaatse trappelen en rijdt de trein steeds verder weg.

In de profliga is het ieder voor zich. Je kunt niet verwachten dat een club instemt met een maatregel, als ze daardoor zelf verdwijnt.

DEGRYSE: Dat is juist. Met alle respect voor de kleinere clubs, maar Club Brugge, Anderlecht, Standard en Genk hebben andere belangen. Zolang een kleine club evenveel te vertellen heeft als een grote, komen we geen stap verder.

Er is maar één oplossing: de organisatie van de Champions League, of van het Amerikaanse NBA, op Belgische schaal toepassen. Je moet het profvoetbal uit handen geven aan een extern bedrijf, dat boven de clubs staat.

DEGRYSE: Ook zoiets valt te onderzoeken, de UEFA-cup gaat ook de weg van de Champions League op. Alleen zie ik de Belgische clubs niet akkoord gaan met het afstaan van de macht in eigen huis. Tenzij ze op die manier véél meer geld krijgen. Maar de Champions League dankt haar commercieel succes aan de gigantische televisierechten, en de grote return die hun sponsors via die televisie in heel Europa krijgen. Of je met iets dergelijks in België evenveel geld genereert, betwijfel ik. De grote verschillen in budgetten in Europa, komen net voort uit de grote verschillen in televisiegeld. En op dat gebied bungelen wij aan de staart van het peloton.

Is de kwaliteit van de Belgische voetballers achteruitgegaan?

DEGRYSE: Ik vind van niet. Het is niet zo dramatisch als links en rechts wordt geroepen. Mochten al de jongens die nu in het buitenland op de bank zitten wat langer hier zijn gebleven, zouden we er veel beter voor staan. Ik kan jonge spelers alleen maar aanraden eerst hun sportieve carrière uit te bouwen, en niet te snel voor het geld te kiezen.

Bepaal jij als sportleider de tactiek van Club Brugge?

DEGRYSE: Nee, dat is de taak van de trainer. Ik ben ook niet van plan om de jeugdploegen te gaan opleggen hoe ze moeten voetballen. Ook die trainers moeten zelf beslissen, op basis van de spelers die ze hebben. Bij Ajax werden ze vroeger vanaf hun achtste in hetzelfde spelpatroon gedrild. Dat beheersten ze dan wel tot in de puntjes, maar naar een ander systeem omschakelen konden ze niet.

Trond Sollied heeft nog anderhalf jaar contract. Kun je als sportleider pas echt je stempel drukken als je zelf de trainer hebt aangesteld?

DEGRYSE: Ik moet niet zozeer mijn stempel op de ploeg drukken. Ik moet zorgen dat er binnen de budgettaire grenzen goed spelersmateriaal voorhanden is. De trainer denkt zuiver sportief, de sportleider denkt sportief en financieel, en op langere termijn. De journalisten blijven maar herhalen dat ik niet gelukkig ben met Sollied, maar dat is gewoon niet waar. Toen ik deze functie heb aangenomen, wist ik perfect dat Trond tot eind volgend seizoen zou blijven. Mocht ik dat niet hebben zien zitten, had ik de opdracht niet aanvaard. Hoe zou hij ‘niet in het plaatje van Degryse passen’, als je ziet welke resultaten hij heeft behaald? Het is overigens niet de gewoonte van Club om trainers te ontslaan. En dan komt nu de vraag of ik Franky Van der Elst of Jan Ceulemans wil aantrekken.

Nee, of je ze zou ontslaan?

DEGRYSE: Als dat zou moeten, wel. Een trainer die tien keer na elkaar verliest, beseft zelf ook dat hij moet vertrekken. We zijn wel van plan om de banden met onze ex-topspelers nauwer aan te halen. Dat is in het verleden soms verwaarloosd. Er zijn genoeg taken in een vereniging als Club Brugge.

Is Club zaterdag favoriet?

DEGRYSE: Nee. In februari stonden we 21 punten achter Anderlecht. Het echte waardeverschil was veel kleiner, dat heb ik altijd gezegd. Net zoals er ook nu geen groot verschil is. Anderlecht worstelt met een vertrouwenscrisis, maar ik heb zelf genoeg Anderlecht-Clubs gespeeld om te weten dat dat van geen tel is, eens de match op gang is gefloten. Winnen we, dan staan we er met tien punten voorsprong goed voor. Verliezen we, dan komt Ander- lecht op vier punten, en hebben we nog veel werk. De voorlaatste speeldag is het Club-Anderlecht. Het zou best kunnen dat pas dan de beslissing over de titel valt.

Koen Meulenaere

‘Vanaf mijn eerste werkdag was het: besparen, besparen, besparen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content