Het blijft rommelen in de coulissen van de Vlaamse theaters. De roep naar meer repertoire stuit er op onbegrip. En op een (bewuste?) spraakverwarring.

Het nieuws dat het Publiekstoneel en Theater aan de Stroom subsidie hebben aangevraagd, blijft de sector beroeren. Zeker nu het parlement gevraagd heeft dat er meer repertoiretheater zou komen in Vlaanderen. De grote stadstheaters zetten zich al schrap. Volgens hen moeten de populaire gezelschappen hun geld maar uit de markt halen.

De middelgrote theaters zijn ondertussen als de dood om gesandwicht te worden tussen de grote drie en de nieuwe ‘publiekstheaters’. Daarom lanceerden twaalf gezelschappen (waaronder Antigone, de Roovers spelen, Malpertuis, ’t Arsenaal en Zuidpool) een ‘sereen debat’. De twaalf theaters vinden dat het parlement het primaat van de politiek ‘overschat’ wanneer het vraagt om ‘het repertoire’ te stimuleren. ‘ Het repertoire is een begrip dat voorzichtig te definiëren valt als óf toneelstukken uit de westerse canon, óf toneelproducties die gearchiveerd én steeds weer gespeeld worden. Maar beide definities leveren verschillende beleidsconclusies op. Als de politiek dus pleit voor “meer repertoire”, dan pleit ze ofwel voor een te vaag begrip, ofwel maakt ze een onvoldoende geëxpliceerde artistieke keuze: in beide gevallen zijn haar aanbevelingen onbruikbaar in het lopende beoordelingsproces.’

De ondertekenaars zijn bewust naïef. Ze houden zich van den domme. Iedereen die het theaterdebat de laatste jaren heeft gevolgd, wéét waar het kalf gebonden ligt. Het is om te beginnen een probleem van zelfhaat. De Vlaamse theatersector is niet in staat om met zijn verleden om te gaan. Wie een ‘oude’ Sierens wil zien, moet bij de amateurs gaan kijken. Om over een oude Claus nog maar te zwijgen. Een discussie over welke stukken internationaal of nationaal van belang zijn, is er in Vlaanderen amper.

In andere kunstensectoren is die aandacht voor de traditie vanzelfsprekend. De overheid subsidieert zowel debutanten als de verzamelde werken van gevestigde auteurs. Er zijn musea voor oude en voor moderne kunst. Er is geld voor oude muziek en hedendaags klassiek, en er is naast een filmfonds ook een filmmuseum.

Een Vlaams theatermuseum met een huisgezelschap dat enkel klassiekers op het repertoire heeft. Wat is daar in hemelsnaam mis mee? Veel leraars zouden er dolblij mee zijn. Als de theaters slim zijn, dan proberen ze bruggen te slaan met het onderwijs en de erfgoedsector.

Daarnaast is er een (perceptie?) probleem inzake ‘publieksvriendelijkheid’. De vraag naar een meer divers theaterlandschap is legitiem, en de vraag of ‘publiekstheater’ gesubsidieerd moet worden, kan alleen beantwoord worden door de administratie. Zij moet oordelen of een gezelschap zonder overheidsgeld kan werken. Het is onkies dat theaters elkaars rekening maken. (In het geval van het geldverslindende Toneelhuis is dat zelfs obsceen.)

Een goeie klucht is even valabel als een woordeloze voorstelling van de nieuwste theatervernieuwers, de Bewust Naïeven.

DE VRIJE TRIBUNE VAN DE MIDDELGROTE THEATERS KUNT U LEZEN OP BLOGS.KNACK.BE/VRIJETRIBUNE

door Karl Van den Broeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content