De Gentse socioloog John Vincke onderzoekt onder meer het psychosociale welzijn van holebi’s. Zijn visie op de beweging en de openstelling van het huwelijk.

Bij de groeiende belangstelling voor holebi’s als marketingdoelgroep heeft Vincke bedenkingen: ‘Mensen denken dat het een belangrijke nieuwe markt is. Dat zou kunnen. Toch is er ook Amerikaans onderzoek waaruit blijkt dat holebi’s het economisch gezien slechter hebben. Die marketingtrend creëert ook een verkeerd beeld: ‘de homo’ is blank en goed opgeleid. De holebi-beweging zelf is ook vooral een blanke middenklassebeweging. De uitdaging bestaat erin om daarvan los te komen, zodat de diversiteit duidelijker wordt. Het is typerend dat er zoveel aandacht gaat naar de openstelling van het huwelijk. Is er iets meer bourgeois dan het huwelijk?’

Het is toch een legitieme eis?

John Vincke: Ja, al is er een verschil tussen een eis en de frame waarin je die verpakt. Een mensenrechten-frame kan ook: de contractuele valorisering door de samenleving van wat twee mensen doen. En zijn het huwelijk en de notie van overspel te verzoenen met de openheid van sommige homo’s over seksuele contacten buiten een relatie? Ik vraag mij af of het niet te veel een icoon van gelijkberechtiging is. Misschien moet het huwelijk als instelling verdwijnen en moeten we ook overspel anders beoordelen.

Is het homohuwelijk geen belangrijk signaal?

Vincke: Dat wel. De aanvaarding neemt toe, maar de problemen blijven groot: het aantal zelfmoordpogingen bij jonge holebi’s ligt ver boven het gemiddelde. Bij volwassenen komt depressiviteit vaker voor, blijk uit Nederlands onderzoek. Gelijkberechtiging lost problemen dus niet op: in Nederland is de norm tot verdraagzaamheid misschien het sterkst, maar het niveau niet. Overigens: een échte mentaliteitsverandering begint in het onderwijs.

De beweging eist dat het bespreken van homoseksualiteit in de eindtermen komt.

Vincke: Dan emancipeer je één groep ten koste van de rest. Wij denken nog steeds in termen van homo- of heteroseksualiteit, een negentiende-eeuwse dichotomie. Kinderen moeten leren omgaan met diversiteit en onzekerheid: ‘De ander is niet zoals ik’. In de VS heb je nu de transgender movement, nog een andere vorm van seksualiteitsbeleving.

Heeft uw wetenschappelijke belangstelling te maken met uw eigen homoseksualiteit?

Vincke:(lacht) Ik vind homoseksualiteit een draak van een woord. Maar ik leef inderdaad samen met mijn mannelijke longtime companion. Dat onderzoek is toevallig gekomen, ik ben ook tegen aparte centra voor homostudies. In de VS noemt men dat departments of nuts and sluts. Ik publiceer in mainstream tijdschriften, over het psychosociaal welzijn van minderheden. Maar ik sta voor wie ik ben, voor de manier waarop ik leef. Dat ik samenleef met een man, is onderdeel van mijn publieke identiteit. Een vorm van eerlijkheid en openheid. Die twee gaan niet altijd samen: het aantal academici of politici dat eerlijk voor hun geaardheid uitkomt, is beperkt.

Kan de coming out van zulke ‘prominenten’ een gunstige invloed hebben?

Vincke: Wél om het veralgemeend negativisme van sommige jongeren te doorprikken, die denken dat alles in het leven zal mislukken omdat ze homo zijn: hun studies, hun loopbaan… Het probleem is dat die ‘rolmodellen’ wéér dat stereotiepe, burgerlijke beeld zullen bevestigen.

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content