Welke zorgen hebben de jongeren van vandaag? En waar of bij wie vragen ze informatie en advies? Een grootschalig onderzoek zet de professionele jongerenorganisaties in de hoek. ‘Het veld is versnipperd, we moeten samenwerken.’

Net zoals Bert Anciaux de laatste negen jaar als een wervelwind door de cultuursector stormde, gaf hij ook de jeugdsector een nieuw elan. Traditioneel was de minister van Jeugd eigenlijk een minister van jeugdbewegingen. Het cultuurbudget verdubbelde, maar dat voor de jeugdsector steeg met een factor 2,5. In totaal (bestedingen in het budget cultuur en sport meegerekend) geeft de Vlaamse regering nu 56,7 miljoen euro uit voor het jeugdbeleid. Opvallend is dat de minister organisaties bij zijn beleid betrekt die losstaan van het klassieke jeugdwerk. Hun budget steeg met bijna duizend procent tot meer dan vier miljoen euro.

Die explosieve groei van middelen leidde ook tot een evenredige (wild?)groei van gesubsidieerde jongerenorganisaties. Die houden zich vaak met dezelfde dingen bezig als bestaande organisaties (op lokaal vlak, jongerenafdelingen van middenveldorganisaties of van de ziekenfondsen, het ministerie van Onderwijs) en ze communiceren onderling vrij stroef. Ze brengen ook allemaal folders of andere publicaties uit en verzorgen websites.

Om de alsmaar groeiende stroom papier en bits en bytes die door het ‘jeugdveld’ wordt afgescheiden een beetje in goede banen te leiden, werd in 2006 een coördinerende instantie opgericht: het Vlaams InformatiePunt Jeugd. VIP Jeugd onderhoudt drie websites (een per leeftijdscategorie) en verspreidt drie jongerengidsen. Vorige week presenteerde de organisatie Jeugd ook een wetenschappelijke studie, Een onderzoek naarde informatiebehoeften van kinderen, tieners en jongeren. Die werd uitgevoerd door de Leuven School for Mass Communication Research.

Uitgangspunt was een peiling bij 202 kinderen (10-12-jarigen), 734 tieners (12 tot 18 jaar) en 471 jongeren (18 tot 25 jaar). Aan hen werd gevraagd wat hun grootste zorgen/problemen waren. De resultaten lopen uiteen per leeftijdsgroep. Kinderen liggen vooral wakker van hun toekomstig geluk, van gezinsproblemen, van dood en ernstige ziekte, van problemen met vrienden en ze hebben veel onbehagen over de school. Problemen die hun ouders zien (drugsgebruik, chatten, te veel surfen, of losbandige seksualiteit) zijn dan weer de minste van hun zorgen.

Tieners klagen dat ze niet graag naar school gaan, piekeren over hun toekomstig geluk, over problemen met vrienden of over hun toekomstige job. Gezinsproblemen en gezondheid duiken ook op in de top tien. Opnieuw worden seks, drugs en internet niet als grote problemen beschouwd.

Jongeren maken zich dan weer in de eerste plaats zorgen over hun gezondheid. Ze voelen een onbehagen over het leven in het algemeen en tobben over hun toekomstige geluk. Ook uiterlijk en voorkomen zijn veel meer een bron van onzekerheid dan bij kinderen of tieners.

Bij VIP Jeugd zijn ze erg geschrokken van deze resultaten. ‘Eigenlijk was het niet onze bedoeling om de problemen van jongeren te onderzoeken, maar nu we zien hoe verontrustend deze resultaten zijn, hebben we afgesproken om hier volgend jaar een aparte studiedag aan te wijden’, zegt coördinator Bert Mellebeek.

OUDERS

De peiling naar de zorgen van kinderen diende eigenlijk alleen om na te gaan waar jongeren hun informatie halen wanneer ze zich ergens zorgen over maken. De jeugdsector verspreidt immers een massa informatie over zaken als seksualiteit, huiselijk geweld, jobkeuze, internetgebruik, drugs, et cetera. Er werd echter nog nooit onderzocht of al die informatie ook terechtkomt bij de jongeren zelf. Of zoals een jeugdwerker van een gemeentelijke jeugddienst het op de studiedag in Gent, vorige donderdag, uitdrukte: ‘Ik word overspoeld door folders die ik zou moeten doorspelen aan de jongeren. Ik krijg die gigantische stapel papier echter niet verwerkt. Alles gaat nu ook zonder pardon de vuilnisbak in.’

De Leuvense studie is ontnuchterend. De belangrijkste bron van informatie van kinderen en tieners zijn de ouders. Bij jongeren zijn dat vrienden en leeftijdsgenoten. Kinderen gaan ook niet te rade bij commerciële jongerenmedia zoals Joepie, ook al is dat wel het blad dat zij het beste kennen. Het enige medium dat voorkomt in de enquête is het internet. Dat wordt geraadpleegd als er problemen zijn met chatten of surfen, maar dan wel pas nadat ouders, vrienden of broer/zus zijn geconsulteerd.

Tieners vragen al vaker advies aan vrienden, vooral voor problemen met sociale relaties, seksualiteit of chatten en internet. Ook op school vinden ze vaak wat ze zoeken, zeker als het gaat over hun toekomstige beroepsleven, de school zelf of (ook wel) sociale relaties. Opvallend is de opmars van het internet bij die leeftijdscategorie. Nergens is het de belangrijkste informatiebron, maar bij vijf van de dertien ‘zorgen’ staat het in de top vijf.

Jongeren weten al beter hun weg dan de kleintjes. Voor elk probleem lijkt wel de logische ‘hulp’ gevonden te worden: voor sociale problemen de vrienden, voor schoolproblemen de school, voor familiale problemen de ouders. Zeer opvallend is de vaststelling dat jongeren die problemen hebben met godsdienst (vaak allochtone jongeren) ‘nergens’ invullen als ze de vraag krijgen waar ze het eerst gaan aankloppen. De school volgt op de tweede plaats, voor ouders en vrienden, en ‘een boek in de bibliotheek’ staat op vijf.

Bij deze leeftijdscategorie duikt ook voor het eerst de krant op als informatiebron: op de vierde of vijfde plaats bij ‘familie’, ‘school’, ’toekomst’, ‘maatschappij’, ‘verkeer en vervoer’ en ‘chatten en internet’.

Maar de meest onthutsende vaststelling is dat geen enkele van de ondervraagde jongeren verklaart informatie te halen uit een van de publicaties van jongerenorganisaties zoals daar zijn: JINT, VVJ, Ladda, VIP jeugd, In Petto, Steunpunt Allochtone Meisjes en Vrouwen, Graffitti, Jeugd en Seksualiteit, Sensoa, MJA…

Er is maar één sector die het nog slechter doet dan de jeugdsector: de openbare omroep. Die komt nooit voor in de resultaten van de enquête. Commerciële omroepen al evenmin, trouwens.

JOEPIE

Jongeren gebruiken de ‘informatieproducten’ die voor hen gemaakt worden dus niet. Ze kennen ze ook niet. De ondervraagden werden geconfronteerd met een lijst van publicaties en moesten aangeven welke bij hen een lichtje deed branden. Bij kinderen staat Yeti op kop, de kinderversie van Klasse. Dat is wel een informatieproduct van de overheid, maar dan wel van het ministerie van Onderwijs, niet van dat van Jeugd… Op de tweede plaats komt Joepie gevolgd door de bibliotheek. Bij tieners is Joepie al op de eerste plaats beland, gevolgd door de bibliotheek. Streekkrant scoort hier ook goed met een vijfde plek. Kinder- en Jongerentelefoon is de enige jongerenorganisatie die in de top tien staat.

Bij jongeren prijkt Humo op één, gevolgd door de NMBS. be (jongeren sporen vaak) en de bibliotheek. Een goeie score is er voor Maks!, de jongerenversie van Klasse en voor www.klasse.be.

De typische jongerenorganisaties komen meestal belabberd uit deze studie, met percentages van minder dan twintig of zelfs tien procent. Enkel de Jongerenadviescentra (JAC’s), Childfocus, Sensoa, scouts en chiro doen het goed. De Jongereninformatiepunten (JIP’s) die destijds overal werden opgericht als eerstelijnsloket waar jongeren voor alle mogelijke informatie terechtkonden, halen amper 32 procent en zelfs de ‘bekende’ Jongerengids is maar goed voor 16 procent.

‘Wij zullen deze resultaten ernstig nemen’, zegt Bart Mellebeek van VIP Jeugd. ‘We zullen strategieën moeten uitwerken om de verschillende organisaties beter te laten samenwerken, om expertise te groeperen en minder in gespreide slagorde te opereren. Als de commerciële media zo’n belangrijke bron van informatie blijken te zijn voor jongeren, dan moeten we ook overwegen om met kranten en tijdschriften samen te werken om onze informatieproductie, of de informatie die erin vervat zit, vlotter aan de man te brengen.’

Op de studiedag was ook Tinne Marant, hoofdredactrice van Joepie, aanwezig. ‘Ik krijg elke dag honderden mails van kinderen en tieners. Die gaan meestal over hun uiterlijk. 95 procent van de jongeren voelt zich onzeker over hoe hij of zij eruitziet. Dat is niet zo verwonderlijk en dat hoort ook bij de leeftijd. Toch staan we er bij Joepie op om positieve rolmodellen te bieden. Magere anorectische vips zullen bij ons nooit positief becommentarieerd worden en wij zeggen elke week dat er niks mis is met ‘een dik gat’. Wij schrijven niet over problemen, maar brengen getuigenissen in een positieve sfeer. Dat draagt ook bij tot het welbehagen van tieners, denk ik.’

Het doet denken aan de uitspraak van wijlen Wiel Elbersen van Flair. Die zei dat zijn blad meer betekend had voor de vrouwen-emancipatie in Vlaanderen dan alle overheidscampagnes samen. Stof tot nadenken.

DOOR KARL VAN DEN BROECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content