Waarom zijn seriemoordenaars zo populair? Het debuut van Boris Starling: “Messias”.

Indien ik, naar de mens, tegen de beesten gevochten heb te Efeze, wat baat het mij indien de doden niet worden opgewekt?” (1 Korintiërs.) Het begon in 1988 met de ingenieuze thriller “The Silence of the Lambs” van Thomas Harris. De introductie van de seriemoordenaar als lustobject voor een groot publiek. De indringende verfilming van het boek werd een overweldigend, wereldwijd succes.

Hannibal Lecter, briljant psychiater en huiveringwekkende moordenaar, deed lezers en kijkers naar adem happen. In de jaren daarna kon de consument er evenals de seriemoordenaar niet genoeg van krijgen. De ene na de andere serial killer bood zich aan, in fictie en in de realiteit.

De planken True crime in mijn boekenkasten kreunen onder het gewicht van werken die inzicht willen verschaffen in de angstaanjagende psyche van de seriemoordenaar, voor wie één moord te min is en die niet van ophouden weet: “In de huid van de seriemoordenaar”, “De Geest van het Beest”, “Mijn vriend, de seriemoordenaar”, “Mijn zoon, de seriemoordenaar”, “De Jacht op de seriemoordenaar”, “Conversations with a killer”. Et cetera. Experts van de Behavioral Science Unit, een afdeling van het FBI die gespecialiseerd is in de profilering en opsporing van seriemoordenaars, schreven hun ervaringen op. Maar ook journalisten, vrienden en familieleden droegen hun steentje bij. Geen detail werd de lezer onthouden.

Zo was er Ted Bundy, die tussen de twintig en veertig jonge vrouwen verkrachtte en vermoordde. John WayneGacy vermoordde meer dan dertig jongens, nadat hij ze een psalm had voorgelezen. Edmund Kemper vermoordde familieleden en vrouwen, had daarna gemeenschap met hen, onthoofdde zijn slachtoffers, sneed ze in stukken en bewaarde lichaamsdelen als aandenken. Frederick West vermoordde tientallen vrouwen, onder wie zijn eerste echtgenote en een dochter, en begroef ze onder zijn huis, in de Britse pers The House of Horror genoemd. Jeffrey Dahmer lokte zeventien jongens mee, bedwelmde en wurgde hen, bedreef necrofilie en kannibalisme. Bret Easton Ellis schreef zijn omstreden bestseller “American Psycho”, de low-budgetfilm “Henry: Portrait of a serial killer” werd tot cultfilm verheven en in 1995 kwam de indrukwekkende bioscoopfilm “Seven” uit. Een aantal jaren glorieerde de belichaming van het Kwaad, tot net iets te veel auteurs en filmmakers er telkens weer een schepje bovenop deden en het publiek seriemoordenaar-moe werd. Dat weerhield de jonge Engelse auteur Boris Starling (1970) er niet van met een 446 pagina’s tellende thriller te debuteren, waarin een seriemoordenaar prominent optreedt.

EEN MAN VAN SMARTEN

“Messias” begint met Spreuken 21, vers 23. “Wie zijn mond en tong bewaakt, bewaart zijn ziel van benauwdheden.” Iets verderop worden we getracteerd op Händels “Messias”, deel twee. De aria van de alt: “Hij werd veracht.” Uit Jesaja. Hoofdstuk 53, vers 3: “Hij was veracht en van mensen verlaten; een man van smarten, en vertrouwd met ziekte.” Bijbelcitaten, religieuze begrippen en aberraties voldoen uitstekend in verhalen over mensen die als God zelf willen beschikken over leven en dood.

Starling, even op promotiebezoek in Amsterdam, heeft voor zijn boek flink geleend van andere boeken, en films. Vooral “Seven” heeft een diepe indruk op hem gemaakt. Een seriemoordenaar wiens moorden verwijzen naar de zeven hoofdzonden. Rechercheurs moeten Dante’s “Inferno” en “The Canterbury Tales” lezen om achter zijn motieven te komen. De moorden zijn een preek tot de wereld. De preek van een uitverkorene. De jongste rechercheur (gespeeld door Brad Pitt) voegt hem toe: “You’re no messiah. You’re a movie of the week.” Het einde van de film is dramatisch. Licht en duisternis vloeien in elkaar over. Kan niet iedereen een moordenaar worden, als hij maar het juiste motief vindt?

Starling heeft er veel van opgestoken. Zijn boek stelt grote kwesties aan de orde: familieverhoudingen, verraad, schuld, een belast verleden, de onvermijdelijke donkere kant van de mens, en religieuze waan. “Wat ik bedoel, is dat je over straat loopt en een volslagen vreemde ziet en denkt: ik vraag me af hoe het zou voelen om jou te vermoorden. Hoe zou het zijn om je in je hart te steken of je hoofd in elkaar te trappen? Misschien zou ik je neus af kunnen bijten, of je oren van je hoofd scheuren. Ik vraag me af hoe je ingewanden eruitzien als ik je buik openreet. Zou je bloed meters de lucht in spuiten, of zou het naargeestig op de grond druppelen? Welke geluiden zou je maken terwijl het leven uit je wegvloeide?” Dat vraagt hoofdinspecteur Red Metcalfe zich af als hij verantwoording aflegt voor een – maatschappelijk gerechtvaardigde – daad van verraad. Het aangeven van een moordenaar. Die sterk met hem verbonden is.

Een Londens rechercheteam, onder zijn leiding, krijgt in de hete zomer van 1998 te maken met moorden op een aantal mannen die vreselijk verminkt zijn en die gemeen hebben dat hun tong, terwijl ze nog leefden, er uitgesneden is en vervangen door een zilveren lepel. Metcalfe verplaatst zich op intense wijze in slachtoffers, daders en situaties. Met drie collega’s opent hij de jacht op de seriemoordenaar, die hen aanvankelijk alleen maar voor raadsels stelt. Na een paar maanden, waarin diverse valse sporen zijn gevolgd, ontdekt hij in een boek over Michelangelo de motieven van de dader, die zijn slachtoffers onder meer ophangt, levend vilt of met een bijl vermoordt. Hij weet nu waarom een van hen een deel van zijn eigen afgesneden huid in zijn hand geklemd hield. En waarom de tongen zijn uitgesneden: symbolen van de ziel, gevangen in dat ene stukje vlees. Na een ernstige misleiding wordt Metcalfe geconfronteerd met de werkelijke moordenaar. Een spook uit zijn schuldige verleden. Het slot heeft een bijbelse doem van schuld en boete.

SLIMME ANTWOORDEN

Boris Starling schreef de eerste versie van het verhaal in zes weken. Rubbish, waardeloos was het; daarna heeft hij het nog eens rustig overgedaan. In zijn hoofd waarden andere seriemoordenaars rond. Waarom heb je aan het eind van “TheSilence of the Lambs” een zekere sympathie voor de ontsnapte moordenaar, die toch een monster is? Maar wel intelligent en charmant, zoals veel seriemoordenaars. De auteur kent zijn true crime-klassieken.

Hij wilde altijd al een thriller schrijven. “Ik houd van pulp fiction. Literaire boeken lees ik niet vaak. Waarom zou ik een literair boek schrijven? Ik heb niets van groot belang aan de wereld mee te delen. Misschien als ik zestig ben, oud, pompeus, vol van mijzelf. Het belangrijkste dat een schrijver moet doen, is ervoor zorgen dat mensen de pagina’s omslaan en doorlezen. Om welke reden dan ook: de karakters, de plot, de stijl. Of je nu thrillerauteur bent of Tolstoj: je moet ze aan het lezen houden.”

“Messias” is snel en slim geschreven. Hele korte hoofdstukken.

Zodat de lezer zich laat verleiden tot nóg een hoofdstuk, en nog een. “Het is net als met filmscènes. Je moet ze zo vaak mogelijk laten eindigen met een cliffhanger.” Er is weinig meer waar je mensen mee kunt shockeren. Toch is het hem in “Messias” nog wel een paar keer gelukt, als hij op de reacties van lezers afgaat.

Hij heeft wel research gedaan voor het boek, maar je moet dat niet overdrijven, vindt hij. Het blijft fictie. De vader van zijn flatgenoot, die patholoog is, heeft hem goed geholpen. Hij wist haarfijn uit te leggen hoe je iemand vilt en hoe je een tong uitsnijdt. Die uitleg gaf hij tijdens diners, als iedereen zijn stukje vlees zat te snijden. De hele familie werd er niet goed van.

Op dit moment schrijft hij een script voor de BBC: een tweedelige televisiefilm, gebaseerd op “Messias”. Hij werkt ook aan zijn volgende boek. Noorse zee-mythologie, een ramp met een veerboot, en (nog één keer) een seriemoordenaar, die kinderen verdrinkt.

Een vleugje bovennatuurlijkheid, maar geen religie meer zoals in “Messias”. Hoewel dat, met het nieuwe millennium in zicht, een prachtig onderwerp is. Allerlei gekken die tevoorschijn komen en voorspellingen doen. Mensen zijn meer door religie geobsedeerd dan door wat dan ook.

Een collega van hem kreeg van een sekteleider eens de vraag: “Geloof je dat ik de zoon van God ben?” Na enig nadenken antwoordde hij: “Ik geloof dat jij gelooft dat je de zoon van God bent.” Starling grinnikt. Hij houdt van slimme antwoorden.

Als een van de jongste deelnemers aan de tv-quiz “Mastermind” bracht hij het ooit al eens tot de halve finale. Zijn specialismen: Dick Francis en Kuifje.

Boris Starling, “Messias”, Meulenhoff, Amsterdam, 446 blz., 698 fr.

Ineke van den Bergen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content