Eugenetica: het woord roept haast uitsluitend zwarte herinneringen op, vooral aan het naziregime tijdens de Tweede Wereldoorlog. Nochtans was de eugenetische wetenschap ooit zeer gerespecteerd en wijd verspreid. Tot in België.

Met de publicatie van De mens voorbij heeft moraalfilosoof Gie van den Berghe de geschiedenis van de eugenetica bij velen weer onder de aandacht gebracht. In zijn boek betoogt Van den Berghe dat de nationaalsocialistische wandaden, die in niet geringe mate waren geïnspireerd op het eugenetische denken, geen radicale breuk met de geschiedenis vormden, maar er veeleer een catastrofale ontsporing van waren. Het idee dat de menselijke soort moest worden verbeterd en behoed voor degeneratie, heeft immers stevige wortels in de verlichting. Van den Berghe vertelt hoe de eugenetica begin 20e eeuw een belangrijke en breed gedragen denkstroming was, die al vertaald werd in politiek beleid lang vóór de machtsgreep van de nazi’s. In de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, begon men in de jaren twintig al met dwangsterilisaties van onder meer mentaal gehandicapten.

De mens voorbij schetst het brede verhaal, het filosofische kader – een interview met de auteur vond u een paar weken geleden nog in Knack. Een Belgisch hoofdstuk ontbreekt evenwel. En dat hoofdstuk heeft wel degelijk bestaan. De Gentse historicus Wouter De Raes schreef er twintig jaar geleden zijn met de grootste onderscheiding bekroonde licentiaatsverhandeling over, onder de titel Het rasidee in Belgische medische en paramedische tijdschriften in het interbellum. ‘Ik ga akkoord met de stelling van Gie van den Berghe dat het nazisme geen breuk vormde met de beschaving, maar er een catastrofale ontsporing van was’, zegt De Raes. ‘Alleen heb ik het moeilijk met de suggestie als zou er een rechte lijn lopen van verlichtings-filosofen zoals Locke en Voltaire naar de nazi’s. Je kunt eerder de stelling verdedigen dat de nazi’s niet zozeer door de filosofen van de verlichting, maar vooral door de filosofen van de romantiek waren beïnvloed – door Herder bijvoorbeeld. Los daarvan heeft Van den Berghe gelijk als hij schrijft dat eugenetica helemaal geen marginaal verschijnsel was, maar een krachtige en gerespecteerde wetenschap. Francis Galton, de neef van Charles Darwin die aan de basis lag van de eugenetica, was een gerespecteerd wetenschapper. Zijn centrale stelling was: de moderne maatschappij werkt natuurlijke selectie tegen en daardoor verzwakt de menselijke soort. De zwakkeren, de lagere sociale klassen kweken kinderen aan de lopende band en de hogere klassen produceren niet genoeg kinderen. Daar moest iets aan gedaan worden.’

De eugenetica was verwant aan het sociaaldarwinisme, de denkrichting die de evolutietheorie van Charles Darwin probeerde toe te passen op de maatschappij. ‘Eugenetica en sociaaldarwinisme vormen in zekere zin een eeneiige tweeling, zoals Van den Berghe schrijft’, legt De Raes uit. ‘Maar de sociaaldarwinist was een voorstander van het laissez faire: laat alles maar op z’n beloop, probeer de armen en de zwakken vooral niet te helpen, want dat zou de natuurlijke selectie alleen maar verstoren: zo bevorder je immers de mogelijkheid van de ‘niet-fitten’ om zich voort te planten, en dat was nu net niet de bedoeling. Laat die maar uitsterven. De eugeneticus redeneerde anders, die was een groot voorstander van staatsinterventie. Net omdat de natuurlijke selectie niet meer zo goed werkte in de moderne maatschappij, vonden eugenetici dat de overheid ervoor moest zorgen dat de soort in stand gehouden werd, en niet helemaal ten onder ging. Vandaar bijvoorbeeld maatregelen zoals dwangsterilisatie.’

De extremen hebben zich vooral voorgedaan in de Verenigde Staten en in Duitsland. ‘Voor sommige mensen zal dat verrassend zijn’, zegt De Raes. ‘Maar de Duitsers hebben zich laten inspireren door de Verenigde Staten, die op het vlak van dwangsterilisatie echte voorlopers waren. Harry Laughlin, de leider van de Amerikaanse eugenetische beweging, vond in de jaren twintig zelfs dat tien procent van de bevolking moest worden gesteriliseerd. Zover is het nooit gekomen, maar toch zijn in de VS in totaal 36.000 zwakzinnigen, criminelen, epileptici en andere slachtoffers verplicht gesteriliseerd. Laughlin voerde aan dat dwangsterilisatie goedkoper was dan het uitbouwen van een sociale zekerheid. De eugenetische beweging in de VS werd overigens pas begin jaren zeventig opgedoekt.’

Het eugenetische denken kwam niet alleen voor bij rechts-conservatieve denkers, zegt De Raes. ‘Ook in Zweden, toch hét voorbeeld van een sociaaldemocratische staat, werden nog tot na de Tweede Wereldoorlog mentaal gehandicapten gesteriliseerd. Men associeert eugenetica met de nazi’s, maar het is veel complexer dan dat. In Engeland bestond er bijvoorbeeld een duidelijke links-progressieve poot van de eugenetische beweging, met mensen zoals George Bernard Shaw en H.G. Wells. Volgens Shaw konden eugenetici niet anders dan socialisten zijn. Alleen waren de maatregelen die hij voorstelde om de soort te verbeteren heel andere dan die van de rechts-conservatieve zijde. Shaw was onder meer een voorstander van het opheffen van de klasseverschillen, omdat er zo meer ruimte zou ontstaan voor de ‘betere’ biologische huwelijken. Shaw vond ook dat alleenstaande moeders moesten worden gesteund, zowel op medisch vlak als qua onderwijs. Van zulke voorstellen zouden rechtse eugenetici gegruwd hebben. Shaw bepleitte zelfs de gelijkheid van inkomens – ook niet bepaald rechts. Om maar te zeggen: de eugenetische beweging was in hoge mate een kakofonie. De ene groep stelde maatregelen voor die de andere verworpen zou hebben. Dat toont natuurlijk vooral aan dat men met de term ‘eugenetica’ geen probleem had. Ook in België niet.’

De katholieke invloed

In België is de eugenetica pas langzaam doorgesijpeld, zegt De Raes. ‘Naar aanleiding van de eerste internationale conferentie wordt in 1910 een eerste poging gedaan om een eugenetische beweging op te richten, onder impuls van het Solvay Instituut. Maar die poging mislukt, en de interesse bloedt dood. Het is pas na de Eerste Wereldoorlog, in 1919, dat het wel goed op gang komt en dat er een tijdschrift wordt gelanceerd: de Revue d’Eugénique heeft vier jaar bestaan. Het is trouwens geen toeval dat net op dat moment de interesse opflakkert. Na de oorlog heerste er een syfilisepidemie. Daardoor, en in mindere mate ook door de Spaanse griep, waren veel medici erg pessimistisch. Men was ervan overtuigd dat de menselijke soort in verval was, dat er moest worden ingegrepen. U moet er rekening mee houden dat de eugenetica toentertijd zeker veel minder verbonden was aan het concept ‘ras’ in de antropologische betekenis van het woord, zoals wij het vandaag gebruiken. Integendeel zelfs. Ook wat dat betreft was het een kakofonie: de ene bedoelde met ras de hele soort, de andere een volk, nog anderen hadden het over de verschillende sociale klassen als aparte rassen.’

De eugenetische beweging in België was vooral medisch getint. ‘In feite volgde België noch de rechts-conservatieve, noch de links-progressieve richting’, aldus De Raes. ‘Het was bij ons vooral een zaak van artsen, en het ging meteen de sociaal-hygiënische richting uit. Maar al bij al was het een kortstondig en marginaal fenomeen in ons land. In moderne termen zou ik zeggen: de Belgische eugenetici waren eigenlijk softies. Ze waren meer beïnvloed door Franse dan door Angelsaksische denkers, ze legden meer de klemtoon op milieu dan op erfelijkheid. Veel kennis van de erfelijkheid hadden ze ook nog niet, ze geloofden dat ze de kwaliteit van het nageslacht konden verbeteren door de omstandigheden in het milieu te verbeteren. Anti-alcoholwetten passen daar bijvoorbeeld in: men vreesde dat mensen die veel alcohol dronken, minder gezonde kinderen zouden hebben. De maatregelen die in België werden voorgesteld, liggen bijna allemaal in die lijn: men wilde morele educatie, preventief geneeskundig onderzoek… Men vreesde weliswaar voor de degeneratie van de soort, in die zin volgde men het klassieke eugenetische denken. Maar men vond, zoals Charles Darwin zelf, dat wrede maatregelen uit den boze waren. Men aanvaardde met andere woorden de uitgangspunten van de eugenetica, maar men verwierp de conclusies ervan.’

Tot ideeën zoals dwangsterilisatie is het in ons land dan ook nooit gekomen. De Raes: ‘Er was één lid van de beweging, de legerarts Albert Govaerts, die op studiebezoek ging naar de VS en daar de dwangsterilisatie hoorde verdedigen. Toch was hij er zelf geen voorstander van. Er is één keer iemand geweest die het in de Revue d’Eugénique voorzichtig durfde te suggereren, en dus stond onderaan het artikel dat de auteur louter op persoonlijke titel schreef. Men distantieerde zich uitdrukkelijk van dat rechts-conservatieve gedachtegoed. Onder invloed van het katholicisme. Van den Berghe schrijft in De mens voorbij terecht dat de enige tegenwind kwam van de katholieke kerk. Vandaar dat de eugenetica in katholieke landen, zoals Frankrijk, Italië, Spanje en België, niet of nauwelijks van de grond kwam. Bij ons was de beweging in hoge mate een initiatief van de ULB, de vrijzinnige Brusselse universiteit. Maar het hoofd van de afdeling moraal van de beweging was wel een jezuïet. In 1930, in ons land is dan al geen sprake meer van die beweging, verschijnt de encycliek Casti Connubii van paus Pius XI, en daarin wordt behalve tegen anticonceptie ook hard gereageerd tegen dwangsterilisatie en andere eugenetische maatregelen.’

In ons land ontstaat in de medische tijdschriften vervolgens een pijnlijke stilte. De Raes: ‘Het onderwerp verdwijnt helemaal uit het debat. Op een paar reacties tegen de nazistische sterilisatiewetten in katholieke tijdschriften na. Alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er twee artsen die het Duitse eugenetische beleid verdedigen: Roger Soenen en Jan De Roeck, van wie eerder al artikelen en recensies waren verschenen in het Vlaams Geneeskundig Tijdschrift, waarvan Frans Daels, de voorzitter van het IJzerbedevaartcomité, hoofdredacteur was. De Roeck is merkwaardig genoeg na de oorlog nooit veroordeeld. Soenen wel, maar vooral vanwege zijn lidmaatschap van tal van collaborerende organisaties. Maar die Vlaams-nationalistische en nationaal-socialistische artsen hadden niets met de vooroorlogse, officiële eugenetische beweging te maken.’

Preventieve geneeskunde

‘De eugenetische beweging in de jaren twintig was misschien kortstondig en marginaal, er waren wel een aantal prominente politici lid van’, vertelt De Raes. ‘De katholieke minister van Binnenlandse Zaken Paul Berryer, de liberale minister van Justitie Fulgence Masson en de socia-listische voorman Emile Vandervelde, die zowel partijvoorzitter als minister is geweest. Vandervelde was zelfs erevoorzitter van de eugenetische beweging – iets wat vandaag bijna niemand nog weet. Vandervelde heeft ook een boekje geschreven, waarin hij organische parasieten vergelijkt met sociale parasieten. Onder sociale parasieten rekent hij niet alleen de crimineel, maar bijvoorbeeld ook de kapitalist. En zijn remedie bestaat erin om de solidariteit onder de geparasiteerden te versterken. Dat bevestigt nogmaals dat iedereen de term eugenetica kon gebruiken om de eigen agenda te promoten. De vlag kon vele ladingen dekken. De alcoholwet van Vandervelde, waardoor in 1919 het schenken van sterkedrank in openbare gelegenheden werd verboden, was niet geïnspireerd door de eugenetische beweging, maar de redenering die erachter zat, strookte wel met wat Belgische eugenetici voorstonden: een vorm van preventieve geneeskunde.’

En zo heeft zelfs onze tijd, met haar zware klemtoon op preventieve geneeskunde, haar wortels in de eugenetica. ‘Precies’, besluit De Raes. ‘Wij leven in het tijdperk van de preventieve geneeskunde. Maar wij leven ook in het tijdperk van de eugenetica. Alleen wordt het vandaag niet meer van overheidswege opgedrongen. Het gaat om individuele beslissingen. Maar wie zal het een vrouw nog kwalijk nemen als ze een foetus met het syndroom van Down laat aborteren? De reactie zal vandaag eerder omgekeerd zijn: sommige mensen zullen het onverantwoord vinden om nog kinderen met het syndroom van Down op de wereld te zetten. Welnu, dat is eugenetica. Het is goed als we dat onder ogen zouden zien. Op dat vlak is het boek van Van den Berghe, hoewel ik op sommige punten zeker kritiek heb, een verademing. Het brengt de geschiedenis van de eugenetica weer in de belangstelling, en dat lijkt mij zeker nuttig.’

HET BOEK VAN GIE VAN DEN BERGHE VERSCHEEN BIJ UITGEVERIJ MEULENHOFF/MANTEAU. HET FRAGMENT UIT DE THESIS VAN DE RAES DAT DE EUGENETICA BEHANDELT, KUNT U TERUGVINDEN OP www.knack.be/extra.

DOOR JOëL DE CEULAER

‘Wij leven vandaag in het tijdperk van de eugenetica. Alleen wordt het niet meer van overheidswege opgedrongen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content