Aan boord van de Titanic reisden ook Belgen mee. Vier van hen overleefden de ramp. Hun verhaal wordt hier voor het eerst verteld.

Vijfentachtig jaar na de ramp met de Titanic breken wetenschappers zich nog altijd het hoofd over de vraag wat er mis is gegaan. Pas onlangs kwam een internationaal onderzoeksteam tot de conclusie dat de Titanic naar alle waarschijnlijkheid gezonken is doordat er zes kleine scheurtjes in de romp ontstonden toen het schip tegen een ijsschots voer. Daardoor stroomden in twee uur meer dan vijftig miljoen liter water het ruim in en kon het ondenkbare gebeuren.

Sinds de oceaanstomer op 15 april 1912 in de golven verdween, staat de Titanic symbool voor de menselijke hybris. Het verhaal van het scheepsorkest, dat vrolijk ?God save the King? bleef spelen om de stemming erin te houden, en zijn optreden, vlak voor het mammoetschip naar de kelder ging, besloot met de religieuze hymne ?Nader tot u, mijn God?, heeft zich in het collectief geheugen genesteld en behoort tot de Grote Mythen van de twintigste eeuw. De Titanic was het grootste en meest luxueuze van drie zusterschepen (de andere waren de Olympic en de Brittanic). Het enorme gevaarte 46.238 ton werd tegen een snelheid van iets meer dan twintig knopen (45 kilometer per uur) voortgestuwd door drie propellers, aangedreven door stoommachines die samen 46.000 paardenkracht leverden. Het was in opdracht van de Britse rederij White Star Line gebouwd op de scheepwerf Harland and Wolf in Belfast en had anderhalf miljoen pond gekost, voor de normen van zijn tijd een duizelingwekkend bedrag. Maar het was dan ook een schip dat, met zijn zestien door tussenschotten gescheiden compartimenten, onzinkbaar zou zijn.

De Belgische kranten van 17 april 1912 maakten er niet veel woorden aan vuil. Voor Het Laatste Nieuws was de ramp met de Titanic zelfs geen voorpaginanieuws. Wel publiceerde de krant een overigens onvolledige lijst van Belgische opvarenden en het bericht dat in Denderhoutem de kermis was afgelast. De meeste Belgische slachtoffers kwamen uit die gemeente. Wereldwijd ging alle aandacht van de pers naar de zestien Amerikaanse miljonairs in de eerste klasse, wier gezamenlijk fortuin op 120 miljoen pond sterling werd geschat. Zo ontstond de fabel van de Titanic als ?een schip vol miljonairs?. Niemand maalde om de meer dan duizend passagiers in de tweede en de derde klasse. In de onderbuik van de Titanic reisden, zoals op alle oceaanstomers in die dagen, de landverhuizers mee, arme sloebers die het verpauperde Europa ontvluchtten om hun geluk te beproeven in de Nieuwe Wereld. Veel Vlamingen trokken naar Detroit en Michigan, of naar het aangrenzende Canada.

VROUWEN EN KINDEREN EERST

10 april 1912. Met 941 passagiers aan boord verlaat de Titanic de haven van Southampton voor zijn allereerste reis. Kapitein Edward J. Smith, een van de meest ervaren gezagvoerders van de White Star Line, zet koers naar Cherbourg en gaat daar buitengaats voor anker om 274 passagiers op te pikken, die door kleinere schepen worden aangevoerd. Vervolgens wendt hij de steven naar Queenstown, in Ierland. Ook daar blijft het schip voor de kust liggen om nog eens 120 passagiers aan boord te nemen. En tenslotte begint de oversteek van de Atlantische Oceaan. Eindbestemming : New York. Er zijn, alles bij elkaar, 2.214 opvarenden aan boord : 1.335 passagiers en 885 bemanningsleden.

De reis verloopt feestelijk en voorspoedig. Op de vierde dag, 14 april, lopen de eerste meldingen binnen over ijsbergen. De uitkijk in het kraaiennest wordt verdubbeld, maar de Titanic mindert geen vaart. Om 22 uur 40 luidt de uitkijk de alarmklok en meldt dat de Titanic pal op een ijsberg afstevent. Zesde officier Moody, die de wacht houdt op de brug, beveelt naar bakboord uit te wijken en drukt de knop in waardoor de waterdichte schotten tussen de compartimenten in het ruim van het schip gesloten worden. Maar het is te laat. De Titanic schuurt met de stuurboordzijde langs de ijsberg. De motoren worden stilgelegd. Kapitein Smith inspecteert de schade, vergezeld van ingenieur Thomas Andrews, de ontwerper van het schip, die de eerste reis meemaakt om eventuele kinderziekten te verhelpen. Zij stellen vast dat de Titanic reddeloos verloren is. Zes compartimenten staan onder water.

Kapitein Smith besluit de passagiers te evacueren. Maar de twintig reddingssloepen dat zijn er meer dan de toenmalige veiligheidsvoorschriften vereisten bieden geen plaats aan alle opvarenden. Dus klinkt het bevel : ?Vrouwen en kinderen eerst?. Zoals gebruikelijk worden eerst de passagiers uit eerste klasse in veiligheid gebracht, daarna pas zijn de tweede en de derde klasse aan de beurt. Marconist Phillips zendt noodsignalen uit. Hij gebruikt voor eerst de nieuwe code S.O.S. ( Save Our Souls, red onze zielen) en geeft zijn positie op : 41 graden en 46 minuten noorderbreedte, 50 graden en 14 minuten westerlengte. De Titanic bevindt zich op dat ogenblik ongeveer zeshonderd kilometer ten zuidoosten van de kust van Newfoundland. Ondertussen hijsen de passagiers uit de eerste klasse zich met tegenzin in de reddingsboten. Niemand gelooft echt dat de Titanic kan zinken. Maar als het duidelijk wordt dat het schip wel degelijk water maakt, ontstaat gedrang en zelfs paniek. Er zijn nog ruim 1.500 mensen aan boord als de achtersteven van de Titanic uit het water omhoog rijst. Tien minuten later verdwijnt het schip bijna loodrecht in de oceaan. Het is halfdrie in de ochtend van 15 april.

Sommigen zullen later vertellen dat zij een ontploffing hoorden en dat het schip doormidden brak. In 1986, toen het wrak van de Titanic eindelijk werd gevonden, vierduizend meter diep op de bodem van de oceaan, is dat verhaal bevestigd. De ontploffing moet veroorzaakt zijn door een plotselinge opeenhoping van stoom in de machinekamer, toen het ijskoude zeewater in contact kwam met de stookvuren.

Twee uur na de ramp worden 705 overlevenden opgepikt door het stoomschip Carpathia, dat hen naar New York brengt, waar ze door een duizendkoppige menigte worden opgewacht. Onder de geredden bevinden zich vier Belgen : Theodore De Mulder uit Aspelare, Jean Scheerlinckx uit Denderhoutem, Jules Sap uit Zwevezele en Berthe de Villiers uit Brussel.

De White Star Line had ook in België agentschappen, die passage verkochten aan emigranten, onder meer in Denderhoutem en in Zwevezele. Ze hanteerden dumpingtarieven en er was zelfs een speciale actie op het getouw gezet om passagiers voor de Titanic te ronselen. Landverhuizers konden via de haven van Antwerpen eerst de overtocht naar Harwich, in Engeland, maken. Van daaruit spoorden ze via Londen naar Southampton.

EEN REIZENDE CIRCUSVOORSTELLING

Theodore De Mulder (30 jaar op het ogenblik van de ramp) uit Aspelare, vader van twee kinderen, besloot in 1912 naar Amerika te emigreren. Hij boekte passage bij een agentschap van de White Star Line in Haaltert. Als bestemming gaf hij op : E. De Clerck, 33 Lessine Street, Detroit vermoedelijk het adres van een zetbaas, die in Europa werkkrachten ronselde voor de suikerbietenoogst. De Mulder bevond zich in zijn kajuit in de derde klasse, toen hij de alarmklok hoorde. Hij trok een zwemvest aan en ging aan dek. Daar heeft hij gewacht tot het schip op het punt stond te kapseizen. Hij kieperde een houten dekstoel in zee, sprong overboord en klampte zich vast aan zijn geïmproviseerde vlot. Zo kon hij zich drijvende houden tot hij door de Carpathia werd opgepikt.

Dank zij een brief die Theodore De Mulder op 1 mei 1912 schreef aan zijn vrouw in Denderhoutem, weten wij hoe het de geredde Belgen is vergaan. De overlevenden van de Titanic kregen in New York kleren en het equivalent van dertig frank. Een zekere Sommeville, een Vlaming uit Wevelgem die in Detroit woonde, stelde zijn landgenoten voor om in theaters en circussen hun verhaal te gaan vertellen. Ze zouden daar vijf dollar per dag mee kunnen verdienen. Drie maanden lang reisden De Mulder en zijn kameraden Jean Scheerlinckx en Jules Sap door de Verenigde Staten en Canada om er, na afloop van een filmvertoning over de Titanic, vragen te beantwoorden uit het publiek. Maar Sommeville verdween met de noorderzon en liet de drie schipbreukelingen achter zonder één cent.

Thuis, in België, zaten hun families intussen nog altijd zonder nieuws. In Denderhoutem was een mis opgedragen ter nagedachtenis van de slachtoffers van de scheepsramp, en het zou nog weken duren voor de brief van De Mulder besteld werd. Toen het heuglijke nieuws van zijn redding haar bereikte, plantte zijn diepgelovige vrouw voor hun huis een houten kruisbeeld met het opschrift : ?Heer red ons want wij vergaan. Ter herinnering aan mijn redding.?

De Mulder vond vast werk in de Ford-fabrieken in Detroit. Maar na een paar jaar nam hij er ontslag en trok naar Canada, waar hij in Tiltzenburg-Dresden een tabaksplantage begon. Nog later keerde hij naar de Verenigde Staten terug en kocht hij een boerderij in Lake Point, Michigan. Het was de bedoeling geweest dat zijn vrouw hem met de kinderen achterna zou reizen, maar die plannen werden doorkruist door de Eerste Wereldoorlog. Pas in 1921 werd het gezin herenigd. Maar toen, na de beurscrash van 1929, ook in Amerika de crisis toesloeg, keerde Jeanette De Mulder met de (inmiddels vijf) kinderen terug naar Denderhoutem. Theodore bleef achter om de boerderij van de hand te doen, verwierf in 1932 de Amerikaanse nationaliteit, verkocht uiteindelijk zijn boerderij en keerde in 1933 op zijn beurt terug naar België.

Hij opende een café aan de Aalsterse Steenweg (later omgedoopt tot Geraardbergse Steenweg) : ?In den Titanic?. Het café werd in 1951 afgebroken, maar de wegsplitsing even buiten de bebouwde kom van Haaltert heet tot op de dag van vandaag nog altijd ?den Titanic?. Theodore De Mulder overleed onverwacht in Herzele op 19 april 1954, toen hij in een plaatselijke kroeg voor de duizendste keer zijn wedervaren op de Titanic aan het vertellen was.

EEN SCHAPULIER ALS GELUKSBRENGER

Jean Scheerlinckx (29 jaar op het ogenblik van de ramp) was seizoenarbeider en woonde bij zijn moeder vader was overleden in een boerderij aan de Boekent in Haaltert. We vinden zijn naam terug op de passagierslijst van de White Star Line. Ook hij was op weg naar Amerika ?om de campagne te gaan doen bij de boeren.? Na de ramp met de Titanic reisde Scheerlinckx door naar Detroit, met De Mulder en Sap maakte hij deel uit van het rondreizende gezelschap van Sommeville, en net als zijn lotgenoten bleef hij na drie maanden berooid achter. Omdat hij geen werk vond, besloot hij gebruik te maken van het aanbod van White Star Line om de schipbreukelingen gratis te repatriëren.

Zes maanden na de ramp was Scheerlinckx in Kerksken terug, net op tijd voor de oktoberkermis. Hij was in de dorpscafés een graag geziene gast en iedereen hing aan zijn lippen de cafébazen trakteerden hem à volonté, want de klanten kwamen van heinde en ver om zijn verhalen te horen. Voor zijn vertrek naar Amerika had hij van een oude vrouw een schapulier gekregen en Scheerlinckx wist zeker dat hij daar zijn leven aan te danken had.

In 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, maakte hij als soldaat deel uit van het omsingeld garnizoen van Antwerpen, dat stand hield terwijl de Duitsers naar de IJzer oprukten. Het garnizoen wilde zich niet overgeven en trok zich terug in het neutrale Nederland, waar de Belgische militairen overeenkomstig het oorlogsrecht voor de verdere duur van de oorlog geïnterneerd werden. In 1918 keerde Scheerlinckx terug naar Boekent, waar hij als boerenknecht aan de kost kwam. Hij bleef op de ouderlijke hoeve wonen tot aan zijn dood in 1956. Heel zijn leven heeft hij het bruinfluwelen kostuum bewaard dat hij droeg toen hij tijdens de scheepsramp in het water lag. Het was door het zout helemaal gebleekt.

Ook Jules Sap (25 op het ogenblik van de ramp), uit Zwevezele, trok als seizoenarbeider naar Amerika. Voor zijn derdeklassebiljet had hij 712,50 frank betaald een klein fortuin.

Sap lag te slapen in zijn kajuit onderin het schip toen de Titanic de ijsberg ramde. Hij had alleen zijn broek aangetrokken en was op verkenning gegaan. Overal zag hij gillende, tegen elkaar opbotsende mensen. Toen hij terug beneden in zijn kajuit kwam, stond er al water in de gangen. Sap vertelde later dat er zelfs met messen werd gevochten om de zwemvesten. Hij bleef aan dek wachten tot het allerlaatste moment en sprong overboord. Overal dreven banken, manden en wrakhout. Sap was een goed zwemmer en kon een reddingsboot bereiken. Maar de boot was vol, en de inzittenden sloegen met hun roeispanen naar drenkelingen die aan boord probeerden te klimmen. Sap was volkomen uitgeput, toen eindelijk een tweede sloep opdaagde. Daarin zaten alleen vrouwen en één matroos. Die moest erover waken dat er geen mannen aan boord kwamen. Sap slaagde er toch in zich aan boord te hijsen, waar een vrouw hem verborg onder haar wijde rokken. Toen hij ontdekt werd kwam het bijna tot een vechtpartij, maar Sap trok zijn mes en de matroos drong niet aan.

Sap maakte dezelfde omzwervingen als De Mulder en Scheerlinckx, en belandde uiteindelijk via Montreal en Toronto in Winnipeg, waar hij werk vond. Hij keerde in 1914 terug naar België en werd bij het uitbreken van de oorlog ingelijfd in het leger. In 1918 trouwde hij. In 1924 trok Sap met zijn gezin er waren drie kinderen opnieuw naar Canada om er op een tabaksplantage aan de slag te gaan. Het was hard werken voor een karig loon, en vooral zijn vrouw, die geen vreemde talen sprak, kon in Amerika niet aarden. In 1925 keerde het gezin naar Zwevezele terug. Sap zou de rest van zijn leven als seizoenarbeider in Frankrijk aan de kost komen. Op verzoek wilde hij ook nog wel in cafés zijn verhalen over de Titanic vertellen. Hij kreeg daarvoor een commissie van één frank per betalende klant. Jules Sap overleed in 1967 hij is tachtig geworden.

EEN GEHEIME ROMANCE

Berthe de Villiers werd in 1887 in Elsene geboren als Bertha Antonine Mayné. Burgerlijke staat : ongehuwd. Beroep : ?lyrisch kunstenaar?. Bestemming : Montreal. Berthe de Villiers is een van de meest raadselachtige figuren uit het Titanic-verhaal. Het heeft tot december 1995 geduurd vooraleer haar identiteit kon worden achterhaald.

Het Laatste Nieuws meldde in mei 1912 dat tot de overlevenden van de scheepsramp ene mej. D. uit Brussel behoorde, die ?in Brussel bekend was in kringen die graag plezier maakten.? De krant schreef voorts : ?de dame had in Brussel kennis gemaakt met een Amerikaan die er haar toe had overgehaald met hem naar Amerika te reizen om de genoegens van het reizen aan boord van een luxe-passagiersschip te smaken en om New York te bezoeken.? De Amerikaan had de ramp niet overleefd, vervolgde de krant, maar mej. D. werd gered. ?Zij kwam te New York aan zonder geld maar slaagde er in geld bijeen te krijgen om een telegram te sturen naar haar familie in België, die geld toestuurde voor de terugreis.?

Omdat er maar één Belgische passagier op de Titanic was waarvan de naam met een D begon, rezen vermoedens dat het om Berthe de Villiers moest gaan. Dit vermoeden werd bevestigd door Michael Findlay, Amerikaans co-auteur van het boek ?Titanic, Triumph and Tragedy?. Die ontdekte dat De Villiers in Brussel kennis had gemaakt met Quigg Baxter, zoon van een rijke zakenman uit Montreal, die naar Europa was gereisd in gezelschap van zijn moeder en zijn zuster. De Villiers besloot haar minnaar te volgen naar Canada. Het gezelschap reisde via Parijs naar Cherbourg, waar het aan boord ging van de Titanic. Berthe was de enige Belgische passagier die zich de luxe van een kajuit in eerste klasse kon veroorloven. Dat was haar geluk : het verzekerde haar van een plaatsje in reddingsboot nummer 6, zoals we uit de documenten weten. De Canadese kranten schreven dat de zus en de moeder van Baxter zich over De Villiers ontfermd hadden omdat ze toevallig in dezelfde reddingsboot hadden gezeten. Er werd met geen woord gerept over de romance tussen Quigg en Berthe. In 1912 hoorde dat niet. De vrouw reisde mee naar Montreal in Canada en verbleef er een tijdlang bij de familie Baxter. Enkele maanden later is ze teruggekeerd naar Europa. Sindsdien ontbrak van haar elk spoor. Opzoekingen via de British Titanic Society brachten in 1995 opheldering. Haar ware naam zou ?Berthe Mayn? zijn geweest, ?wonende in de rue Farder in Brussel?. Daarmee was eigenlijk rue Faider bedoeld en Berthe de Villiers woonde dus niet in Brussel maar in Elsene. Opzoekingen in het bevolkingsregister leerden dat op dat adres in 1912 inderdaad ene Berthe Antonine Mayné ingeschreven stond. De cirkel was rond. Berthe moet een slordig leven hebben geleid. Ze woonde in het Brusselse op talloze verschillende adressen het laatste adres dat we van haar terugvinden, bevond zich in Sint-Agatha-Berchem. Daar stierf ze in 1962, vijfenzeventig jaar oud.

Van daaruit leidde het spoor naar Watermaal-Bosvoorde, waar in 1995 nog een zuster van Berthe woonde : Sidonie Mayné. De hoogbejaarde dame was niet meer in staat om te reageren, maar haar schoonzoon, ene mijnheer Duchatel, bevestigde ons dat er in de familie verteld werd dat Sidonie een zus Berthe had, die op de Titanic had gevaren. Voorts wist hij nog te vertellen, dat Berthe eigenlijk Bertha heette en dat ze als artieste bekend was als Bella d’Ardy. De naam De Villiers zei niemand iets. Bella d’Ardy, duidelijk een woordspeling op Berthe de Villiers, trad in 1913 in Parijs op als variétéartieste en kreeg er zelfs haar foto op de voorpagina van het tijdschrift Music Hall Illustré. Een exemplaar daarvan is nog altijd in het bezit van de familie.

Herman De Wulf

De oceaanstomer Titanic : symbool voor menselijke hoogmoed.

Drie Belgische overlevenden van de Titanic. V.l.n.r. : Jean Scheerlinckx, Theodore De Mulder en Jules Sap. Het onderschrift van de ansichtkart klopt niet : de namen werden verwisseld.

Bertha Mayné, alias Berthe de Villiers : de eerste klasse was haar redding.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content