Voor de oorlog vormden vrouwen zeventig procent van de leerkrachten en veertig procent van de artsen in Kabul. Maar toen kwam mollah Omar met zijn ‘studenten’ uit het zuiden en moesten de vrouwen uit het openbare leven verdwijnen. Na zeven jaar Talibanbewind rest hen alleen nog de bedelstaf. En zelfs bedelen mogen ze eigenlijk niet.

Wie door de bazar van Peshawar struint, treffen de vele kramen met een overvloed aan vormeloze, intrieste en intens lelijke tentgewaden: de burqas, die de vrouw van kruin tot voeten bedekken, en voor adem en zicht slechts een klein gehaakt roostertje bieden. Men weet wel dat het ding bestaat – maar waarom die opvallende aanwezigheid? Soms daagt pas veel later het antwoord: de burqa ligt zo in het aanbod omdat de Afghaanse vrouwen er, toen hij door de Taliban verplicht werd, meestal geen in huis hadden. Dit is geen stuk Afghaanse cultuur en valt niet onder de cultuurrelativiteit: dit is iets anders.

De hulpeloze verbijstering toen de Taliban de oude boeddha’s van Bamyan vernielden en dat vandalisme, in de ogen van veel vrouwen, de wereld meer revolteerde dan wat de Afghaanse ‘studenten’ de vrouwen nu al jaren aandoen, is tekenend voor het Afghaanse dilemma. Evengoed konden de Hazara van Bamyan met recht verontwaardigd zijn over die ophef om oude stenen, terwijl zij zelf door de Pathaanse Taliban uitgemoord werden. Het probleem met de Taliban is dat ze niet kijken op een wandaad min of méér.

Waarom aarzelen de Verenigde Naties, de Amerikanen, de Europese Unie dan om die lieden eens en voorgoed in de ban der naties te doen? Waarom hoort men zelfs steeds vaker dat er uiteindelijk wel met mollah Omar en zijn kornuiten gewerkt zal moeten worden? Waarom worden gezanten van de Talibanregering die Parijs aandoen met evenveel égards ontvangen als de noordelijke commandant Ahmed Sjah Massoed, enkele weken geleden op bezoek in Brussel? Helaas, omdat de internationale gemeenschap ten eerste machteloos staat, en ten tweede nog niet goed weet welke van de twee kwalen de ergste is.

De Talibanministers werden in Parijs beleefd van het kastje naar de muur gestuurd: de Europese Unie heeft een gemeenschappelijke positie van strikte neutraliteit tussen de Taliban (die 80 procent of méér van het grondgebied beheersen) en de noordelijke Alliantie van Burhanuddin Rabbani en Massoed. Dat betekent concreet een internationaal embargo van wapenleveringen aan beide kanten. Ook Massoed, die in Brussel zijn gehechtheid aan de democratie, de vrije verkiezingen en de gelijke behandeling van man en vrouw kwam betuigen, werd teruggestuurd met beloftes van humanitaire hulp en een vraag bij Islamabad, om de Pakistaanse steun aan de Taliban te stoppen.

ZWARTE BARONNEN

Iedereen die Ahmed Sjah Massoed in levenden lijve gezien heeft, beaamt dat de man charme, charisma en rechtschapenheid uitstraalt, men kan hem het voordeel van de twijfel gunnen. Hetzelfde geldt niet voor zijn bondgenoten en ondergeschikte ‘commandanten’, de ongeregelde resten van de vroegere door Europa en de Amerikaanse inlichtingendienst CIA bewapende moedjahedien. Dit is een verzameling zwarte baronnen die zitten op hopen wapens uit de oorlog tegen de Russen, tol heffen op al wie voorbijkomt, auto’s (liefst 4×4 in goede staat) en jonge meisjes (ook wel jongens) confisqueren, en voor de rest fortuinen vergaren uit de handel in heroïne en lazuursteen. Massoed noch zijn ‘president’, Rabbani, zijn ooit in staat geweest deze lieden te disciplineren, ook niet toen zij zelf regeerden in Kabul. De campagne die voor hem gevoerd wordt, onder meer in het Europees parlement, houdt daar weinig rekening mee.

Aan Kabul is te zien dat het ooit een mooie stad was. Voor de oorlog liepen de vrouwen niet gesluierd in Kabul, zij vormden zeventig procent van de leerkrachten, de helft van het ambtenarenkorps en de studenten, veertig procent van de artsen. Veel van hen wonen in of rond de vluchtelingenkampen in Pakistan, bij Quetta of bij Peshawar. De eindeloze oorlog had de meesten het land uit gejaagd. Wie bleef, had geen geld om te gaan, of te sterke banden, of een reden om te blijven: werk, een doel.

De Taliban kwamen uit het zuiden in 1994. Hun hoofdstad is nog steeds Kandahar, waar mollah Omar woont. Zij zijn geboren, zegt men, uit een spontane revolte tegen het wangedrag van de ‘commandanten’. Veteraan Omar besliste dat het geboefte niet langer de islam ten schande mocht maken en greep naar de wapens. Men zegt ook dat zij een uit de hand gelopen remedie van Pakistan waren, tegen die commandanten. Pakistan heeft een strategisch belang in Afghanistan: het kan zich geen vijandige regering in Kabul permitteren, die het, gezien de vijandschap met India, tussen twee vuren zou zetten. En dus ook geen langdurige anarchie in Afghanistan: Islamabad is het aan zichzelf verplicht de Afghanen te manipuleren. Dus, zegt men, manipuleerde de ISI, de Pakistaanse militaire geheime dienst, de Afghanen, de commandanten en de Taliban. Dat is de militaire verklaring waarom ze zo gemakkelijk de bovenhand kregen – en konden behouden toen ze al hun populariteit verloren hadden. Maar Pakistan zelf zegt ook dat het de Taliban niet onder controle heeft.

Toen de Taliban kwamen, waren ze onstuitbaar. Ze kwamen hun land verlossen van drugs en boeven – de Amerikanen zeiden: ‘ from drugs and thugs‘, want die wensten dat te geloven. Maar ook veel Afghanen wensten dat te geloven, en Pakistan trachtte het zo te regelen. De Taliban legden de oorlog stil, bij hen werd de bevolking niet meer bedreigd met moord, verkrachting en plundering. Dat was de regel, en daarmee vestigden ze hun heerschappij.

VROUWLOZE WERELD

Maar dan legden ze hun wetten op, dat was een heel ander verhaal. Ten eerste omdat ze er geen verstand van hadden. Ten tweede omdat ze uit een vrouwloze wereld kwamen. Ten derde omdat ze de bevolking, zeker die van de steden, als collaborateurs met de vijand beschouwden, en die van Kabul als verdorven ongelovigen in een poel van zedeloosheid – en ze die lui een lesje gingen leren. Dat werd een simpele versie van de islamitische wet, hún versie van de sharia. Twee aspecten springen in het oog: het onzichtbaar maken van de vrouwen, en het vernielen van alle kunstvormen – van cultuur. En als derde aspect: de religieuze politie, het departement voor de bestrijding van het kwaad en de promotie van de deugd, in de wandeling genoemd ‘Vice & Virtue’, een karikatuur, gebaseerd op verklikkers (vaak kleine jongetjes) en spionnen.

Aanvankelijk ging het er wellicht alleen om de vrouwen onzichtbaar te maken: weg uit het straatbeeld. Regels: vrouwen mochten zich nooit vertonen zonder burqa. Niet de Iraanse tsjador, de burqa. De zwarte tsjador gaat open en laat het gelaat onbedekt: zedeloos. De burqa is een echte tent. Iraanse vrouwen hebben met tsjadors aan gefietst en gevoetbald. In Afghanistan is dat ten eerste verboden, en met een burqa aan is zelfs de lege straat oversteken gevaarlijk.

Niet alleen moesten de vrouwen een burqa aan, ze mochten ook niet meer buitenkomen. Tenzij begeleid door hun echtgenoot, vader, oudere broer… Alle activiteiten waarbij vrouwen konden worden gezien, werden verboden. Op sommige plaatsen moesten de ruiten witgeverfd worden omdat wel eens iemand naar binnen kon kijken. Op de daken van de huizen mocht men niet komen, want vandaar kon men op binnenplaatsen kijken, waar vrouwen konden zijn.

In stappen ging het verder. Meisjesscholen werden gesloten. Veel andere scholen ook, omdat veel leerkrachten vrouwen waren, die geen les mochten geven aan jongens. Algauw werden de vrouwen uit de economie verjaagd: buitenshuis werken, mocht aanvankelijk alleen in gesegregeerde plaatsen, waar uitsluitend vrouwen werkten. Later enkel nog in de medische sector. En alleen waar vrouwen verzorgd werden. Nog later mochten dokters geen vrouwen behandelen tenzij met getuigen erbij en volledig aangekleed (en alleen het te behandelen lichaamsdeel mocht ontbloot en aangeraakt worden). En vrouwelijke artsen geen mannen. Daarna moesten vrouwen voor behandeling naar specifieke vrouwenziekenhuizen gaan, waar alleen vrouwelijk personeel hen zou behandelen. Alleen waren die er niet of nauwelijks.

Waar werd de lijn overschreden van vrouwen pesten naar totale oorlog? Nadat ze Lila, een zelfstandige, ongesluierde werkende vrouw in haar huis hadden opgesloten, onmondig gemaakt (als een vrouw een regel overtreedt, wordt vaak haar man gestraft, haar handtekening heeft geen waarde, haar woord stelt niets voor), uit het onderwijs gestoten en van haar werk – en dus inkomsten – beroofd, wist ze nog een gaatje te vinden door bij een internationale organisatie aan de slag te gaan. Toen kwam de regel dat ze ook dát niet meer mocht. Tenzij in de medische sector. Leila vond werk in een ziekenhuis. Vrijwilligsters waren intussen, clandestien en ongesluierd, privé-meisjesschooltjes begonnen. Dat werd verboden. VN-bureaus hadden projecten opgezet om de vrouwen te helpen, onder meer een collectieve bakkerij in Kabul. Die werd gesloten. Toen dan ook nog de pensioenen en toelagen van weduwen en de ontslagen werkneemsters van de administratie werden stopgezet, was het duidelijk: als Lila om een of ander voorwendsel haar werk in het ziekenhuis verliest (waar mannen, mollahs en kleine jongetjes de vrouwen door openstaande ramen lopen af te luisteren en te bespioneren), is ze aan het einde van haar trip: geen inkomsten, geen onderdak in de puinhopen, verbod zich te vertonen, verbod om te werken. Het enige wat de Afghaanse vrouwen nog restte, was, onzichtbaar onder hun burqa, op straat uit bedelen te gaan. Hoewel ook bedelen uiteindelijk verboden is. De Taliban hebben de vrouwen ter dood veroordeeld.

Ahmed Rashid schrijft: ‘De leiders van de Taliban waren allemaal afkomstig uit de armste, meest conservatieve en minst geletterde Pashtoen-provincies van Afghanistan. In het dorpje van mollah Omar hadden de vrouwen altijd geheel gesluierd rondgelopen, en geen meisje was ooit naar school gegaan, want er wás geen school. Omar en zijn collega’s hadden hun eigen milieu, hun eigen ervaringen met vrouwen, of het gebrek daaraan, overgebracht op het hele land, en hun beleid aan de hand van de Koran gerechtvaardigd.’ (zie kader)

Nu is het land verwoest en de oorlog duurt nog voort. De Taliban hebben de VN het land uitgezet en weer binnengelaten, de VN is in protest vertrokken en weer teruggekomen: de VN kan niet anders, zij heeft een verantwoordelijkheid tegenover de overlevenden. Daarbij is een grote droogte over Afghanistan gekomen, de oogsten zijn mislukt, hongersnood heerst al. Oorlog, Taliban, droogte, honger en dood. Daarin rijden de boeven van Vice & Virtue rond in hun zwarte 4×4’s met spiegelruiten, maken jacht op vrouwen en op mannen zonder baard en voelen zich gelukkig. Hun tijd is eindelijk gekomen. Dat ze zichzelf en de hele islam te schande maken, weten ze niet eens.

Foto’s: Maria Fialho.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content