Eén Vlaming op vijf is de autoritaire staat niet ongenegen. Toch zal een verbod van extreem-rechtse partijen de democratie niet redden. Professor Elchardus bepleit een project waardoor niemand nog een reden heeft om voor zulke partijen te stemmen.

De eerste opiniepeilingen in de lange rush naar 13 juni hebben al aangetoond dat “de moeder van alle verkiezingen” weer eens op een Zwarte Zondag kan uitdraaien. Dat het Vlaams Blok meer bepaald in Brussel een politieke factor van betekenis dreigt te worden, ook bij het francofone electoraat, heeft de Franstalige partijen al danig verontrust. Het rechtstreekse gevolg daarvan viel eind vorig jaar in het federale parlement te bezichtigen, toen daar een weinig verheffend spektakel werd opgevoerd om het Blok zijn staatssubsidies te ontfutselen.

Het verlangen om extremistische partijen op droog zaad te zetten, getuigt van een redenering die in de klassieke politieke filosofie wel vaker opduikt. De stelling wil dat de democratie zich moet kunnen verdedigen, zodat er, aldus bijvoorbeeld de bekende Franse politicoloog Maurice Duverger, grenzen aan de tolerantie mogen zijn. De democratische vrijheden, zo wil deze theorie, moeten alleen de democratie dienen en mogen dus niet door antidemocraten worden misbruikt om de democratie schade te berokkenen. Ook een publicist als de Nederlander Jaap van Donselaar bepleit een strenge, repressieve politiek van de democratische staat tegen rechts-extremistische partijen.

Sociologen bekijken de zaak vanuit een andere hoek. Het succes van antidemocratische partijen, zo stellen zij, komt niet uit de lucht gevallen. Het is er omdat de kiezer dat zo wil. Want, aldus VUB-hoogleraar Mark Elchardus, “de mate waarin politieke partijen de democratie tegen de democratie kunnen misbruiken, is uiteindelijk afhankelijk van de houding die de kiezer aanneemt”. Het is immers de kiezer die zulke vermaledijde partijen groot maakt. Dat die dat doet, wijst erop dat de democratie niet meer zo vanzelfsprekend is, dat hij zijn geloof in de goede zin van dit stelsel kwijt is.

Er is dan, met andere woorden, iets mis met het draagvlak van de democratie bij de bevolking. Dat draagvlak is meetbaar. In een tweedelige studie, waarvan de resultaten zullen verschijnen in het met de SP verbonden politiek-wetenschappelijke tijdschrift Samenleving en Politiek, heeft Elchardus, samen met zijn medewerkster Wendy Smits, daarvoor een opinieonderzoek doorgevoerd bij 1341 Vlamingen van 18 tot 75 jaar.

DE POLITIEKE MACHTELOOSHEID

Om een zo ruim mogelijk beeld te krijgen van wat dat draagvlak inhoudt, kregen de respondenten drie reeksen vragen voorgelegd. De democratie vertoont immers drie componenten, die samen bepalen in welke mate zij als een wenselijk en efficiënt politiek systeem wordt beschouwd. De eerste component peilt naar de mate waarin de Vlamingen gewonnen zijn voor de democratische rechten op zichzelf: het recht op vrije meningsuiting, het respect voor de rechtstaat, verdraagzaamheid, de rechten van (ideologische) minderheden, het belang dat wordt gehecht aan het vreedzaam oplossen van problemen en conflicten. Hier stelt zich geen probleem, want er blijkt een vrij ruime consensus (97 procent en meer) te bestaan dat het hier om essentiële, in stand te houden rechten gaat.

Heel anders ligt het evenwel bij de tweede component van de democratie, die door Elchardus het vertegenwoordigingsprincipe wordt genoemd. Dit beginsel peilt naar de waarde die wordt gehecht aan de gangbare democratische procedures en instellingen. Dat die wel eens kunnen botsen met de eerste component, werd geïllustreerd door de commotie rond het spaghetti-arrest, toen een principe van de rechtstaat – of toch de interpretatie daarvan door het Hof van Cassatie – onmogelijk kon worden geaccepteerd door de “volkswil”. Het resultaat van Elchardus’ enquête naar het vertegenwoordigingsprincipe is ronduit onthutsend: de helft van de ondervraagden meent de politiek niet nodig te hebben en bijna één Vlaming op drie wil de politiek afschaffen en het landsbeleid – de ministerportefeuilles dus – toevertrouwen aan wijzen, experts, specialisten allerlei, als het maar geen politici zijn. Eén ondervraagde op vijf meent dat het zonder politieke partijen beter zou gaan, één op vijf wil het parlement weg.

De derde component van de democratie heeft te maken met betrokkenheid, het democratisch vermogen, de mate waarin de burger het gevoel heeft wel degelijk een burger te zijn, lid van een rechtsorde waarin hij de besluitvorming daadwerkelijk kan beïnvloeden. Elchardus gebruikt daarvoor de Engelse term empowerment. Uit het onderzoek blijkt dat een grote meerderheid van de ondervraagden niet de indruk heeft dat hij door de politiek ernstig wordt genomen, dat er geen verband bestaat tussen wat politici beloven en wat ze doen, en dat zij verder alleen in de stem van de kiezer geïnteresseerd zijn, niet in diens mening. Minimaal de helft van het electoraat blijkt zich dus politiek machteloos te voelen.

De kloof tussen burger en politiek is dus een realiteit. Bestaat er eensgezindheid over de democratische rechten, het vertegenwoordigingsprincipe is aangevreten, terwijl de kiezer niet het gevoel heeft bij de politiek betrokken te zijn. Dat alles tast het draagvlak van de democratie in ernstige mate aan. Elchardus: “Er tekent zich een paradoxale verzuchting af naar democratie zonder politiek. Dat verklaart waarom sommige politici, zoals Bert Anciaux in de campagne van 1995, voor de kiezer verschijnen met de bewering dat zij in feite geen politicus zijn.”

MET HET STEMPOTLOOD IN AANSLAG

Veel van Elchardus’ vaststellingen klinken vertrouwd in de oren. Ze echoën een democratiekritiek die onder meer de roep naar een zogeheten Nieuwe Politieke Cultuur heeft geïnspireerd. Maar die kritiek kan altijd twee kanten uit: ofwel is ze een argument om er een vorm van directe democratie mee te bepleiten, ofwel getuigt ze van een verlangen naar een autoritair regime. Om daarin klaarheid te brengen, ging Elchardus na waar die kritiek toe leidt, eens de burger een kiezer is geworden en hij met het stempotlood in aanslag staat.

De electorale lakmoesproef leert dat het democratische draagvlak het sterkst is afgesleten bij wie blanco of (bewust) ongeldig stemt en bij kiezers van het Vlaams Blok en van de nieuwe partij Vivant. Proteststemmen? Niet zo snel, aldus Elchardus, die term gaat misschien op voor wie indertijd voor Rossem stemde, of nu naar Vivant wil, maar er bestaat wel degelijk een inhoudelijke band tussen het Vlaams Blok en zijn kiezers.

Of men dat graag heeft of niet, er is in de Belgische politiek wel degelijk een nieuwe breuklijn ontstaan, betoogt Elchardus, rond thema’s als migranten, veiligheid, law and order, asielzoekers, autoritarisme, culturele homogeniteit en politieke machteloosheid. Aan de ene kant van die breuklijn staat de pluralistische democratie, aan de andere kant wordt de antidemocratische opinie door het Vlaams Blok in een ideologisch samenhangend geheel gebundeld. Er bestaat met andere woorden wel degelijk een “ideologisch ingebedde ontwikkeling van antidemocratische gevoelens”. Wie nog gelooft dat de Blokaanhang alleen uit proteststemmers zou bestaan, draait zich dus een rad voor de ogen.

Elchardus: “Een partij die zou pleiten voor het verbieden van partijen, het afschaffen van verkiezingen en van het parlement en die zou opkomen voor het vormen van een autoritaire regering, zou alvast een luisterbereid publiek en een gunstige voedingsbodem vinden bij zowat een vijfde van het electoraat.” Dat pleidooien voor een tweede “Nieuwe Orde”, net als in de jaren dertig, in goede aarde kunnen vallen, komt net door het dwingende karakter van Elchardus’ nieuwe breuklijn, waarbij antidemocratische gevoelens samenhangen met een breder geheel van opvattingen.

Dat heeft nare gevolgen. De breuklijn leidt namelijk tot een onoverkomelijk denkschema, waardoor kritiek op de bestaande democratische praktijk nooit meer onschuldig kan zijn. Al wil die kritiek een constructieve bijdrage leveren tot een verbreding van de democratie, in zijn effect hoort hij thuis bij de antidemocratische overkant. Meer nog, Elchardus vindt dat de verspreiding van het antidemocratische sentiment in Vlaanderen minder het gevolg is van de Blokpropaganda dan van “de kritiek die allerhande partijen en intellectuelen op de vertegenwoordiging en de politiek hebben geleverd en die via het schema van de nieuwe breuklijn als antidemocratische standpunten werden begrepen”.

HET SLEUTELWOORD IS WANTROUWEN

Wie de democratie dan wil redden, moet dus ophouden om zichzelf voor te stellen als een toonbeeld van principiële democratische voortreffelijkheid – over de rechten bestaat namelijk geen discussie. Belangrijker is het om op zoek te gaan naar de bron van de aftakeling van het democratische draagvlak. Doorheen zijn enquêteformulieren komt Elchardus, die zich daarin gesteund weet door buitenlands onderzoek, tot de conclusie dat het antidemocratische sentiment sterk in de hand wordt gewerkt door een breed verspreid maatschappelijk wantrouwen, dat zich evenwel heeft toegespitst op de politieke instellingen. De politiek wordt met andere woorden verantwoordelijk gesteld voor iets waar het maar een klein onderdeel van is.

Uit het geheel van zijn bevindingen puurt Elchardus een relatief eenvoudig model. Als gevolg van het afnemende vertrouwen, een somber toekomstbeeld en gevoelens van politieke machteloosheid, stijgt de kans dat het vertegenwoordigingsprincipe wordt verworpen. Wantrouwen en onveiligheidsgevoelens doen het gevoel van politieke onmacht toenemen, wat dan weer het vertegenwoordigingsprincipe doet afslijten. Daardoor, zo oppert Elchardus, blijft de adhesie aan de democratie nog het best verankerd bij wie zingeving kan vinden in een stevig religieus, levensbeschouwelijk of ideologisch engagement, bij wie door het postmoderne “einde van de grote verhalen” niet aan het zwalpen is gebracht.

Heel vaak wordt voor deze ontwikkelingen met een beschuldigende vinger gewezen naar de neoliberale vrijemarkteconomie, die heeft geleid tot globalisering en deregulering en waardoor de politiek een deel van zijn actieveld aan de markt heeft moeten prijsgeven. Elchardus ziet zulke stellingen niet bevestigd in zijn analyse. Hetzelfde geldt voor de redenering die uitgaat van de erosie van de politieke macht als gevolg van de groeiende invloed van supranationale instellingen, van de media, van de ambtenarij of van juridische instanties als de Raad van State of het Arbitragehof.

Professor Elchardus heeft dan ook geen hoge pet op van de manier waarop bij ons het debat over de zogeheten Nieuwe Politieke Cultuur is gevoerd, omdat ze vaak steunt op halfgekookte meningen of onwetenschappelijke analyses en zodoende niet zelden alleen maar kritiek spuit die het draagvlak van de democratie alleen maar verder ondermijnt. De malaise moet bij de wortels worden aangepakt, bij de reële oorzaken. Elchardus ziet die heel breed, in het historische toeval dat twee verschijnselen heeft samengebracht: enerzijds wereldomspannende veranderingen die het nodig maken om de democratische instellingen grondig te hervormen, anderzijds factoren (wantrouwen, onveiligheid, gebrek aan zingeving of toekomst) die gevoelens van onmacht aanzwengelen en de steun voor het vertegenwoordigingsprincipe aanvreten.

Pakweg het referendum invoeren zal dus niet helpen. Elchardus pleit voor een veel breder, nieuw democratisch project dat, behalve op een herstel van het vertrouwen, gericht moet zijn op een reeks kerndoelen. Daarin spreekt het duidelijkst de sociaal-democraat, ja de officieuze SP-ideoloog die Elchardus is. Die kerndoelen steunen op (sociale) zekerheid, veiligheid, respect, optimisme, rationaliteit, creativiteit, persoonlijke autonomie en verantwoordelijkheid, los van somberheid, gedram, emotionaliteit, angst en betutteling.

Elchardus pleit vooral voor volwassen menselijke relaties. Hij wil dat mensen hun problemen en conflicten samen en in onderling overleg oplossen en daarvoor niet meteen naar de politie of de rechter lopen. “De herovering van het sociale op het juridische”, aldus Elchardus, “is waarschijnlijk het moeilijkste aspect van het nieuwe democratische project. Met de mogelijkheid om dat te doen, staat of valt dat project. Als het daar niet in slaagt, is het sop de kool niet waard.”

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content