De ‘nieuwe economie’ verovert na Amerika nu ook Europa. Volgens de voorstanders gaat het om een ingrijpende revolutie, volgens de sceptici om ‘de moeder van alle zeepbellen’.

Op de Europese top in Lissabon deden de staatshoofden en regeringsleiders bijzonder enthousiast over internet. Als meer Europeanen over het world wide web gaan surfen, zal de economische achterstand op Amerika snel ingehaald zijn, zo luidde hun boodschap. Een klik en Yahoo! opent de wereld voor u met een rommelig zoekscherm waarop vooral ‘Yahoo! Shopping. Thousands of stores. Millions of products’ opvalt. Zo eenvoudig kan het niet zijn. De wonderbaarlijke al vijftien jaar aanhoudende inflatiearme economische groei van de VS heeft zeker met de informatietechnologie te maken, maar niet alleen daarmee. Hij is het gevolg van politieke en maatschappelijke koerswijzigingen vanaf de jaren tachtig en van nieuwe technologieën, die de manier waarop ondernemingen goederen en diensten produceren en ze aan de man brengen drastisch hebben veranderd.

Enthousiaste economen weten vandaag al dat geschiedschrijvers over een paar decennia het einde van de twintigste eeuw zullen beschrijven als een scharnierperiode voor de economie. De wereld komt niet in the age of Aquarius terecht, de door de sterren voorspelde nieuwe eeuw met veel solidariteit en andere aangename zachte waarden. Wat zich nu voordoet is ‘nieuwe economie’: een economische revolutie met verstrekkender gevolgen dan de industriële revolutie. Probleem is natuurlijk dat geschiedschrijvers altijd hun verhaal vertellen na de feiten.

De technologiegekte op de aandelenbeurzen is niet het meest stichtende onderdeel van de nieuwe economie. Het nooit eerder geziene kapitaalaanbod heeft zeker velen tot ondernemen aangezet, creatieve durvers die voorheen nooit met een eigen onderneming hadden kunnen starten. Maar de avontuurlijke dotcoms, waarvan de meeste nog nooit winst hebben gemaakt en vele dat ook nooit zullen doen, konden de voorzichtige spaarders verleiden. Die gokken op de beurs alsof economie een goktent of een paardenrenbaan is. Dat feest blijft natuurlijk niet duren. Nasdaq ondergaat dezer dagen de ene correctie na de andere. Speculerende huisvaders moeten vaststellen dat ze minder geld overhouden dan de papieren beursnoteringen enkele weken geleden lieten geloven.

BEURS MET INDIGESTIE

Maar aandelenbeurzen zijn taai nu. De Amerikaanse centrale bank waarschuwde in 1996 voor de ‘irrationele overdaad’, maar rampen zijn uitgebleven. De aandelenbeurzen overleefden de monetaire crisissen in Azië en Latijns-Amerika, de ineenstorting van Rusland, de opstoot van de olieprijzen en zelfs de val van Long Term Capital Management, het Amerikaanse mega-speculatiefonds met Nobelprijswinnaars op zijn loonlijst.

Een eventueel pijnlijke beurscorrectie hoeft niet eens tot economische rampspoed te leiden. De economie kan er zelfs beter uitkomen, zoals een fuiver na een flinke indigestie. De ‘oude aandelen’, die van industrië en financiën, krijgen dan hun verloren waarde terug.

De fundamenten van de nieuwe economie zijn gelegd in de jaren tachtig, toen filmacteur Ronald Reagan het Witte Huis introk. De nieuwe era van liberalisering en deregulering kreeg steun vanuit Downingstreet 10 in Londen, maar Margaret Thatcher noch haar conservatieve en sociaal-liberale opvolgers konden het Amerikaanse voorbeeld bijbenen. De beroemde Chicago-boys schreven in Washington de recepten voor de nieuwe economie voor: minder overheidsuitgaven – natuurlijk met uitzondering van die voor defensie – belastingverlaging, verhoging van de koopkracht, strijd tegen de inflatie, aanmoediging van de investeringen, grote vrijheid voor het bedrijfsleven en vooral minder staat.

Het bleek een succesformule. In de VS houdt de geboortegolf van ondernemingen nog steeds aan. En al wie armen aan het lijf heeft is aan het werk, plus een leger nieuwe immigranten waarvoor Europeanen zouden beven. De economische groei tikt procenten hoger aan dan in Europa. De economieprofessoren schrijven succesverhalen over hun land. Op hun groene campussen, ver van de achterbuurten en de welfare centers, die zij voor een studiebezoek veel te gevaarlijk achten.

MEER DAN ééN MILJOEN PER UUR

Het oude Europa heeft de neiging de Amerikanen hun succes niet te gunnen. Het gelooft hen niet wanneer ze beweren dat economisch liberalisme en sociale cohesie perfect samengaan. Daar bestaan redenen voor. Een deel van de nieuwe werkgelegenheid bestaat uit ‘McDonald’s-jobs’. De armoede krimpt moeilijk: 1,5 op de 10 Amerikanen staat als armlastig geregistreerd. De kloof tussen rijk en arm verbreedt en een nieuwe breuk is ontstaan tussen grote en kleine verdieners. President Bill Clinton moest hemel en aarde bewegen om het minimumuurloon tot zeven dollar te verhogen. Intussen strijken de chief executive officers fortuinen op. Zelfs de Amerikaanse rechter vond het jaarinkomen van 655 miljoen dollar dat algemeen directeur Charles Wang van Computer Associates verleden jaar opstreek onbetamelijk. Na gedeeltelijke teruggave houdt de topman nog 35,7 miljoen frank per dag over.

Niettemin, Amerika heeft zijn new economy. Ze wordt gekenmerkt door industriële veranderingen, toenemende globalisering, ondernemingszin, grote concurrentie en een ingrijpende revolutie van de technologie. Hoewel de groei van de dienstenondernemingen spectaculair is, behouden ‘oude’ industriële bedrijven die de spitstechnologie wisten te integreren hun plaats.

Nu Nasdaq en de andere technologiebeurzen tot bezinning komen keren de industriëlen terug. General Electric heroverde zijn plaats als grootste beursgenoteerde onderneming, die het anderhalf jaar geleden aan Microsoft had moeten afstaan. Klassiekers als de verzekeraar AIG, het petroleumbedrijf Amoco of de farmagroep Merck klimmen opnieuw naar de top van de hoogst beursgekaptaliseerde vennootschappen. De Vlaamse captain of industry André Leysen krijgt nog gelijk: een hond met een mobilofoon rond de nek is geen nieuwe technologie.

EINDELIJK RENDEERT DE COMPUTER

‘Nieuwe economie’ is lang niet alleen het hype internet. Het gaat nu om wat in de professionele omgang TMT heet: technologie, media en telecom. Een van de meest recente ontdekkingen is dat internet zonder inhoud geen toekomst heeft. De fusie van het internetbederijf America on Line met de nieuws- en ontspanningsleverancier Time-Warner heeft dat met een honderden miljarden zware fusie bewezen.

De krachtige, goedkope en overal verkrijgbare informatietechnologie heeft tot een nooit geziene toename van de productiviteit geleid. De productiviteitsstijging neutraliseert de loonkostenstijging en houdt zo de prijsstijging, de inflatie dus, in bedwang. Slimme rekenaars becijferden dat de technologie de productiviteit met één procent doet stijgen en de groei van de inflatie met één procent per jaar afremt. Die één plus één is de alchemistische formule voor het gezegende economische leven. Macro-economisch is de hightech revolutionair.

Dat zou een verzinsel van academici kunnen zijn, bedacht in hun comfortabele ivoren torens. Maar Alan Greenspan, de voorzitter van de Amerikaanse Federal Reserve en gerespecteerd orakel voor beurs en bedrijfsleven, schonk de ontdekking ‘nieuwe economie’ zijn zegen. Hij verhief new economy tot economische werkelijkheid. ‘Het is in de voorbije paar jaar steeds duidelijker geworden dat deze economische cyclus zeer grondig verschilt van veel andere cycli die de naoorlogse economische ontwikkeling van de Verenigde Staten hebben gekenmerkt. Niet alleen is de duur van de expansie een record, maar de economische groei is ook veel sterker dan verwacht. Wat het meest opvalt is dat de inflatie grotendeels is bedwongen. Een sleutelelement dat achter die goede prestaties schuilgaat, is de heropleving van de productiviteitsgroei.’

HET AIDS VAN DE FINANCIELE MARKTEN

Voor de monetaristen, die sedert een paar decennia het economisch leven beheersen, is inflatie de financiële aids. In de jaren zeventig en zelfs tachtig van de twintigste eeuw woekerde de ziekte fel. Centrale bankiers en de internationale financiële markten bibberen ervoor. Hoge inflatie wijst op een sterke stijging van het prijsniveau, wat neerkomt op een ontwaarding van het geld. Als een gezin 21.000 frank per maand moet uitgeven voor voeding in plaats van 20.000 frank, dan is zijn geld pakweg vijf procent minder waard. De inflatie knaagt aan het belegde kapitaal en de activa van de ondernemingen, ze verstoort het financieel systeem. De centrale bankiers, die alleen de monetaire doctrine verantwoording schuldig zijn, grijpen in bij elke inflatiedreiging. Zodra de economie wat al te enthousiast gaat draaien, zodat de vraag en de prijzen stijgen, slaan zij toe met renteverhogingen. Telkens opnieuw een koude douche voor het bedrijfsleven.

De productiviteitsstijging van de nieuwe economie neutraliseert de inflatie. De Verenigde Staten genieten nu al vele jaren van een welvarende economie. De arbeidsmarkt is krap en er zijn loonstijgingen en de Amerikaanse consumenten kopen zich met hun creditkaarten en via e-commerce in de schulden – goddank, zij ondersteunen ermee de wereldeconomie – maar toch duikt het inflatiespook niet op. Zelfs de dure olieprijs kon geen inflatiepaniek meer veroorzaken. Met maximaal twee procent muntontwaarding per jaar is er niets ernstigs aan de hand.

Vroeger ontstond paniek als de economie met drie procent per jaar groeide, want dan loerde de inflatie om de hoek. Vandaag is vijf procent al geen ramp meer. Voortvarende economen voorspellen dat dit leidt tot het verdwijnen van de economische cycli. Gedaan met die miserie van opeenvolgende hoog- en laagconjuncturen, voortaan krijgen we stabiele groei en volledige werkgelegenheid.

TOCH EEN ZEEPBEL?

Vijftien jaar al hinkt Europa de Verenigde Staten achterna, maar nu is het oude continent aan een forse inhaalbeweging begonnen. De Europese eenheidsmarkt en de euro zijn troeven geworden. De economische groei klimt tot boven de drie procent. Maar daarmee is de ‘nieuwe economie’ nog geen Europese realiteit. In Lissabon hadden de Europese staatshoofden en regeringsleiders het natuurlijk niet alleen over internet. Ze stippelden krachtlijnen uit voor de liberalisering van de financiële markten, de deregulering van de telecommunicatie – de staatsmonopolies verdwijnen – en de ontwikkeling van een informatie-industrie.

De Amerikanen glimlachen nu op hun beurt. In hun ogen waren op de Europese top leerling-tovenaars aan het werk. Europa wil water en vuur verzoenen, maar de nieuwe economie gaat niet samen met traditionele Europese sociale verworvenheden. En daar kan of wil het oude continent weinig aan doen. Zonder meer flexibiliteit op de arbeidsmarkten, naar Amerikaans voorbeeld, moeten alle pogingen om een vernieuwende en ondernemende economische cultuur te scheppen mislukken, voorspellen zij die in de geheimen van de nieuwe economie zijn ingewijd.

Niet-weinigen laten de nieuwe de economie voor wat ze is, in hun ogen de moeder van alle zeepbellen. De Amerikaanse economie dankt haar welvaart aan de sterke groei van de vraag. En dat is geen gevolg van de productiegroei, wel van het verlies van de financiële zelfbeheersing. Zoals de kwakkelende aandelenbeurzen nu bewijzen is dat een wankele basis. Een ongeval is snel gebeurd. Met werkloosheid, verarming en sociale onrust tot gevolg.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content