Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Over de juridische complicaties van de dopingperikelen in de Ronde van Frankrijk is het laatste woord nog lang niet gezegd.

De Tourrenners zijn ondanks alle gerechtelijke perikelen toch tot in Parijs gestrompeld. Nu het stof, dat de dopingaffaires deden opwaaien, begint te bezinken, wordt in het profwielrennen het schadebestek opgemaakt. Dat is meestal het moment waarop de juristen op het toneel verschijnen. En die krijgen de jongste jaren steeds meer werk. Zegt advocaat Johnny Maeschalck: “Alle uitspraken van het gerecht in sportzaken tussen 1913 en 1990 passen in een overzichtelijk mapje. We hebben daar ooit eens een werkje over geschreven, amper 124 bladzijden dik – de uitgever moest romanpapier gebruiken om het boekje wat volume mee te geven. Sedert 1990 hebben we voor elk trimester een aparte map. En meestal handelt het om verweer van de atleet tegen een tuchtmaatregel.”

Profsport is een economisch product van de eerste orde, waarvan de belangen veel verder reiken dan wat zich de afgelopen weken in en rond de justitiepaleizen van Rijsel en Reims afspeelde. Twee juristen die de voorbije affaires van erg dichtbij volgden, zijn Johnny Maeschalck en Luc Deleu, twee advocaten die in het verleden meermaals optraden – veelal aan de zijde van profatleten – in kwesties die de beroepssport telkens op nieuwe paden leidden.

Renners werden uit de Tour de France gezet hoewel ze nooit op doping werden betrapt. Met als gevolg dat Richard Virenque nu de Tour wil dagvaarden, terwijl een van zijn collega’s zijn werkgever Festina voor de rechtbank wil slepen. De TVM-ploeg stapte zelf uit de Tour maar claimt schadevergoeding. Hoe past dat allemaal in het reglement van de Internationale Wielerunie (UCI)?

LUC DELEU: De complicaties beginnen altijd bij de tegenstrijdigheden tussen de nationale wetgevingen, de reglementen van de nationale sportfederaties, de dopingreglementen en de UCI-regels.

JOHNNY MAESCHALCK: Er is de sportieve en de puur juridische invalshoek. Een renner kan niet koersen tenzij hij lid is van de nationale federatie. Die nationale federatie wordt door de internationale wielerbond verplicht de UCI-reglementen in haar nationale reglementen op te nemen. Terwijl de UCI dan weer voorhoudt dat de nationale wielerfederatie zelf de bestraffing moet regelen, daarbij rekening houdend met de wetgeving van het land waar ze opereert. Maar in al die landen is de wetgeving verschillend.

Volgens het UCI-reglement wordt een renner bestraft nadat via analyse dopinggebruik is vastgesteld. Toch staat daar artikel 131 – een artikel waarnaar weinigen talen -: ‘De renner of de licentiehoudende ex-renner die verklaart of toegeeft dopeermiddelen te hebben gebruikt zonder dat dit door een dopingcontrole werd vastgesteld, zal positief worden beschouwd op de dag van zijn verklaring of bekentenis.’

Dat is een heel specifieke en duidelijke regel waarbij de UCI bepaalt dat iemand die verklaringen over zijn dopinggebruik aflegt, kan worden bestraft.

Als Eddy Planckaert een licentie zou aanvragen, kan die hem op basis van zijn recente verklaringen over zijn epo-gebruik worden geweigerd?

DELEU: In elk geval kan de UCI op basis van die verklaring eisen dat de nationale federatie een tuchtprocedure opstart. Waarbij dan weer de nationale bond in haar reglementen een dergelijk geval moet voorzien. Dat al die reglementen met elkaar overeenstemmen, is nog niet zo evident. Bezit van doping is voor de UCI niet strafbaar. In het Vlaamse decreet daarentegen is wel sprake van bezit. Begin maar eens al die nationale dopingwetgevingen, dus ook die van Moldavië, Oekraïne, Colombia, op elkaar af te stemmen.

Nu zitten we hier in het geval van de Tour met de bijkomende complicatie dat de internationale of nationale federatie niet kunnen ingrijpen vooraleer het gerecht de zaak volledig heeft afgehandeld. In Frankrijk is dopinggebruik strafrechtelijk vervolgbaar, in België dan weer niet.

MAESCHALCK: In Belgie bestond de wet van 2 april 1965 op de doping. Toen waren dit soort feiten strafrechtelijk vervolgbaar. Met het Vlaamse decreet van 27 maart ’91 werd dopinggebruik uit het strafrecht gehaald. Er zijn dus geen strafbepalingen meer, alleen nog administratieve en disciplinaire sancties. Let wel, dat geldt alleen voor de sportbeoefenaar. Niet voor de begeleider.

Festina-verzorger Willy Voet valt dus weer onder de normale strafrechtelijke vervolging?

DELEU: Maar welke? Gaat het voor hem om onwettige uitoefening van de geneeskunde? Verkoop van farmaceutische middelen zonder daartoe bevoegd te zijn? Eventueel om verkoop van verdovende middelen. Maar wat als ik u morgen een doosje Aspro doorverkoop? Ben ik dan strafbaar omdat ik als onbevoegde farmaceutische middelen heb verhandeld? In Frankrijk alvast wel.

MAESCHALCK: Doordat doping uit het strafrecht is gehaald, zijn onze parketten minder geïnteresseerd in dit soort zaken. Het parket kon op basis van de wet van ’65 nooit bewijzen dat er van doping sprake was. Bewijzen dat een renner geslikt had, kon via een test. Zo kon ook worden aangetoond dat het om een verboden product ging. Maar het morele aspect, dat het doperen echt wetens en willens was gebeurd, dat kon zelden of nooit worden bewezen. Vandaar altijd hetzelfde verhaal van de betrapte atleet: iemand heeft iets in mijn drinkbus gestopt.

Hoe zit dat met het recht van de profatleet om zijn beroep te beoefenen? Bijvoorbeeld, in het geval van Virenque?

DELEU: Virenque kon de Tour niet uitrijden omdat hij, samen met zijn ploeg, op basis van een wedstrijdreglement uit de koers werd gezet. Niets belet hem intussen elders te gaan koersen.

Virenque zal aanvoeren dat hij door Festina niet werd gecontracteerd om kermiskoersen te rijden, wel om deel te nemen aan de Tour.

DELEU: Daarom moet hij de beslissing van de Tourdirectie aanvechten via zijn werkgever, Festina.

Maar buiten de puur juridische complicatie, is er de machtsverhouding. Een renner die niet akkoord gaat met een sanctie, heeft geen enkele beroepsmogelijkheid bij de UCI. Het UCI-reglement zegt: alle mogelijke procedures mogen worden miskend, toch kan die miskenning nooit de nietigheid van een UCI-uitspraak tot gevolg hebben.

MAESCHALCK: Dat staat met zoveel woorden in artikel 132. ‘De vormvereisten en de procedures voorzien in het huidige reglement moeten het goede verloop van de dopingconrole regelen en kunnen niet worden nietig verklaard.’

En het gaat nog verder. ‘Geen enkele nalatigheid, feil of vergissing kan worden ingeroepen tenzij bewezen wordt dat ze van die aard zijn dat ze het resultaat van de analyses vervalsen.’

De renners moet dus alles aanvaarden. Het spreekt vanzelf dat hier conflicten moeten uit voortvloeien.

DELEU: Het enige overblijvende verweer is het TAS ( Tribunal Arbitral du Sport) in Lausanne. Daar zal gauw blijken dat het UCI-reglement geen enkele toetsing aan het Verdrag van de Rechten van de Mens doorstaat.

Kan Laurent Brochard alleen op basis van zijn verklaring tegenover het Franse gerecht zijn wereldtitel kwijtspelen?

MAESCHALCK: Als Brochard verklaarde dat hij de dag van het wereldkampioenschap gedopeerd was, dan wel. Als Brochard alleen zegt: ik heb ooit epo genomen, dan niet. Want in artikel 131 van het UCI-reglement staat dat de diskwalificatie slechts uitgesproken wordt als de feiten betrekking hebben op een welbepaalde wedstrijd.

Maar intussen wordt nog zelden, zoals destijds met de amfetamines, voor een welbepaalde koers gedopeerd. De medische preparatie moet de atleet op een deel of zelfs op een heel seizoen voorbereiden.

MAESCHALCK: Dat is dus niet voorzien in die fameuze derde paragraaf van artikel 131.

En als de Zwitser Maier zegt: ik neem al twee jaar epo, wordt hij dan automatisch geschorst voor alle zeges van de afgelopen twee jaar?

MAESCHALCK:Maier kan daarop gesanctioneerd worden. Maar mocht hij nu de houder van een of andere titel zijn, dan kan die hem alleen op basis van deze verklaring niet worden ontnomen. Want het dopinggebruik was niet specifiek verbonden met een of andere wedstrijd.

Met de verwijdering van de Festina-ploeg werd eigenlijk ook een sponsor gesanctioneerd.

MAESCHALCK: De wagens van Festina reden tot het einde mee in de Tourkaravaan. Wat voor zo’n sponsor uiteindelijk telt, is de respons van het publiek.

DELEU: Dat is nu net het eigenaardige: het publiek blijkt niet zwaar te tillen aan het dopinggebruik. Trouwens, in de meeste rennerscontracten staat dat dopinggebruik een dringende reden tot ontslag is – dat zal bij Festina niet anders zijn. Al heb ik tot nog toe niet vernomen dat een van de Festina-renners werd ontslagen.

Is het denkbaar dat in België gelijkaardige dopingcontroles worden georganiseerd, bijvoorbeeld bij gelegenheid van Euro 2000? Of binnenkort voor of na de Memorial Van Damme – want in het atletiekmilieu is de deugddoende uitwerking van epo niet onbekend.

MAESCHALCK: De Vlaamse Gemeenschap heeft die mogelijkheid. Het decreet heeft de sportbonden geresponsabiliseerd. Ze kunnen zelf controles organiseren zolang die in overeenstemming zijn met het decreet van maart ’91. Maar de controleartsen van de Vlaamse Gemeenschap kunnen alleen binnen de eigen grenzen optreden. Mocht de Memorial in Brugge worden georganiseerd, dan kan het. Maar in Brussel kunnen de Vlaamse artsen niet opereren.

Er bestaat een feitelijk verschil tussen de reglementen in Vlaanderen en in Wallonië. In Vlaanderen kan men een atleet een sanctie opleggen die in Wallonië niet geldt. En dat geldt niet alleen voor doping.

Neem nu het decreet op de niet-professionele sportbeoefenaar. In het reglement van de nationale voetbalbond is in Vlaanderen de transfer helemaal vrij, in Wallonië wordt nog altijd betaald. De funeste gevolgen daarvan zien we in het kaatsen, een sport die in de streek rond de taalgrens wordt beoefend. Vlaamse kaatsclubs werden letterlijk leeggekocht. Alle Vlaamse sterspelers zitten nu bij Waalse ploegen.

Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content