Definitieve studies over twee monumenten uit de Amerikaanse film: Billy Wilder en John Ford.

Er is een beroemde anekdote over de eerste Hollywood screening van Sunset Boulevard. Na afloop riep Louis B.Mayer, de grote baas van MGM, verontwaardigd uit: “Wat bezielt die Wilder om te bijten in de hand die hem voedt?” Billy Wilder had zijn opmerking gehoord en zei: “Mr.Mayer, I’m Mr.Wilder. Why don’t you go fuck yourself.”

Ook over John Ford worden legendarische verhalen verteld. Meest geciteerd is zijn reactie toen een producer hem kwam vertellen dat hij vijf dagen vertraging had opgelopen op het draaischema. Ford scheurde vijf pagina’s uit het script, overhandigde ze aan de verslagen producer terwijl hij snauwde: “Now we’re back on schedule.”

Dat waren nog eens regisseurs! Hun bigger than life persoonlijkheid spat van de pagina’s in twee nieuwe boeken, verschillend van opzet, maar elk uitmuntend in hun genre. Cameron Crowe brengt Wilder en zijn films tot leven via een marathoninterview met de inmiddels 93-jarige regisseur die nu bijna twintig jaar geleden zijn laatste film maakte ( Buddy, Buddy). Scott Eyman schreef, steunend op honderden getuigenissen en uitgebreide research, de beste biografie van de in 1973 overleden John Ford.

Ford die ook in zijn nieuwe vaderland een geboren Ier bleef en de uit Oostenrijk afkomstige Wilder hebben elk op hun manier de Amerikaanse film tot kunst verheven, al schreeuwden ze om ter luidst dat ze niet meer waren dan vaklieden. Ford maakte in zijn carrière, begonnen in 1915 en eindigend in 1966, meer dan 150 films. Hij wordt na de grote pionier D.W. Griffith als dé grondlegger van de Amerikaanse cinema beschouwd. Ofschoon hij vier keer de Oscar won voor beste regisseur – een record – stelde hij zichzelf meestal voor als: “I’m John Ford, I make westerns.”

Wilder die zijn loopbaan begon als scenarist bij Paramount en in 1942 zijn eerste film regisseerde ( The Major and the Minor) maakte “slechts” zesentwintig films, maar vaak gaat het om hoogtepunten in hun respectievelijke genres – voor menigeen maakte hij zelfs de beste film noir ( Double Idemnity), de beste film over Hollywood ( Sunset Boulevard) en de grootste filmkomedie aller tijden ( Some Like It Hot). Ontegensprekelijk legde hij het beroemdste Marilyn Monroe moment op film vast: de scène in The Seven Year Itch, waarin ze boven een metrorooster verkoeling zoekt en de koude lucht haar jurk omhoogblaast. En toch blijft hij er altijd nuchter bij: The Seven Year Itch noemt hij “een niemendalletje”, Sunset Boulevard “is gewoon een film”. Ook het succes van The Apartment is gauw verklaard: “We had the right actors. It worked.”

EEN SMAKELIJKE VERTELLER

Conversations with Wilder is een speurtocht naar de essentie van een filmmaker en zijn kunst aan de hand van een reeks vraaggesprekken. De formule leidde tot fantastische resultaten toen François Truffaut in 1967 Alfred Hitchcock uitgebreid ondervroeg, ook al omdat de Paus van de Suspens de gelegenheid aangreep om gedetailleerd het mechaniek achter zijn modelthrillers bloot te leggen. Cameron Crowe probeert dit nu dunnetjes over te doen met Wilder, maar zijn boek is minder analytisch, meer anekdotisch. Crowe is een betere interviewer dan filmmaker ( Singles, Jerry Maguire), maar Wilder is een veel lastiger gesprekspartner dan destijds vadertje Hitchcock. Hij laat niet altijd in zijn kaarten kijken, ontwijkt al te persoonlijke en diepgravende vragen. Toch slaagt Crowe erin de langstlevende legende van Hollywood aan de praat te krijgen over zijn jonge jaren in Wenen en Berlijn, over zijn moeder die omkwam in Auschwitz, over zijn droom om Schindler’s List te maken, een film die Steven Spielberg per se zelf wilde doen. Wilder: “Ik zou het anders hebben gedaan, maar niet noodzakelijkerwijs beter. Het zou een soort monument geworden zijn voor mijn moeder, mijn grootmoeder en mijn stiefvader.”

Nooit lijkt zijn geheugen hem in de steek te laten: eens op dreef ontpopt Wilder zich tot een smakelijke verteller en vertelt hij onthullende zaken over wat er allemaal in de coulissen gebeurde bij het draaien van vele klassiekers. Wilders werk werd gedomineerd door een ijzeren dramatische constructie en immer citeerbare dialogen (de twee periodes in zijn filmografie worden trouwens afgebakend door zijn twee opeenvolgende vaste co-scenaristen: eerst Charles Brackett, daarna I.A.L. Diamond). Zijn mijmeringen over de vele beroemdheden met wie hij werkte, zijn dan ook even gevat als zijn scherpe filmdialogen. Over Marilyn Monroe: “a continuous puzzle, without any solution”; over Marlene Dietrich: “Mother Teresa, with better legs.” Of over de criteria van de Academy in het kiezen van de Oscar voor beste acteur: “Wie een bultenaar speelt, maakt meer kans dan een aantrekkelijke leading man. Op die manier nemen de stemmers wraak omdat zij het mooie meisje niet krijgen.”

Dit is zeker een prima boek, al vanaf de introductie waarin Crowe de rare ontstaansgeschiedenis van de lange interviewsessie beschrijft, want eerst wilde het maar niet klikken tussen hem en Mr.Wilder. Conversations with Wilder is in ieder geval ook het meest volledige en veelzijdige interview dat ooit met Wilder verscheen. Maar nog belangrijker is dat Crowe (die zijn sporen verdiende als rockjournalist voor Rolling Stone) op papier ook de unieke stem vastlegt van de grote Billy, de “rijke mengeling van midden-Europese frasering, Amerikaans slang en dodelijke droge humor.” Dit zeer lezenswaardige boek is ook verlucht met meer dan zeshonderdvijftig zwartwitfoto’s die samen met de reminiscenties van de oude meester de grote momenten doen herleven van een oeuvre dat ook vele decennia later staat als een huis.

WAARHEID EN LEGENDE

Anders dan Wilder was Ford off-screen geen vlotte verteller. Dat moest ook bewonderaar Peter Bogdanovich aan de lijve ondervinden toen hij voor zijn documentaire Directed by John Ford zijn lievelingsregisseur met allerlei spitsvondige vragen bestookte en de wijze oude knorpot deed alsof hij er allemaal niets van begreep, onderwijl ongeduldig zijn zakdoek kapot bijtend (een nogal vieze gewoonte die vele ondervragers zich herinneren).

Ford die zorgvuldig zijn eigen mythe cultiveerde, kon ook liegen of het gedrukt stond. Niet voor niets gaf Scott Eyman zijn biografie de titel Print the Legend, zo genoemd naar een beroemde zin uit The Man Who Shot Liberty Valance“When the legend becomes fact, print the legend” – die het best de contradictorische en melancholische visie samenvat van deze zoon van een saloonkeeper uit Maine op de mythische geschiedenis van Amerika.

Eyman stelt zich als taak de waarheid en de legende uit elkaar te halen. Ofschoon hij Ford bewondert, heeft hij het ook uitgebreid over de minder prettige kanten van zijn complexe persoonlijkheid, zoals zijn alcoholisme en sadisme op de set. Op politiek-ideologisch vlak is Ford zo’n wandelende paradox (een combinatie van anarchist, aartsreactionair en eeuwige dwarsligger) dat ook deze biograaf er niet echt uit geraakt.

Ondanks zijn overmatig drankgebruik (een kleine vijftig verwijzingen in de index, meer dan over zijn Ierse roots dus!) en zijn escapades met zijn drinkebroers op zijn geliefde boot, de kleine tweemaster Araner, was Ford ook een werkbeest. De kwaliteit van zijn filmografie is veel wisselvalliger dan om het even welke regisseur van zijn status. Maar op het toppunt van zijn kunnen, draaide hij toch maar over een periode van twee en een half jaar niet minder dan zeven films, waaronder minstens vier meesterwerken: Stagecoach en Young Mr.Lincoln (1939), The Grapes of Wrath (1940) en How Green Was My Valley (1941).

Ford was een man van weinig woorden – zijn overtuigingskracht zat in zijn picturale gaven. Zijn films krioelen van de beelden die zich in ons collectief geheugen genesteld hebben en een vaste plaats veroverden in de iconografie van de Amerikaanse cinema. Toen hij voor Stagecoach voor het eerst zijn camera’s opstelde in Monument Valley, het onherbergzame gebied van de Navajo’s, had hij het ultieme kader gevonden, niet alleen voor zijn epische verhalen over eenvoudige lui (pioniers, obscure militairen, boeren, verkenners) maar ook voor zijn groot compositorisch talent.

In Monument Valley vond Ford zijn ideale plek, het verpletterend decor dat aan zijn rituele handelingen een majestatische allure gaf.

Eyman wordt zowaar lyrisch in zijn beschrijving van dit zowel mentale als fysieke landschap: “afgeplatte zandstenen bergen die als vuisten door de aardkorst scheuren, maar ook delicate architecturale spitsen die naar de hemel omhoogkronkelen – een plek van grootsheid en rust. Monument Valley wekt de indruk dat het er altijd is geweest – permanent, onvermurwbaar, heilig.”

Adjectieven die alle verhoudingen in acht genomen, ook toepasselijk zijn op het monumentale oeuvre van Ford. Eyman mag dan nog de mens Ford geregeld van zijn voetstuk slaan, zijn films worden er niet kleiner van. Integendeel.

Cameron Crowne: “Conversations with Wilder”, Alfred A.Knopf, New York, 378 blz., 35 dollar.

Scott Eyman: “Print the Legend. The Life and Times of John Ford”, Simon & Schuster, New York, 40 dollar.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content