Dansen op het graf van de Koude Oorlog

9 NOVEMBER 1989 De nacht van Die Wende vloeien de tranen rijkelijk bij Oost- en West-Berlijners. © Getty Images

Voor een interview met Cees Nooteboom was journalist Cees Zoon op 4 november 1989 naar Berlijn gereisd. Enkele dagen later zag hij vanaf de eerste rij hoe er in de verscheurde stad opnieuw geschiedenis werd geschreven.

Donderdagavond 9 november 1989 eet ik met Cees Nooteboom in de Paris Bar in de Kantstrasse, West-Berlijn. Het zijn de dagen van ver voor de mobiele telefoon, internet en Facebook. Tijdens het eten praatte je met elkaar en zat je niet voortdurend naar je smartphone te loeren. Het nadeel was dat het nieuws er een stuk langer over deed om je te bereiken, je moest er letterlijk de straat voor op.

Na de maaltijd nemen we een taxi om elders in de stad nog wat te gaan drinken. Het is halftien. In de auto blèrt de radio. We horen een radioverslaggever wiens toonhoogte met de minuut stijgt: ‘Ze staan op de Muur!’ We kijken elkaar aan en vragen de chauffeuse de radio nog harder te zetten. Een overbodig verzoek, want ze barst onmiddellijk zelf los: ‘Jaaaaa, de Muur is open! Zullen we?’

We maken rechtsomkeert en rijden richting Brandenburger Tor. Die blijkt inmiddels niet meer bereikbaar, de hele Strasse des 17. Juni begint dicht te slibben. Via een sluipweg belanden we op het plein voor de Reichstag. We storten ons in de kluwen mensen die over elkaar heen klimmen op de uitkijkpost vanwaar je Oost-Berlijn in kunt gluren, en jawel, boven op de Muur balanceert een jongen in een regenpak.

Aan de andere kant staat een groep vopo’s, agenten van de communistische Volkspolizei, met een soort geïmproviseerd waterkanon, een stevige slang waarmee ze hem van de Muur proberen te spuiten. Een andere West-Berlijner schiet hem te hulp. Verderop naar links klimt een groepje jongeren op de Muur, in de spotlights van de eerste gearriveerde tv-ploegen. Aan onze kant beginnen de joelende en juichende massa’s snel aan te zwellen. Achter de Muur en de spuitende vopo’s houdt een cordon geüniformeerden de rijen vooralsnog stevig gesloten. De Oost-Berlijners kunnen nog niet doorbreken hier bij de Brandenburger Tor, een van de symbolen van de Koude Oorlog. Welch ein Wendung durch Gottes Fügung luidt de leus op de protserige triomfboog. Maar voor de zoveelste keer op deze plaats is het niet God maar zijn het de mensen die de Wendung teweegbrengen.

Stad met dodenzone

Vier dagen voor het einde van de Koude Oorlog was ik in West-Berlijn gearriveerd om Cees Nooteboom te interviewen. Maar wanneer je constant de wereld afreist, beland je onvermijdelijk af en toe op het juiste moment op de juiste plaats, zoals de dwangmatige reiziger Nooteboom als geen ander kan beamen. De schrijver woonde voor een jaar in de gespleten stad op uitnodiging van de Deutscher Akademischer Austausch Dienst (DAAD), een soort omgekeerd Goethe Institut met als doel buitenlandse kunstenaars de stad beter te laten leren kennen. Een organisatie met veel geld en belangrijk in de jaren van de Koude Oorlog.

Eerst moet ik natuurlijk de stad de pols nemen, in de wetenschap dat het ‘drüben‘, aan de andere kant van de Muur, al aardig begint te koken. Dat de demonstraties tegen de communistische dictatuur zich in rap tempo ontwikkelen tot een ware Aufstand gegen Zwang und Lüge. Iedere wandeling in deze stad is een tocht dwars door de geschiedenis. Ik loop de Kurfürstendamm af, langs de Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche, de gehavende ruïne van een van de weinige bouwwerken die althans gedeeltelijk de slag om Berlijn van 1945 hebben overleefd. Via Zoo Garten loop ik de Strasse des 17. Juni af, ooit de reusachtige oprijlaan dwars door de Brandenburger Poort naar het paleis van de Hohenzollern, van de achttiende eeuw tot de val van het Duitse Keizerrijk aan het einde van de Eerste Wereldoorlog het centrum van de Pruisische macht. De Amerikaanse militairen, die sinds 1945 deel uitmaakten van de bezettingsmacht van Berlijn, noemden de boulevard, die verderop overging in Unter den Linden, simpelweg Big Street. Doorlopen kon je allang niet meer want de straat was in tweeën gebroken door de Muur. Aan de andere kant was nu een vlakte met de naam Marx-Engels-Platz op de plaats waar in 1950, in de beginjaren van het bewind van partijvoorzitter Walter Ulbricht, een Sovjet-slopersteam de resten van Schloss Hohenzollern met de grond had gelijkgemaakt. Hier verrees in 1963 het Staatsratsgebaüde en in 1975 opende Erich Honecker het Palast der Republik, zetel van de Volkskammer.

Ik loop naar de Brandenburger Poort tot ik met mijn neus tegen de Muur sta. ‘Utrecht is mijn stadje’ is de Nederlandse bijdrage aan de graffiti die het beton geheel heeft overwoekerd. De wachttorens met spiegelglas, een vopo met een verrekijker. Verder langs de Muur door het park naar de oude Potsdamerstrasse, opgesierd met uitkijkposten en souvenirshops. Hier kun je eerst de DDR als in een peepshow begluren en dan je T-shirt kopen. Tussen beide muren (hier zijn het er feitelijk twee) zie je de in het licht van de schijnwerpers gevangen stukken asfalt, vol stadskonijnen en enorme kraaien. De gevarenzone is een ideaal natuurgebied, want hier is de mens alleen de mens een vijand.

De bouw van de ‘Antifascistische Beschermingsmuur’ was begonnen op 13 augustus 1961, een idee bedacht en uitgevoerd door Ulbrichts latere opvolger Erich Honecker. Officieel was het een barricade tegen de infiltratie van in de Bondsrepubliek nooit weggezuiverde nazi’s, maar in werkelijkheid was het een poging om de leegloop van de DDR te stoppen: vele burgers waren niet zo gelukkig in de heilstaat en verkozen het Westen. In een week tijd was de grenslijn dwars door de stad volledig vergrendeld. West-Berlijn was een eiland geworden, omringd door ‘het grootste concentratiekamp ter wereld’. Het IJzeren Gordijn was nu ook letterlijk neergelaten. In totaal meer dan 100 kilometer muur in en rond West-Berlijn, met 200 uitkijktorens en 250 bunkers, en voldoende prikkeldraad om de hele aarde te omspannen.

Aan de westerse kant werd de Muur overdekt met graffiti, en kleine gedenktekens met bloemen op de plaatsen waar Oost-Duitsers hun poging de Muur te bedwingen met de dood moesten bekopen, aan de oostelijke kant werd het gevaarte constant versterkt. Een dodenzone sneed de stad in tweeën. In 28 jaar trachtten meer dan 100.000 Oost-Duitsers het lot te trotseren en de Muur te slechten. Een van de eerste slachtoffers was de 18-jarige bouwvakker Peter Fechter, die op 17 augustus 1962 bij zijn vluchtpoging werd neergeschoten door de vopo’s, voor de ogen van honderden toeschouwers aan de westerse kant. De grenswachters lieten hem liggen in de Totenstreifen, het niemandsland, tot hij, een uur later, was doodgebloed.

Van de Potsdamerstrasse loop ik verder naar de Friedrichstrasse en Checkpoint Charlie, een van de drie door de Amerikanen gecontroleerde grensposten, het supersymbool van de Koude Oorlog, met de drie geallieerde vlaggen op het wachthuis en ervoor het beroemdste waarschuwingsbord van bijna een halve eeuw Koude Oorlog: You are leaving the American Sector. Met daaronder de vertaling in het Russisch, Frans en, in een kleiner lettertype, Duits. Vanhier betreed je de Russische Sector, wat Oost-Berlijn feitelijk is.

Het is de stilte voor de storm. Al staat de Muur nog fier overeind, elders in Europa is de barrière tussen Oost en West al geperforeerd. De grens tussen Hongarije en Oostenrijk is opengezet en West-Berlijn wordt overspoeld door tienduizenden Übersiedler, Oost-Duitsers die via een lange omweg aan de andere kant van de Muur zijn beland. De cover van Der Spiegel van deze week stelt echter een retorische vraag: ‘Ist der DDR noch zu retten?’

Sinatra-doctrine

In Oost-Europa stond de geschiedenis in een hogere versnelling, dankzij Sovjet-partijleider Michail Gorbatsjov en diens Glasnost. Hongarije en Polen hadden al het voortouw genomen. Op 25 oktober gaf Gorbatsjov tijdens een bezoek aan Finland het laatste zetje door te verklaren dat de Sovjet-Unie geen enkel moreel of politiek recht had zich te mengen in de aangelegenheden van zijn Oost-Europese buren. Zijn woordvoerder Gennadi Gerasimov vatte de reuzenommezwaai samen met de ironische constatering dat de Brezjnev-doctrine was vervangen door de ‘Sinatra-doctrine’: ‘Ken je de Frank Sinatra-song I did it my way? Hongarije en Polen doen het hun way.’

Op 10 september had Hongarije de grens naar het Westen officieel opengesteld en sindsdien waren duizenden Oost-Duitsers naar Oostenrijk en vandaar naar de Bondsrepubliek getrokken. De demonstraties in Leipzig, Dresden en Oost-Berlijn groeiden en groeiden, met als voornaamste eis vrijheid van reizen. Maar zelfs toen op 18 oktober de straatprotesten in Leipzig hem onderuit haalden, weigerde partijchef Erich Honecker te geloven dat het einde van de DDR nabij was: ‘Is dit een nieuwe 17 juni?’. Hij herinnerde aan de grote opstand van 17 juni 1953, enkele maanden na de dood van Stalin, toen de Oost-Duitsers massaal de straat op waren gegaan om democratie te eisen. Die poging werd snel in de kiem gesmoord.

‘Na de opstand van 17 juni’, schreef Bertolt Brecht, ‘liet de secretaris van de Schrijversbond pamfletten uitdelen in de Stalinallee waarin hij stelde dat het volk het vertrouwen van de regering had geschonden en dit alleen kon terugwinnen door dubbele inspanningen. Zou het dan niet eenvoudiger zijn als de regering het volk ontbond en een ander volk koos?’

Op 4 november 1989 betogen een half miljoen Oost-Berlijners op de Alexanderplatz, een van die onheilspellende, schimmige symbolen van de DDR. Partijleider Honecker was twee weken eerder afgezet en vervangen door de iets minder rigide Egon Krenz, maar het wankelende bewind had nog een laatste zetje nodig. De protestbijeenkomst was georganiseerd door de acteurs van de theaters in Oost-Berlijn en de eerste met officiële toestemming in de DDR. ‘We kunnen nu voluit schreeuwen: Democratie Nu of Nooit’, zei de schrijfster Christa Wolf, een van de hoofdsprekers. Wolf gaf aan de sarcastische oude uitspraak van Brecht een gepaste draai: ‘Ik heb een voorstel voor 1 mei: laat de leiders voor het volk paraderen.’ Na de schrijfster beklom een buitengewoon opvallende spreker het podium: Günther Schabowski, lid van het Politburo van de SED en regeringswoordvoerder. Het einde van het communistische bewind was gekomen.

Op 9 november verschijnt Schabowski tijdens een live-persconferentie op de staatstelevisie en maakt bekend dat iedere DDR-burger zonder officiële toestemming of visum de grensposten tussen Oost- en West-Berlijn en Oost- en West-Duitsland zou mogen passeren. Binnenkort, had hij moeten zeggen, maar in de chaos van het moment vergist hij zich en zegt: ‘Vanaf nu.’ De Oost-Berlijners laten zich dit geen twee keer zeggen, spoeden zich massaal naar de Muur en eisen dat ze onmiddellijk worden doorgelaten. Binnen de kortste keren zijn Checkpoint Charlie en enkele andere overgangen lekgeslagen. De eerste passanten zijn gewoon doorgelopen, zonder dat iemand ze een strobreed in de weg legt, en ze zijn zo stomverbaasd dat ze in eerste instantie uit ongeloof rechtsomkeert maken en terug ‘de kou’ inlopen.

Feestende file

Om 3 uur ’s nachts zit de Kurfürstendamm volledig verstopt en is de sfeer er een van ‘Duitsland heeft de wereldcup’. De straat is één toeterende en feestende file. Over de trottoirs schuift een eindeloze mensenzee die zich vergaapt aan de etalages van de dure juweliers en de hifi-zaken, zoals dat in die dagen nog heet. De houding van de West-Berlijners heeft iets tweeslachtigs, maar overheersend is het gevoel van ‘goed voor hen dat ze eindelijk uit die gevangenis kunnen uitbreken’. Het besef is er al dat het hele leven in de stad op slag zal veranderen als alles opengaat, maar laat ze maar komen, daarna zien we wel weer.

De nieuwkomers nemen alles in zich op met open mond. Duizenden Alices hebben hun wonderland betreden en laven hun blikken aan de luxe en rijkdom die hier uit de winkels puilen. De hele nacht besteden de ontketende Oost-Duitsers aan het gretig bekijken van wat zij 28 jaar moesten missen. De Trabants verstoppen zij aan zij met de Mercedessen en BMW’s het verkeer. De bezitter van een Trabi is de held van het moment. Het wagentje dat decennialang een van de symbolen was van een mislukt politiek en economisch systeem, is nu een voorwerp dat gevoelens van ongekende solidariteit losmaakt. Midden op de Kurfürstendamm trekt een man op leeftijd het portier van een passerende Trabant open: ‘Ik wil jullie alleen maar even welkom heten. Fijn dat jullie er zijn.’ De tranen van de inzittenden, nog nauwelijks gedroogd na het passeren van de grens, stromen rijkelijk.

In de vroege ochtend van 10 november sta ik bij Café Adler, het laatste café voor Checkpoint Charlie, bijna dertig jaar de officiële doorlaatpost voor diplomatiek en militair personeel. Voor dag en dauw loopt West-Berlijn uit naar deze plek om de nieuwkomers te onthalen. Een voor een worden de auto’s doorgelaten en een voor een krijgen ze van de haag afhalers applaus, gejuich, een slok champagne en een woord van welkom. Huilend laten de meesten dit warme eerbetoon over zich heenkomen en huilend nemen de afhalers zelf ook een slok. Een man in een lichte regenjas toont zijn solidariteit door biljetten van tien D-mark door de ramen van de passerende auto’s te gooien. Ze worden in dank aanvaard want veel te verteren hebben de meeste grensoverschrijders niet.

Vrijdagmiddag proberen enkele honderden Oost-Berlijners bij de overgang Bornholmerstrasse de ‘Sperranlagen zum Westen’ te doorbreken, terwijl de gewapende grenswachten vergeefs hun best doen de menigte naar de officiële controlepost te leiden. Op een grote manifestatie in de Oost-Berlijnse Lustgarten kondigt het Centraal Comité van de SED vrije verkiezingen aan en zegt dat ‘vrije media onontbeerlijk zijn voor de socialistische democratie’ en dat er ‘vrije en onafhankelijke vakbonden’ en een ‘grote economische hervorming’ moeten komen. Rond dezelfde tijd meldt Hans-Dietrich Genscher, de West-Duitse minister van Buitenlandse Zaken, de opening van nieuwe grensovergangen, waaronder de beroemde Glienicker-brug waar het verkeer weer mag doorrijden. Als hij de naam Potsdamer Platz noemt, gaat er een groot gejuich op: voor de oorlog was dit ‘de navel van de wereld’, het drukste verkeersknooppunt van Europa, waar tientallen tramlijnen samenkwamen. Nu is het een kale vlakte doormidden gesneden door de Muur.

Vrijdagavond hebben de grenswachten in de Bornholmerstrasse de boodschap begrepen en beginnen eigenhandig met de sloop van delen van de Muur. Voor de Brandenburger Tor vieren duizenden Berlijners dansend op de Muur het wegvallen van de grens tussen Oost- en West-Duistland.

Zaterdagochtend ga ik tegen de stroom in naar het oosten, via de doorgang op Bahnhof Friedrichstrasse. Aan de Oost-Duitse kant wekt de mensenzee in het station en op het voorplein de indruk van de ingang van een stadion. Velen vragen de weg naar een plek in West-Berlijn. Jarenlang woonden ze op een paar honderd meter van het adres waar ze heen willen, maar vrijwel niemand kent de weg in die andere helft van de stad.

Oost-Berlijn is uitgestorven. Zelfs voor het Gedenkteken voor de Slachtoffers van het Fascisme, waar tot gisteren de erewacht met Pruisische ganzenpas paradeerde, is geen hond. Ook het grote Centrum-Kaufhaus, het communistische warenhuis aan de Alexanderplatz, is zo goed als leeg. De gebruikelijke zwarte handel in illegale muziekcassettes, spijkerbroeken en pornofoto’s op het plein gaat gewoon door, maar vandaag hebben de schaarse toeristen het rijk alleen. De Oosterlingen zijn ‘rüber‘.

In de middag is in de Leipzigerstrasse, aan het einde van een treurige nieuwbouwstraat, een peloton manschappen van het Volksleger driftig aan het werk. Oude tramrails uit de jaren vijftig worden gevuld met asfalt, kuilen in de weg worden gladgestreken. Op de voorgrond glimt een splinternieuw wachthuis, op de achtergrond rijdt een truck achterstevoren tot tegen de Muur aan. Van achter uit de truck, onzichtbaar voor het publiek, ramt zich een drilboor in de Muur.

Het karwei kost een hele nacht. Aan de andere kant, op de Potsdamer Platz, verzamelen zich honderden West-Berlijners in afwachting van het moment dat het oude hart van de stad Berlijn weer wordt opengelegd. Om 5.35 uur, als de kou het venijnigst is, is het zover. Een kraan tilt het eerste stuk uit de beschilderde Muur. Uiteindelijk wordt een gat van een meter of vijftien gemaakt. De verwijderde delen worden als symbolische kunstwerken schuin achter de Muur opgesteld. De kurken van de Sekt-flessen knallen. De oude verkeersader van Berlijn mag dan omzoomd zijn door een na de oorlog nooit meer bebouwde woestenij, hij ligt open.

In West-Berlijn vormen zich lange rijen voor de banken waar alle Oost-Berlijners honderd D-mark ‘begroetingsgeld’ kunnen innen. Hebben ze tenminste ook iets te verteren. Zondagochtend negen uur is het topdrukte bij de seksshop van Beate Usche en bij de pornovideozaken ernaast. Rijen ontstaan overal. Gewoon een kop koffie drinken of een krant kopen is pas mogelijk na lange wachttijden. De wereld staat op zijn kop: Oost-Berlijn is uitgestorven en in West-Berlijn staat iedereen in de rij.

Volgende week: de DDR 25 jaar na Die Wende.

DOOR CEES ZOON

Iedere wandeling in deze stad is een tocht dwars door de geschiedenis.

De bouw van de muur in 1961 was een poging om de leegloop van de DDR te stoppen: vele burgers waren niet zo gelukkig in de DDR-heilstaat en verkozen het Westen.

Om drie uur ’s nachts is de Kurfürstendamm volledig verstopt en is de sfeer er een van ‘Duitsland heeft de Wereldbeker’.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content