Het beleid kan zich absoluut geen tweede zaak-Dutroux veroorloven. Wat doet het om een tweede zaak-Dutroux echt te vermijden ?

Van 24 tot 27 mei buigt het Nationaal Forum van de Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen zich over constructieve beleidsvoorstellen. Dat had premier Jean-Luc Dehaene (CVP) namelijk beloofd toen hij tijdens de Witte Mars de ouders van de verdwenen en vermoorde kinderen ontving. Wat doen onze bewindvoerders ondertussen met plegers van seksuele delicten ?

Eind februari zaten er in België ruim vijfhonderd mannen achter de tralies omwille van zedendelicten met minderjarigen. Een jaar voordien waren dat er nog dik zeventig meer. Tiens. In de nasleep van de zaak- Dutroux werden nochtans behoorlijk wat mensen aangegeven en in voorhechtenis genomen in verband met zedenfeiten met kinderen.

Maar de overvolle gevangenissen verklaren deze paradoxale vaststelling, en ook de pacten die de ministeries van Justitie ( Stefaan De Clerck) Welzijn ( Luc Martens) en Volksgezondheid ( Wivina Demeester) sluiten om de ?lichtere? zedendelinquenten van meet af aan in de richting van alternatieve sancties (bijvoorbeeld, de behandeling) te dirigeren. Gevangenisstraffen blijven vanzelfsprekend van kracht bij ernstige feiten, zoals ontvoeringen en verkrachtingen. Maar als de daders zich goed gedragen en vatbaar zijn voor therapie, komen ze in aanmerking voor vervroegde invrijheidstelling met het oog op genade, of voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Behandeling geldt in ieder geval als een voorwaarde om opnieuw op vrije voeten te mogen rondlopen.

Nieuw is dat allemaal niet. De wet van 13 april 1995 over zedendelicten op minderjarigen verplicht behandeling na de gevangenisstraf. Maar het definiëren van wat ?deskundige? begeleiding precies inhield, gebeurde slordig. En met zowel de rapportage van behandelaars aan het parket als het involgen van hun advies liep het vaak mank.

Wie denkt dat ze nu aangezien iedereen ineens op eieren loopt wél grondig werk maken van de opvolging van ex-gedetineerden, vergist zich grondig. Het ministerie van Justitie doet weliswaar loffelijke pogingen in die richting, maar veel haalt dat voorlopig niet uit.

DE VERSTERKING BLIJFT UIT

Speciale screeningteams zullen tegen 15 juli alle ?seksuele? dossiers van voorlopig of voorwaardelijk in vrijheid gestelde delinquenten grondig doorlichten. Dat impliceert dat andere dossiers in de kast blijven liggen zoals onder andere in Antwerpen het geval is , of onder de hoede vallen van overmatig gesolliciteerde maatschappelijk assistenten. In Gent werkt een maatschappelijk assistent van de Dienst Maatschappelijk Werk Strafrecht (de ?buitendienst?) aan ongeveer honderdveertig dossiers van ex-gedetineerden. De probatieassistent draagt de verantwoordelijkheid voor zo’n honderd dossiers en daar zitten behoorlijk wat delicten met zware agressie bij. In Dendermonde behartigt zowel de probatieassistent als zijn collega van de buitendienst rond de honderd dossiers. De probatieassistent in Mechelen heeft honderdveertig dossiers op zijn bureau liggen, zijn collega van de buitendienst zeventig. Scandinavische landen hanteren de norm van vijfentwintig dossiers per maatschappelijk werker, Nederland houdt het bij veertig.

Brussel laat zich kennen als rampgebied bij uitstek. Daar berusten bij benadering vijfhonderd dossiers bij vrijwilligers, die ex-gedetineerden opvolgen en begeleiden in hun reïntegratieproces. Zullen deze mensen aansprakelijk gesteld worden, mocht er een volgende Dutroux door de mazen van het net glippen ?

Justitie wil wel iets doen aan deze erbarmelijke ?onderstaffing.? Eind augustus kondigde het aan dat twintig extra maatschappelijke assistenten de 47-koppige Dienst Maatschappelijk Werk Strafrecht zouden versterken. Negen maanden later wacht de dienst nog altijd op de eerste versterking. Er moesten namelijk examens uitgeschreven worden, en de uitslagen daarvan zijn nog niet bekend. De Belgische ambtenarij haast zich niet graag. Stefaan De Clerck zit met de handen in het haar. ?Ik ken de situatie en ik probeer waar ik kan, te duwen en te trekken. Voor de twintig extra maatschappelijke assistenten heb ik al ettelijke keren naar de telefoon gegrepen. Maar die blijven dus steken in het trage systeem van het Vast Wervingssecretariaat. Ik kan dat systeem niet veranderen.?

Ook de wantoestanden in Brussel beweert de minister te kennen. ?Weldra volgt er een beleidsnota met voorstellen om dat gebied efficiënter aan te pakken. Maar de verschillende organisaties die met die dossiers bezig zijn, moeten dan wel meewerken aan veranderingen.?

GENEZEN IS BETER DAN STRAFFEN

Onder wetenschappers die zich specialiseren in de aanpak van seksuele delinquenten, bestaat een consensus dat het niet helpt om ze na een verblijf in de cel zonder meer op vrije voeten te stellen. De recidive bij onbehandelde pedoseksuelen zou volgens buitenlandse studies meer dan tachtig procent bedragen. Zolang de daders niet geconfronteerd worden met de effecten van hun handelingen en daar de verantwoordelijkheid voor leren opnemen, blijft het dweilen met de kraan open, vindt dadertherapeut Roland Martein van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. De daders confronteren met de impact van hun handelingen, is echter geen lachtertje. De meeste daders tonen zich meesters in het ontkennen of bagatelliseren van hun daden. Daarbij leiden ze niet zelden zelfs de meest geroutineerde hulpverleners om de tuin. In de gevangenis gedragen ze zich ondertussen als lammetjes. Het is ze ook geraden om zich daar koest te houden : pedofiele misdrijven staan onderaan in de sociale rangorde van de gevangenis. Het gebeurt dat pedofielen door de andere gevangenen onzacht aangepakt worden.

Omdat daders van seksuele delicten zich doorgaans goed gedragen, komen ze makkelijk in aanmerking voor vervroegde invrijheidsstelling. En wat dan ? De ploeg op het huidige kabinet van Justitie voelt zich gewonnen voor een gespecialiseerde behandeling van seksuele delinquenten. Volgens studies in het buitenland verlaagt dat de kans op recidive. Bovendien reduceert het de kosten in vergelijking met een fulltime gevangenisregime en helpt het het probleem van de overvolle gevangenissen en de dreigende cipiersstakingen oplossen.

?Daders moet je niet stigmatizeren maar juist verantwoordelijk stellen voor hun gedrag,? meent ook Stefaan De Clerck. ?Ik heb een beter oog in herstelbemiddeling tussen daders en slachtoffers dan in repressieve, punitieve systemen die tot grotere uitsluiting leiden in de plaats van tot hernieuwde integratie.? Naast het promoten van herstelbemiddeling en het subsidiëren van gespecialiseerde dadertherapiecentra zoals het Brusselse CASC en het Antwerpse Universitair Forensisch Centrum (UFC), timmert het ministerie van Justitie aan samenwerkingsakkoorden met diensten van de Vlaamse Gemeenschap die bevoegd zijn voor sociale dienstverlening aan ex-gedetineerden : de centra geestelijke gezondheidszorg die onder Wivina Demeester vallen, en initiatieven binnen het algemeen welzijnswerk die onder Luc Martens ressorteren.

IK DOE NIETS ZOLANG ER NIETS GEBEURT

Psychiaters, psychologen en maatschappelijk assistenten die werken in gevangenissen of verbonden zijn aan diensten die de gedetineerden opvolgen, krijgen tegenwoordig een vorming inzake de omgang met daders van seksuele delicten. De opleiding van zestig uren wordt gegeven door het CASC voor het Waalse en Brusselse Gewest en door het UFC aan Vlaamse kant. Voorts bestaan er opleidingen voor magistraten. In Vlaanderen worden die verzorgd door enkele dadertherapeuten van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, voor de andere gewesten doet CASC dat. Maar finaal financiert Justitie al deze vormingsinitiatieven.

Het CASC en UFC werden enkele jaren geleden nog betaald uit de portemonnee van het ministerie van Arbeid en Gelijke Kansenbeleid. Veel eerder dan haar toenmalige collega van Justitie Melchior Wathelet (PSC) begreep Miet Smet (CVP), de noodzaak om dergelijke daders te behandelen in de hoop het aantal toekomstige slachtoffers van seksueel geweld in te dijken. Pas eind ’94 nam Wathelet onder druk van de publieke opinie die verantwoordelijkheid over.

Voorts nemen dus screeningteams alle dossiers van voorlopig en voorwaardelijk in vrijheid gestelde seksuele delinquenten door. Desnoods vliegen die weer achter de tralies als hun situatie als onveilig voor de maatschappij beschouwd wordt. Op 15 juli hoopt minister De Clerck de situatie op dat vlak onder controle te hebben.

Het verzekeren van de zogenaamde ?opvolging? blijft inmiddels een kwestie van voldoende mankracht op en coördinatie tussen de deskundige diensten. Voorlopig bestaan er, van arrondissement tot arrondissement, nog altijd grote verschillen in samenwerking tussen gerechtelijke politie en hulpverlening. In Leuven, bijvoorbeeld, loopt het goed, maar Brussel heeft ook hier een kwalijke reputatie. Een paar jaar geleden kon het gebeuren dat een kinderverkrachter tegen het advies van het CASC aan het parket in, zijn behandeling staakte ?omdat hij het niet meer goed zag zitten bij CASC.? Het Brusselse parket ondernam geen stappen, het CASC stond machteloos. Een aantal maanden later werd de man in kwestie opnieuw opgepakt omdat hij bij een zwembad kinderen verkracht had. Nog in Brussel was er de maatschappelijk werkster die op basis van een gevarenanalyse de heropsluiting aanbeval van een iemand die voorwaardelijk vrij was. Het antwoord van de procureur luidde : ?Ik doe niets, mevrouw, want er is toch niks gebeurd.? Waarop de maatschappelijk werkster vroeg : ?Mag ik noteren dat u dit gezegd hebt als hij morgen iemand vermoordt.? En van de procureur te horen kreeg : ?Natuurlijk, mevrouw.?

EEN WIRWAR VAN INITIATIEVEN

Een andere bron van actie bestaat uit het subsidiëren van ?nationale proefprojecten? ter preventie van seksuele delicten of ter behandeling van plegers van zulke delicten. Het project ?leerstraffen voor daders van seksuele delicten? van Roland Martein valt daaronder. Dat beoogt om daders van een seksueel delict via twintig tot veertig uren aan verplichte gesprekken, te brengen tot verantwoordelijkheid voor wat ze gedaan hebben en vervolgens tot andere gedragskeuzes.

De werkingsgelden voor ?nationale proefprojecten? zijn zodanig opgetrokken van 35 miljoen frank in 1995 naar 54 miljoen dit jaar en 70 miljoen begroot voor volgend jaar , dat de pot niet opgesoupeerd zal worden bij gebrek aan tijdig ingediende projecten. Dit soort hulpverlening moet duidelijk nog wennen aan de belangstelling die het vanwege de overheid geniet.

Verder maakt de Vlaamse deelregering 140 miljoen frank vrij om de werking van de vertrouwensartscentra en diensten voor geestelijke gezondheid te verzekeren en versterken, slachtofferzorg van fondsen te voorzien en preventie- en vormingsprojecten op dit vlak te ondersteunen. Hopelijk verliezen deze intenties zich niet in een wirwar van initiatieven. Al te vaak hebben verschillende instanties en diensten in dit land centen gekregen om iets te doen zonder dat de linkerhand weet wat de rechterhand doet. Voor het beleid was de kous af wanneer elk van de instellingen min of meer tevreden was met het gekregen deel. Slechts recent groeit er rond beleids- en werkingsverantwoordelijkheid een concept dat van de hoogste tot laagste niveaus om invulling vraagt.

Al vanaf 13 april 1995 stipuleert de wet dus dat alle veroordeelden voor zedendelicten op minderjarigen een behandeling moeten volgen. Wat die behandeling moest inhouden en wie ze moest uitvoeren, was lang niet altijd duidelijk. De min of meer ?blanco cheque? voor behandeling gaat eerstdaags vervangen worden door een stringent behandelingsplan met een duidelijker rapportage naar de sociale dienst die de opvolging van de ex-gedetineerden doet.

Momenteel wordt er nog gepalaverd over wat er thuishoort in het rapport van de behandelaar. Wat is beroepsgeheim en onderdeel van de vertrouwensrelatie tussen behandelaar en dader ? Welke informatie moet de behandelaar doorgeven aan de sociale dienst ? Kris Vanhoeck, psycholoog bij het CASC, en Roland Martein zeggen dat ze van veel meer zaken op de hoogte zijn dan het gerecht ooit te weten is gekomen. Hun vuistregel : geen melding maken van feiten die in het verleden liggen, anders doet niemand zijn mond open. Maar een herhaling van feiten wordt wel aangegeven, geeft Roland Martein aan. Vanhoeck nuanceert : ?Als er zich nu nieuwe feiten voordoen, stappen wij niet per definitie naar het gerecht, al kan dat wel gebeuren. In zo’n situatie wordt er binnen het team crisisoverleg gehouden om te zien of dit al dan niet aan het gerecht moet worden doorgegeven.?

Professor Paul Cosyns van het UFC formuleert al jaren scherpe kritiek op het ontbreken van een degelijke residentiële behandeling voor seksuele delinquenten. De meeste psychiatriën zijn niet gesteld op deze klanten. Enkel in Limburg willen twee klinieken zich aan die populatie wagen. Verder neemt de gevangenis van Merksplas psychiatrisch gestoorde, gevaarlijke seksuele delinquenten op. Momenteel zijn al ongeveer 70 van de ongeveer 660 bewoners van de gevangenis van Merksplas van dat slag. Die totale gevangenispolulatie moet het stellen met vier, vijf sociale werkers. Enkele psychologen werden binnengehaald om zich specifiek met seksuele delinquenten bezig te houden, maar de Vlaamse Gemeenschap heeft nog lang niet de expertise opgebouwd, die de psychiatrische gevangenis van Doornik bezit. Daar konden Vlamingen ooit ook terecht, maar dat dateert van voor de staatshervorming. De niet psychiatrisch gestoorde seksuele delinquenten belanden in de gevangenissen van Leuven, Hoogstraten of Brugge. Het personeel van de sociale diensten beent zich bij in diagnostiek en behandeling van deze klanten.

De lacunes in verband met de benadering van seksuele delinquenten zijn bekend. En zelfs als ze in de komende maanden adekwaat opgevuld zouden worden, blijven er nog belangrijke vragen te beantwoorden. Wat geldt als beroepsgeheim van behandelaars en wat dient onderdeel van rapportage te zijn al dan niet met gerechtelijke gevolgen ? Wat is de juiste taakverdeling tussen justitie en hulpverlening ? Worden personen in de onmiddellijke omgeving van de pleger voldoende aangesproken om mee sociale controle uit te oefenen en tijdig hulp in te roepen bij hernieuwde risicosituaties ? Geraakt herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer van de grond ? En wie betaalt het gelag van daderbehandeling ? Neemt justitie en dus de burger de rekening volledig op zich, of moeten diegenen die een eigen inkomen hebben, een bijdrage naar vermogen betalen ?

Tenslotte is er een in België vrijwel onaangeroerd punt : hoewel buitenlandse studies aantonen dat bijna de helft van de volwassen plegers van seksuele delicten hiermee al begon als minderjarige, is er in ons land geen beleid en nog nauwelijks expertise op het vlak van jeugdige zedendelinquenten. Kortom, er is nog veel werk.

Ria Goris

Gesprekken over alternatieve sancties.

Een pedofiel wordt naar de mijnterreinen van Jumet gevoerd : een gevoel van verworpenheid.

Loubna’s moordenaar Patrick Derochette : Brussel als rampgebied.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content