Hij was door ongeveer iedereen, behalve door zichzelf, afgeschreven voor tennis op het hoogste niveau. Maar Xavier Malisse zette vorig jaar een en ander recht en wil nog wel wat hogerop.

Malisse was amper 5 jaar toen hij met z’n oudere broer Olivier mee naar een tennisclub in Waregem ging om daar balletjes te slaan. Dat ging buitengewoon goed en al snel werd het aantal uren tennisles opgevoerd. De resultaten bleven niet uit en toen Malisse 12 jaar was, klopte de Vlaamse Tennisvereniging (VTV) aan. Of hij geen zin had om leerling te worden in het project Tennis en Studie? Ja dus. Malisse trok van Kortrijk naar Wilrijk en bleef daar 4 jaar. Sportief was alles oké, Malisse was duidelijk beter dan al zijn leeftijdsgenoten en de jeugdtitels rolden binnen.

De school en het vrij strakke disciplinaire keurslijf waarin hij gestopt werd, stootten hem evenwel steeds meer af. De VTV zag het ook niet zo zitten dat Malisse op het terrein af en toe de kluts kwijt was. Het managementbureau IMG was ondertussen, via Justine Henin, Malisse op het spoor gekomen. IMG nodigde Malisse uit naar Bradenton, naar de tennisacademie van Nick Bolletieri. Malisse proefde er van een ander, vrijer leven. De West-Vlaming besloot om de stap naar Florida te zetten. Hij zou er gaan wonen en trainen. En aanvankelijk deed hij dat met succes.

In 1998, in Philadelphia, in het eerste proftoernooi waar hij met een wildcard door de kwalificaties was geraakt, greep hij in de eerste ronde ’s werelds nummer één Pete Sampras naar de keel. Malisse sloeg in de derde set op voor wedstrijdwinst, maar verloor uiteindelijk nipt. De internationale pers deed wild over Malisse, net als Sampras en een paar andere toppers die hem aan het werk hadden gezien. In Philadelphia had de wereld kennisgemaakt met een kerel die de potentie had voor de top-20, misschien zelfs de top-10. Malisse maakte in ’98 een geweldige sprong op de tabellen. Van 847 naar 161.

Maar een jaar later begon het fout te gaan. In ’99 scoorde Malisse eerst wel nog twee keer in de Davis Cup. In de eerste ronde van de wereldgroep tegen Tsjechië won hij z’n twee enkelwedstrijden, net als in de tweede ronde toen hij in Brussel de kwalificatie voor de halve finale afdwong met winst tegen Roger Federer. Maar de halve finale van de Davis Cup tegen Frankrijk die een feest had moeten worden, werd een afknapper. In Pau werd Malisse op de avond voor zijn partij tegen Sebastien Grosjean ’s avonds laat door supporters op een terrasje opgemerkt. De volgende dag maakte Malisse geen al te beste indruk en bondsvoorzitter Jean-Paul De Keghel, die het supportersverhaal gehoord had, haalde zwaar uit. Malisse had de match moeten winnen, werd goed betaald, maar had zich niet als prof gedragen en zoiets kon niet. Het begin van een moeilijke periode voor Malisse die gedurende twee jaar niet voor België zou spelen.

X-MAN EN CAPRIATI

Ondertussen bleef ook de sprong naar de top uit. Malisse zorgde wel af en toe voor een uitschieter, maar de regelmaat was er niet. X-man, de naam die hij in Amerika had gekregen omdat niemand zijn voornaam fatsoenlijk kon uitspreken, haalde nog nauwelijks de sportpagina’s en deed hij dat wel, dan was het omdat hij een relatie had met de Amerikaanse Jennifer Capriati. Maar vorig jaar pakte Malisse de draad dus op. In het najaar van 2000 had hij gebroken met Capriati en was hij aan een samenwerking met David Felgate begonnen, de Engelsman die Tim Henman naar de top-10 van de wereld had geloodst.

2001 werd dus een goed jaar voor Malisse. Hij speelde op de verschillende ondergronden erg regelmatig. De uitschieters: 2 finales, in Delray Beach en Atlanta, drie halve finales, de derde ronde op Roland Garros en de achtste finale op de US Open.

Xavier Malisse, de best gerangschikte Belg ooit sinds de invoering van het professionele tennis, over 4 jaar zoeken naar de juiste weg en de kentering van vorig jaar: ‘2000 was een heel slecht jaar geweest, op en naast de baan. De ommekeer is er eigenlijk gekomen omdat ik besefte dat ik wel goed kon tennissen, maar dat ik met mijn talent aan het spelen was, dat ik het verprutste. Ik heb mezelf verplicht om het in 2001 helemaal anders aan te pakken. Er moest stabiliteit komen, meer discipline, een andere manier van werken. In het najaar van 2000 was ik al beginnen uit te kijken naar een andere coach en met de hulp van David Felgate, die me veel heeft bijgeleerd, is het tij gekeerd. Ik heb eigenlijk geluk gehad dat ik net op tijd beseft heb dat het zo niet verder kon. Ik heb wel niet gedacht dat mijn carrière voorbij was, want ik wist dat als ik me op het tennis concentreerde, mijn klassement wel naar omhoog zou schieten. Aan de top-30 had ik niet meteen gedacht. Ik ging er zelfs van uit dat de top-50 moeilijk zou zijn, maar ik heb vrij snel in het seizoen goede resultaten behaald. Die hebben me het vertrouwen gegeven om verder te geraken dan ik oorspronkelijk gedacht had.’

Heb je een verklaring voor die paar slechte jaren? Toen je debuteerde, zag iedereen jou in geen tijd in die top-20.

Xavier Malisse: In het begin ging alles erg vlot. Bij de jeugd won ik veel, daarna kreeg ik in Amerika wildcards in de schoot geworpen en zo verder. Maar de druk nam ook toe, er waren hoge verwachtingen. Ik had het daar moeilijk mee, de zin om te tennissen verminderde en ik ging van zwak naar zwakker. Ik probeerde ook wel een andere aanpak, maar dat lukte niet. Komt daarbij ook de onvolwassenheid van een 17-, 18-jarige, een gebrek aan evenwicht en dan besef je dat het bijna niet anders dan slecht kon gaan.

Het hoofd heeft er veel mee te maken. Als ik me goed voel naast de baan, gaat het ook beter met mijn tennis. Dat wil niet zeggen dat ik dan alles kan winnen, maar ik kan dan wel goede wedstrijden spelen. Ik voel me nu fysiek veel sterker, in het hoofd zit het ook beter, maar ik weet wel dat ik daar nog aan moet werken. Eens je beter speelt en de resultaten komen, gaat alles veel makkelijker, is die discipline en die concentratie vlotter op te brengen.

Je hebt je zaken nu op orde. Houdt dat in dat je de top mag ambiëren of zijn er spelers van wie je zelf zegt dat ze nog talentrijker en sterker in het hoofd zijn dan jij ?

Malisse: Ik heb daar nog niet veel over nagedacht. Hier en daar is er misschien wel iemand met meer kracht. Als tennisser kan ik wel bijna alles, ben ik ook creatief genoeg. Het verschil met die absolute top is dan ook niet zo groot. In de top-50 zijn de meeste spelers aan mekaar gewaagd en speelt alles zich af in het hoofd. De eerste die er gedurende een wedstrijd een paar punten niet bij is, kan het vergeten. Het komt er dus op aan om dat hoofd te trainen.

Soms sta je op de baan en besef je niet dat je door het lint aan het gaan bent. Neem nu die partij van vorig jaar op de US Open tegen de Deen Kenneth Carlssen. (Tijdens die match was Malisse erg negatief, hij gooide een paar keer met z’n racket, kon zich ook verbaal niet beheersen tegen de scheidsrechter en straalde een erg negatieve lichaamshouding uit, nvdr.) Achteraf was ik beschaamd. Die partij had niks meer met tennis van doen. Het belangrijke is wel dat het een grote les geweest is, ik heb er veel over gepraat met mijn coach en heb uit die negatieve ervaring wel de positieve lessen getrokken. Het is ook eenvoudiger om kalm te blijven als je op de 30ste plaats staat in plaats van op de 130ste. Dan is elk punt belangrijk. Op 30 is de druk er wat af, dan kan je vrijuit gaan spelen.

Aan het hoofd wordt nog gewerkt, hoe zou je jezelf verder als tennisser omschrijven?

Malisse: Mijn tennis is in orde, alle slagen zitten goed. Op de achterlijn heb ik alles onder controle. Over mijn opslag mag ik ook niet klagen, alhoewel ik de service van Sampras best wel zou willen lenen. Ik moet nog meer naar het net gaan, maar zoiets neemt tijd in beslag. Ik heb altijd al vanaf de achterlijn getennist en je moet toch minstens op een half jaar training rekenen als je een beetje succesvol naar het net wilt oprukken. Conditioneel is er zeker nog vooruitgang mogelijk en ik moet ook nog krachtiger worden. Maar met mijn nieuwe coach Dean Goldfine (de jonge Amerikaan die ook Todd Martin begeleidt, nvdr.) zijn we daar volop mee bezig.

Ik speel ook graag als er veel publiek is. Ze moeten niet voor mij gekomen zijn, als er maar sfeer is. Daar doe je het als tennisser, als sportman uiteindelijk ook voor, voor dat publiek en het applaus. Voor die mensen wil je een inspanning leveren, mooi tennis brengen. Dat geeft ook een goed gevoel, zelfs al heb je verloren. Ik zal achteraf niet snel naar beelden van mijn wedstrijden kijken, af en toe gebeurt dat wel eens voor een analyse, maar ik denk bijvoorbeeld wel graag terug aan mijn overwinningen in de Davis Cup of tegen Tim Henman op de US Open en daar haal ik als speler dan ook wel motivatie uit.

Je bent nu een aantal jaren bezig als prof. Geef jezelf eens punten op het vlak van het professionalisme.

Malisse: In mijn eerste jaar in het profcircuit deed ik alles nog zelf. Ik wist eigenlijk niet goed waar ik mee bezig was en speelde amper 7 toernooien. Ik kom daar uit op een 2 of 3 op 10. In 1999 was het al beter met de Davis Cup, laten we zeggen dat ik toen een 5 verdiende. In 2000 zakte ik weer naar een 2 of 3, maar vorig jaar kwam ik toch uit op een 8. Ik denk dat het moeilijk is om alles correct te doen en de perfecte 10 te behalen, maar door eerst David Felgate en daarna Dean Goldfine erbij te halen als coach kan ik alleen maar vooruitgang boeken.

De voorbije jaren heb je nogal wat verwijten naar je hoofd geslingerd gekregen. Uit de bloemlezing: de steekwoorden lui, arrogant, verwend. Terecht of overdreven?

Malisse: Al die begrippen slaan terug op wat zich 2 en 3 jaar geleden afgespeeld heeft. Er is veel veranderd. Ik was lui, af en toe ben ik dat nog, maar ik was niet lui in de betekenis dat het me allemaal niets kon schelen, dat ik er helemaal niets voor over had. Ik vind mezelf niet arrogant. Ik kwam misschien wel zo over bij de toeschouwers omdat ik met mijn racket wierp of durfde te roepen. Maar eens van de baan ben ik kalm en zeker niet arrogant. Is Lleyton Hewitt arrogant? Op de baan misschien wel. Niemand speelt graag tegen hem, maar daarbuiten is hij een gewone gast. Kijk, op 18-jarige leeftijd gaat de ene al makkelijker om met wat op je afkomt dan de andere en de mensen vormen vaak een mening op basis alleen van wat ze op de baan van jou gezien hebben. Ze weten niet hoe je je op andere momenten gedraagt. Ik ken in het milieu erg weinig arrogante spelers. De meesten zijn erg normaal in de omgang, lachen, praten zoals iedereen.

Hoe lastig is jouw leven als tennisser eigenlijk? Is het fysiek en mentaal belastend?

Malisse: Zeker. Je zit met je wekelijkse vluchten gedurende toch bijna 40 van de 52 weken, je trekt van het ene hotel naar het andere. Je hebt je wedstrijden, de fysieke conditie moet ondertussen op peil blijven, je moet je laten verzorgen. Er is niet veel tijd voor iets anders. De eerste helft van het jaar is het allemaal wel fijn, maar daarna worden de spelers toch moe. Iedereen heeft er dan genoeg van. Ik heb dat vorig jaar bij veel spelers, ook bij mezelf gevoeld. Het lichaam heeft dan rust nodig. Ik ben 21 jaar en kan dat nog wel aan, maar je ziet toch ook dat veel spelers fysiek niet meer topfit zijn, iedereen sukkelt wel met iets. Gelukkig zijn de hartkloppingen waarvan ik vroeger wel eens last had, verdwenen. Nu zijn het de rug, de knieën of de benen die durven opspelen.

Het spelen van matchen zelf vind ik mentaal niet erg belastend. Ik ben niet zenuwachtig als ik aan een partij begin. Dat is al van jongs af aan zo. Ik ben wel voorbereid en wil alles geven, maar dat vind ik niet slopend. Ik kan wel nerveuzer worden bij een tiebreak in een beslissende set.

Je was 16 jaar toen je besliste om alles op het tennis te zetten. Geen spijt dat je niet langer gestudeerd hebt? Je leven zou er helemaal anders uitgezien hebben.

Malisse: Nee. Naar school gaan was niks voor mij, dat ging helemaal niet. Mijn broer Olivier studeerde graag, ik doe en deed graag wat ik doe. Zelfs over de periode dat het minder ging heb ik geen spijt. Ik zou niet willen ruilen. Ik besefte wel dat ik een risico nam. Met studeren weet je normaal gesproken veel beter waar je gaat uitkomen. Als het niet gelukt was in het tennis stond ik nu nergens. Maar zodra ik had besloten en gezegd dat tennis mijn leven zou worden, heb ik thuis altijd alle steun gekregen, en dat helpt wel. Ik offer nu ook wel wat op omdat ik professioneel tennis, maar met wat ik nu bereik, is de voldoening groot. Ik heb geen behoefte aan het studentenleven. Ik ga af en toe ook wel weg, en dat volstaat.

Je hebt al heel wat coaches gehad. Vroeger wou je in eerste instantie dat die mannen je vrienden waren. Heb je nu andere eisen?

Malisse: Je moet vrienden zijn, maar jouw coach mag niet jouw beste vriend zijn. Ik kan het nu al erg goed vinden met Dean Goldfine en ik denk dat hij een echte vriend zal worden. Ik heb ook veel respect voor hem, voor wat hij met Todd Martin (jarenlang top-10 geweest en een modelprof, nvdr.) al bewezen heeft. Maar vriend zijn wil niet zeggen dat ik met Dean voortdurend naar het café zou moeten kunnen gaan.

Ik heb vroeger bij Nick Bolletieri een Italiaanse coach gehad, hij deed z’n job goed en we werden vrienden. Maar na verloop van tijd durfde hij op de baan nog nauwelijks iets te zeggen omdat hij bang was ruzie te krijgen. Zover mag het in een relatie tussen speler en coach niet komen. Een coach moet durven zeggen, meer dan eens zelfs als het nodig is, wat fout zit. Vrienden, ja dus, maar tussen aanhalingstekens.

Ik sta ook wel anders tegenover coaches dan vroeger. Als tiener was er – dat geef ik nu wel toe – met mij niks aan te vangen. Nu heb ik leren luisteren, een Felgate, een Goldfine weten zoveel over de sport, en dat maakt de communicatie ook makkelijk. Voor mij moet een coach trouwens niet op het hoogste niveau gespeeld hebben. Felgate kan bij wijze van spreken niet op een bal slaan, maar hij ziet het allemaal wel, mentaal en tactisch, strategisch moet een coach zijn speler iets bijbrengen, daar draait het om. Zonder zou ik niet kunnen. Iemand moet je op training en in matchen op je fouten kunnen wijzen. Ik heb ook behoefte aan steun tijdens een partij, een aanmoediging zelfs, kan genoeg zijn. De coach is de enige die ik tijdens een match bewust zie zitten. Van de anderen, en dat mogen er 10.000 zijn, ben ik me niet bewust.

Een paar jaar geleden sprak je vol lof over Amerika. Het was het beloofde land. Ben je nu genuanceerder in je oordeel?

Malisse: Ja, maar dat is logisch. Als je op je 16de naar Amerika trekt, dan trek je je ogen open. Alles is wauw. Nu trek ik ernaartoe omdat het gewoon praktisch is. Als ik me wil voorbereiden op de start van het outdoorseizoen in Australië, dan moet ik dat niet in België proberen. Als ik in de warmte wil trainen, dan trek ik naar Florida. De voorbereiding van de Amerikaanse toernooien gebeurt ook daar. De rest van de tijd ben ik in België en in Europa.

Hoe sta je tegenover het tennis zelf; de sport zelf en de wereld eromheen?

Malisse: Natuurlijk speel ik graag tennis, het is mijn hobby en mijn job, het is een sport waarvan ik gepassioneerd ben. Anders zou ik ze niet kunnen beoefenen. Ik kan niet zomaar zeggen wat me erin aantrekt. Ik ben erin opgegroeid. Als ze me nu het tennis zouden afpakken, zou dat erg veel pijn doen. Op het einde van mijn vakantie vorig jaar voelde ik de kriebels, ik wou weer beginnen trainen. Over pakweg 7 of 8 jaar zal dat wel anders zijn, dan heb je zoveel gespeeld, dan heb je alles wel meegemaakt.

In het spel zelf gebeurt er ook voortdurend iets. Na 90 minuten voetbal kan je nog een 0-0 hebben. In tennis heb je altijd een winnaar. Bij elke balwisseling kan er iets gebeuren. Elk punt is van belang, het publiek heeft na elke fase wel een reactie. Grand Slams hebben hun eigen aantrekkingskracht, hun eigen drama. Het publiek heeft graag matchen in vijf sets. Ze willen iemand zien terugvechten, ze willen de krampen, de uitputting, het onwaarschijnlijke punt. Dat alles maakt tennis zo aantrekkelijk. Van de wereld rond het tennis neem ik afstand, ik speel tennis voor de sport. Als je succes hebt, kom je handen te kort. Als je teleurstelt, vallen een pak ‘vrienden’ snel weg. Dat heb ik nu allemaal wel door.

Kan je leven met kritiek ?

Malisse: Ja, als de kritiek terecht is. Men mag mij hard aanpakken als ik, zoals op de US Open, een slechte houding had of als ik slecht gespeeld heb. Geen probleem. Maar men mag niet liegen. Ik heb gelezen dat ik een paar jaar geleden 2 miljoen startgeld heb gevraagd voor het toernooi in Oostende, da’s niet waar. Er zijn leugens verteld over de Davis Cup in Pau waar ik zogezegd om halfvier nog op een terras zat, terwijl ik om halfeen – een kwartier na de anderen – al weg was. Ik had krampen, was 4 uur na de match nog ziek en dan gaat je federatie je in het openbaar even zwart maken. Die dingen storen me wel. Die Davis Cup is lang aan mijn ribben blijven plakken. De supporters gaan af op die verkeerde informatie om een beeld over jou te vormen, de federatie heeft een verkeerde indruk, sponsors eveneens en dat is schadelijk voor mij. Ik ben blij dat ik sinds vorig jaar weer voor België kan spelen. De Hopman-en de Davis Cup, de Olympische Spelen over twee jaar spreken mij aan. Het respect is natuurlijk groter nu ik 30 en niet meer 130 in de wereld ben.

Tegenwoordig heeft iedereen de mond vol over het vrouwentennis. Het heeft de persoonlijkheden die het mannentennis mist, het is ook sportief aantrekkelijk geworden. Zijn jullie het daar, bij de mannen mee eens ?

Malisse: Nee, we hebben er respect voor en ik heb al mooie partijen gezien, maar ik voel toch nog altijd dat de mannelijke tennissers het bij het tennis voor mannen houden. Hier in Melbourne nog zaten de spelers naar de beelden van een regenpauze in het golf te kijken in plaats van naar het vrouwentennis in Sydney. En zeg niet dat er geen nieuwe sterren bij de mannen komen. We zitten met een generatiewissel. Andre Agassi en Pete Sampras zijn bijna weg, maar een Lleyton Hewitt, Roger Federer, Juan Carlos Ferrero, Tony Robredo, Tommy Haas en nog anderen staan als jonge twintigers toch klaar. Hoeveel mensen komen er trouwens niet om naar Anna Kournikova in plaats van naar haar tennis te kijken? In de Grand Slamtoernooien kan je bijna keer op keer de kwartfinales bij de vrouwen voorspellen. Het tennis van de mannen is meestal toch ook veel gevarieerder dan dat bij de vrouwen.

Vorig jaar heb je een sprong van bijna 100 plaatsen gemaakt. Hoeveel rek zit er nu nog in? Hoe hoog reikt de ambitie nog?

Malisse: Ik ben nog ambitieus, ik wil elke match winnen, maar waar ik met die ambitie zal uitkomen? Ik zou natuurlijk graag opschuiven in de richting van de top-20, de top-15. Ik heb misschien het potentieel om hoog te eindigen en als alles goed gaat, zit er nog vooruitgang in. Als ik in Australië de kwartfinale of de halve finale bereik, ben ik top-15. Het komt er telkens weer op aan goed te presteren tijdens een paar toernooien. Ik heb nu al vier keer een finale gespeeld en verloren. Ik zou het wel leuk vinden er eens één te kunnen winnen. Maar ik wil me geen extra druk opleggen. Ik wil niet de indruk hebben dat ik, als ik op het einde van het jaar niet sta waar ik hoop te staan, mijn jaar verbrod heb. En ik weet echt niet wat het hoogst haalbare is. Je kunt geblesseerd raken. Wie had een paar jaar geleden verwacht dat Sébastien Grosjean in de top-10 zou komen? Ik hou me daar, net als de meeste spelers, niet mee bezig. Gewoon mijn best doen, plezier beleven aan mijn sport en dan zie ik op het einde van het jaar wel waar ik uitkom.

Dirk Gerlo

‘Ik heb geluk gehad dat ik net op tijd beseft heb dat het zo niet verder kon.’

‘Hoeveel mensen komen er niet om naar Anna Kournikova in plaats van naar haar tennis te kijken?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content