Ook in verband met de uitbouw van de technische en wetenschappelijke politie moet de politiek lessen leren.

De hoop om nog enkele verdwenen meisjes levend uit de catacomben van Marc Dutroux en zijn handlangers te halen, was zeker de eerste dagen na de bevrijding van Sabine en Laetitia groot genoeg om met man en macht alles ondersteboven te keren. En zo geschiedde. Op die manier zijn echter ook mogelijke sporen en bewijsstukken vernietigd. Hoewel de betrokken politie- en hulpdiensten weten dat er, na hen, nog een gespecialiseerd sporenonderzoek kan volgen, veroorzaken zij minstens ballastsporen en sporencontaminatie. Er is in ons land immers nog altijd geen geijkte procedure voor het betreden van een misdrijfperimeter.

In afwachting dat de vijf directeurs van de Laboratoria voor Technische en Wetenschappelijke Politie en het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) voor deze materie een draaiboek klaar hebben, volgen de labs van de brigades van gerechtelijke politie bij de parketten (GPP) in Vlaanderen vooral het Amerikaanse Governement Forensic Handbook en de forensisch-technische normen, zoals die door het Nederlandse Gerechtelijk Laboratorium in Rijswijk tijdens de voorbije vijftig jaar werden aangepast. De Nederlandse fiches werden echter nog niet in het Frans vertaald en dat is er in Wallonië aan te zien. Maar zelfs in Vlaanderen hebben uiteindelijk alleen de GPP-brigades binnen het ambtsgebied van het Hof van Beroep in Gent zogenaamde A-teams. Als wordt ?afgestapt?, zoals dat in het jargon heet, bakenen de eerste vaststellers een welbepaalde zone rond de plaats van het misdrijf af en leggen zij ook een looppad aan om zoveel mogelijk ?te bewaren?. Daarna worden sporen en bewijsstukken volgens een vast stramien gezocht en verzameld.

De labs zelf hebben heel wat kennis en documentatie in huis. Het NICC is er voor de meer gespecialiseerde opdrachten op het vlak van ballistiek, haren, vezels, drugs en DNA-onderzoek. De genetische identificatie gebeurt echter ook nog in universitaire instellingen. En precies omdat deze technologie zo gesofistikeerd is, worden de risico’s op balastsporen én de vraag naar een gedisciplineerd sporenonderzoek almaar groter.

Uiteindelijk hebben de opeenvolgende legislaturen de labs sinds 1951 in hun kinderschoenen gehouden. In 1971 werd het Nationaal Instituut voor de Criminalistiek wel op papier opgericht, maar het duurde andermaal twintig jaar vooraleer het, bij Koninklijk Besluit van 17 oktober 1991, operationeel mocht worden en er sprake was van de uitbouw van de Laboratoria voor Technische en Wetenschappelijke Politie. Volgens de consensusnota, die justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) op 3 juli ondertekende met de vertegenwoordigers van de vijf procureurs-generaal en de drie politiediensten, moet de gerechtelijke politie zich verder specialiseren in technische en wetenschappelijke politie. Dit betekent evenwel dat er in de 22 labs, die nu amper 160 personeelsleden tellen, dubbel zoveel nieuwe aanwervingen nodig zijn en dat de regering ook hen de nodige middelen ter beschikking moet stellen. Want, zoals een laboratoriumdirecteur, met de thriller ?Gorki Park? van de Amerikaanse schrijver Martin Cruz Smith in de hand, laat opmerken : ?Het belang van het laboratorium wordt groter, naarmate de frustratie van de speurder tijdens het onderzoek stijgt.?

De drukte over de radar waarmee de Britse hoofdinspecteur John Bennett werkt, mag niet doen vergeten dat de resultaten ervan mede bepaald worden door de bodemgesteldheid (klei en water houden radarsignalen tegen), de diepte van het gezochte en de staat waarin het zich bevindt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content