Continent in crisis

PEKING De Chinese premier Li Keqiang ontvangt voorzitter van de Raad van Europa Herman Van Rompuy en Commissievoorzitter José Manuel Barroso in de Grote Hal van het Volk in Peking. © Kim Kyung-Hoon/Reuters

‘Wij Europeanen leven met het gevoel dat de toekomst aan ons voorbijgaat. De crisis woedt als een storm over het continent en zet alle zekerheden op losse schroeven. Maar hebben we echt de boot gemist?’ Op die vraag probeert Aziëkenner Jonathan Holslag een antwoord te geven in De kracht van het paradijs. Een voorpublicatie.

‘Dit zou een feest moeten zijn, maar het interesseert ze gewoon niet. Hoe kan Europa respect in de wereld verwachten, als het zichzelf niet ernstig neemt?’ Een ijzig koude decemberavond in Peking. Dure auto’s stoppen in de Dongzhimenwai Boulevard. Een agent van de militaire politie duwt het ijzeren hek ratelend open. De bezoekers stommelen een helverlichte ruimte binnen die eruitziet als een gymzaal. Alleen de portretten van Commissievoorzitter José Manuel Barroso en van Raad van Europa-voorzitter Herman Van Rompuy doen een meer officiële plek vermoeden. Even later verschijnen de beide politici op een groot scherm – in een uitzending vanuit het stadhuis van Oslo waar de Nobelprijs voor de Vrede wordt uitgereikt. Terug in de sporthalachtige ruimte van de Europese ambassade in Peking slagen de gasten erin om de eerste tien minuten van Van Rompuys toespraak te volgen, maar vervallen opnieuw in geroezemoes zodra Barroso met zijn typisch laryngaal gedraaf van wal steekt. Deze bezoekers zijn vooral ambassadeurs en diplomaten die geacht worden Europa te vertegenwoordigen in een van de belangrijkste hoofdsteden van Azië, maar het is duidelijk dat het hen niets interesseert, ze proberen zelfs niet om tegenover de Chinese genodigden de schijn op te houden. Het was Ai Wei Wei, het bebaarde enfant terrible van het Chinese culturele wereldje, die hierop als eerste commentaar gaf, terwijl we samen een glas dronken, maar daarna kwamen verscheidene, vooral jongere Chinezen met vergelijkbare opmerkingen. En het was bepaald niet de eerste keer dat Europa’s gebrek aan trots en gevoel van eigenwaarde zichtbaar werd.

De driehoek

Jin Liqun zou kunnen doorgaan voor de dwergversie van Jay Leno. De voorzitter van China’s grootste investeringsfonds houdt er niet alleen hetzelfde pluizige witte kapsel opna, maar ook een dito accent en lichaamstaal. Op een dag wendde Jin zich tot dat andere baken van grootspraak en snoeverij: het Europees Parlement. Terwijl de parlementsleden na de lunch vredig wegdoezelden, besloot Jin om zijn toehoorders op zijn eigen manier wakker te schudden. ‘Europa is in verval’, probeerde hij uitdagend. De parlementsleden gaven geen krimp. En dus probeerde hij een halfuur lang, zonder dat iemand tegensputterde, schertsend uit te leggen waarom Europa tegelijkertijd het toppunt van decadentie en het dieptepunt van vlijt was. Het mag dan op zulke momenten verleidelijk zijn om Jin – en met hem veel andere hoge omes uit Azië – af te doen als een zoveelste zelfvoldane karikatuur uit die regio, maar de toon van dat optreden in het parlement is zonder meer gemeengoed geworden. Nog veelzeggender was dat geen van de Europese afgevaardigden ook maar iets tegen de spotternijen durfde in te brengen. Die kerel betaalt vanavond voor het eten, zag je hier en daar een Tory denken.

In de ogen van de Aziatische elite is Europa nog steeds een aangename plek om een rustig leventje te leiden; de Europese Unie daarentegen, is duidelijk een teleurstelling. Daarvoor zijn drie hoofdredenen aan te wijzen. Om te beginnen, is Europa er niet in geslaagd om een strategische speler te worden op het wereldtoneel. The Triangle, het gebouw waarin de Europese Dienst voor Extern Optreden huist, is bijna de belichaming van het beeld dat Aziatische functionarissen hebben van Europa’s buitenlandse beleid. Het is een haastig opgetrokken gedrocht van staal en glas, gedeeltelijk boven op een kruidenierszaak en een fitnessclub, dat identiteit noch ambitie uitstraalt. Aziatische diplomaten mijden deze plek meestal, want in veel gevallen wordt nog steeds zakengedaan met de individuele lidstaten. Moeten opdraven in een van de sombere vergaderkamers van ‘De Driehoek’ betekent vaak eindeloze principiële discussies, met doorgaans als enige resultaat een reeks bijkomende gesprekken. ‘Dit is de tempel van de saaiheid’, zuchtte een Koreaanse diplomaat terwijl we op weg waren naar de uitgang. ‘Deze mensen babbelen en delibereren, zonder enige belangstelling voor de richting waarin de wereld zich beweegt.’ Dat soort opvattingen hoor je veel. Als in Brussel de culinaire geneugten en de treinverbinding met Parijs niet zo aantrekkelijk waren, zouden veel functionarissen de hoofdstad van Europa net zo lief verruilen voor een of ander gat in de derde wereld.

De Europese Unie is nooit van groot diplomatiek belang geweest voor Azië, maar tot een paar jaar geleden kon zij tenminste nog doen alsof. Er stroomde een uitzonderlijke golf van hoop door de Aziatische hoofdsteden toen Europa harde taal uitsloeg over het eenzijdige Amerikaanse ingrijpen in Irak en voor de dag kwam met wat de eerste schets van een heuse Europese strategie leek. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk namen eindelijk het voortouw in een pragmatische houding tegenover de nucleaire ambities van Iran en voor het eerst werden soldaten overzee gestuurd met een Europese vlag op hun bovenarm genaaid. ‘Wij verwachten dat de Europese Unie haar stempel zal drukken op de Aziatische orde’, oreerde de Indonesische ambassadeur tijdens een bijeenkomst in het Europees Parlement dat jaar. ‘De opkomende Europese diplomatieke identiteit kan ons tot voorbeeld dienen. Europa zou zijn ervaring moeten delen en de vrede en ontwikkeling in Azië actief steunen.’

Bijna tien jaar later is dit enthousiasme verdwenen. Aziatische functionarissen verhullen nauwelijks hun teleurstelling over het gebrek aan vooruitgang in de vorming van een Europees buitenlands beleid. Tijdens een bijeenkomst van Europawatchers in Singapore in december 2011 was het oordeel genadeloos: ‘Europa faalt niet alleen in het smeden van politieke cohesie, het zet zelfs stappen achteruit.’

Europa wordt ook bekritiseerd om het uitblijven van een strategische visie. De Europese Commissie heeft wel beleidsnota’s per land en wat documenten over regionale doelstellingen, maar die worden beschouwd als een speeltje voor technocraten. Hetzelfde geldt voor de topontmoetingen tussen de staatshoofden en de leiders van de Europese Unie, de zogenoemde summits. ‘Het enige doel van die bijeenkomsten is een stuk papier waarop staat dat de Europese Unie nog meedoet’, stelde een ervaren Chinese onderhandelaar. ‘Wij hebben niet het idee dat onze gesprekspartners echt de lange termijn op het oog hebben bij de voorbereiding van die topontmoetingen.’

Natuurlijk zit er ook een andere kant aan de medaille. Eurocraten klagen dat hun Aziatische tegenvoeters onbuigzaam zijn of niet in staat om een volwassen debat te voeren. Dat kan best, maar Aziatische functionarissen kunnen gewoon niet vatten dat dit bolwerk van goedbetaalde beleidsmakers zo slecht in staat is steun te vergaren onder zijn lidstaten. Aziatische diplomaten die te maken hebben met Europese instellingen ergeren zich ook aan de kloof tussen de arrogantie waarmee hun gesprekspartners de Europese normen opleggen en datgene wat Europa uiteindelijk zelf te bieden heeft. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat zij nauwelijks iets verwachten van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), die de voorhoede moet gaan vormen van het Europese buitenlandse beleid. Hun reserves werden volledig bevestigd, want twee jaar na de oprichting van deze dienst was het hoofd ervan, Catherine Ashton, er nog niet in geslaagd de lidstaten mee te krijgen in een nieuwe strategie tegenover de opkomende grootmachten.

Rot

Alsof dit gebrek aan politieke geloofwaardigheid niet genoeg is, plaatst Azië ook vraagtekens bij de rol van de Europese Unie als economische speler. Natuurlijk, Europa is nog steeds de grootste investeerder in de regio, de grootste bron van hulp, een belangrijke leverancier van technologie, en een onmisbare exportmarkt. De officiële ontwikkelingshulp vanuit Europa aan Azië steeg zelfs van 3,9 miljard euro in 2001 naar 13,2 miljard in 2012. Daarmee is het een grotere donor dan de Verenigde Staten, Japan en China samen. In 2012 had Europa 754 miljard euro aan investeringen uitstaan in Azië, een verdrievoudiging ten opzichte van 2001 en opnieuw in totaal meer dan Japan en de Verenigde Staten samen. Europa importeert voor 930 miljard euro uit Azië en ook daarmee ligt het voor op de Verenigde Staten, met 727 miljard; China, met 664 miljard; en Japan, met 341 miljard. Dat biedt grote mogelijkheden om invloed uit te oefenen. Het probleem is dat Aziatische landen heel goed weten dat lidstaten vaker onderling concurreren voor prestige dan dat ze hun krachten bundelen.

Hier zouden eurocraten tegenwerpen dat de Europese Commissie nu een veel groter mandaat heeft om te onderhandelen over handel in goederen, diensten, investeringen en veel andere economische zaken. Aziatische functionarissen weten echter dat diezelfde Commissie de meeste initiatieven door lange reeksen comitévergaderingen en zittingen van het steeds kritischer wordende Europees Parlement moet zien te slepen. Dat geeft lidstaten en lobbyisten ruim de gelegenheid om de agenda te bepalen of te blokkeren. Bovendien duurde het niet lang voor deze diplomaten begrepen dat het bredere handelsmandaat, dat werd overeengekomen in het Hervormingsverdrag van Lissabon, helemaal niet leidt tot overeenstemming in Europa over de manier waarop het zijn economische invloed kan gebruiken om concessies los te krijgen en ervoor te zorgen dat Aziatische machten hun belangen respecteren. Het is frappant hoe treffend Aziatische diplomaten het gebrek aan samenwerking beschrijven tussen de verschillende Europese regeringen en het persoonlijke gekibbel tussen hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton en de Europese Commissieleden. ‘De hoge vertegenwoordiger zit altijd in het hoekje waar de klappen vallen’, lachte een Indiase functionaris. ‘En ze lijkt niet veel steun te krijgen voor haar Aziëpolitiek.’

De financiële crisis heeft deze reserves versterkt, hoewel de meeste Aziatische landen nog steeds niet precies weten welke invloed die crisis zal hebben op de economische betrekkingen. Enerzijds zou de economische nood van Europa ervoor kunnen zorgen dat Europa toeschietelijker wordt in onderhandelingen over handelsuitwisselingen. Vooral Chinese, Koreaanse en Indiase bedrijven begonnen de Europese markt af te struinen op zoek naar technologie, prestigieuze merknamen en afzetgebieden. Er was ook de verwachting dat Europa minder kritisch zou worden over wat het beschouwde als mercantilistische praktijken. ‘Ja, China is bereid om meer in Europa te investeren en overweegt om staatsobligaties te kopen’, merkte een adviseur van de Chinese regering op. ‘Maar de Chinese leiders verwachten ook meer respect voor onze manier van ontwikkeling en het zou niet meer dan beleefd zijn om China eindelijk te erkennen als markteconomie.’ Anderzijds vreesden beleidsmakers dat de handelsbetrekkingen gecompliceerder zouden worden. De meeste Aziatische functionarissen die ik het afgelopen jaar heb gesproken, verwachten een langdurige crisis die wel langer dan tien jaar zou kunnen duren.

Tijdens bijna elke economische dialoog op hoog niveau vroegen Aziatische ministers hun Europese tegenvoeters of nieuwe initiatieven, zoals een industrieel beleid, groene belasting op de luchtvaart en de eventuele instelling van een commissie om investeringen te screenen, de voorboden waren van protectionisme. Ook hierin waren de Chinezen het meest uitgesproken. Na een ontmoeting in 2011 tussen de Chinese minister van Handel en het EU-Commissielid voor Handelsbetrekkingen zei de eerste: ‘Ik heb uw zorgen over ons economische beleid aangehoord; kunt u mij nu vertellen hoe de Commissie de lidstaten ervan zal weerhouden om zich naar binnen te richten?’ Veel Aziatische functionarissen geloven ook dat Europa, door de economische onzekerheid binnen zijn eigen grenzen, minder bewegingsruimte zal krijgen in het buitenland. Deze zorgen klinken krachtig door in de opmerking van de ambassadeur van Nieuw-Zeeland in Brussel: ‘Om strategische redenen willen de Aziatische landen hun economische betrekkingen diverser maken en verwelkomen zij hechtere banden met Europa,’ stelde hij, ‘maar Europa lijkt deze kans niet te grijpen. Er worden overal in de regio handelsovereenkomsten gesloten, en Europa heeft de boot gemist.’

Vroeger stuurden Aziatische landen vaak delegaties naar Europa om te bestuderen hoe een goed economisch beleid kon worden gevoerd; nu sturen ze missies naar Europa om te onderzoeken hoe een fout economisch beleid te voorkomen. China en India bijvoorbeeld, hebben onderzoeksgroepen naar Ierland en Spanje gestuurd om te bestuderen hoe overmatige investeringen in vastgoed en overheidsdiensten leiden tot instabiliteit. Hun bezorgdheden blijven niet beperkt tot de lidstaten met de grootste problemen. Aziatische functionarissen en investeerders doen nauwelijks moeite om hun hoon voor de Britse economie te verbergen. Ze begrijpen niet hoe de regering ervan uit kan gaan dat de financiële dienstensector in de Londense City kansen zal bieden aan het hele land. ‘Het lijkt wel of de politici hier denken dat ze alleen maar het succes van Hongkong als financieel knooppunt hoeven te herhalen, maar ze vergeten dat er buiten Londen vijftig miljoen Britten wonen’, mompelde een vertegenwoordiger van een Chinese bank terwijl hij in zijn chique bordje noedels prikte in restaurant The New World, niet ver van Soho. ‘Dit soort kapitalisme vernietigt zijn eigen industrie’, bevestigde zijn collega. Als Londen al zo veel afkeuring ten deel valt, wat kan Parijs dan wel niet verwachten? Elke keer als ik met Aziatische vrienden door de Tuilerieën liep om een bezoek aan het Louvre te brengen, moest ik dezelfde vraag beantwoorden: hoe is het mogelijk dat al deze mensen zo ontspannen in dit aangename park zitten te genieten van de mooie bloembedden, en van de korte werkdagen? Sinds de crisis in de eurozone volgde op die vraag steevast een tweede: hoe kunnen jullie verwachten dat onze regeringen in Azië de schuld van een land als Frankrijk zullen opkopen, als de duizenden Aziaten die hier op vakantie komen, zien hoe gezapig het leven hier is? Pratend over zijn projecten in Europa verwoordde Liu Chuanzhi, de bestuursvoorzitter van de Chinese computergigant Lenovo, het nog scherper: volgens hem heeft de verzorgingsstaat ervoor gezorgd dat de Europese werkkrachten ‘rot zijn geworden en hun concurrentiekracht hebben verloren’.

Rolmodel

De afname van Europa’s politieke en economische macht maakt het onwaarschijnlijk dat het een geloofwaardig rolmodel zal blijven. Zachte, normatieve macht kan immers niet zonder harde politieke en economische macht. Toch was juist die normatieve macht altijd de hoeksteen van Europa’s buitenlandse beleid. Het klopte zich tegenover de Aziatische landen graag op de borst over zijn verzorgingsstaat, die unieke combinatie van vrijheid en solidariteit. De verwachting was dat de Aziaten die zaken via allerlei dialogen, studentenuitwisselingen en conferenties wel zouden overnemen. De afgelopen twintig jaar zagen de meeste Aziatische landen de Europese sociale systemen inderdaad als modellen die hoogstaander waren dan, bijvoorbeeld, de naakte markteconomie van de Verenigde Staten. Veel Aziaten benijden ons daar nog steeds om. Maar toch, als rolmodel is Europa duidelijk op zijn retour.

De verzorgingsstaat wordt nu algemeen beschouwd als een prachtig project, dat echter onbetaalbaar voor Europa en ongeschikt voor Azië is gebleken. Een eerste bezwaar ertegen is dat de Europeanen te zeer gewend zijn geraakt aan hun hoge levensstandaard en daardoor hun productiviteit hebben verwaarloosd. De Europese regeringen werden gedwongen om delen van het socialezekerheidsstelsel te ontmantelen, pensioenen te korten en overheidsdiensten te privatiseren. ‘Sinds de crisis is de inkomensongelijkheid in verscheidene landen sterk gegroeid en is de werkloosheid de pan uit gerezen’, benadrukte een Indiase wetenschapper. Bovendien leken de Verenigde Staten zich veel sneller te herstellen, zonder de belemmeringen van de verzorgingsstaat. In een vergelijkend onderzoek naar verzorgingsmodellen sinds de crisis concludeerde Zhou Hong, een vooraanstaande Chinese deskundige op het gebied van Europese zaken, dat Europa zich alleen nog maar een dun, versleten verzorgingsdekentje kon veroorloven, in plaats van een dik dekbed. Een tweede voorbehoud is dat veel van de gulle verzorgingsstaten in Europa werden gefinancierd met Duits krediet, krediet dat Berlijn in staat stelde om zijn eigen economische machtsbasis te versterken, de hereniging van oost en west te realiseren en de kritiek op de Duitse opmars te temperen. ‘Wat wordt gezien als een sociaal project, is ook een politiek project’, verklaarde Ding Chung, wetenschapper aan de Fudan Universiteit in Shanghai. ‘De Duitsers werkten hard en gebruikten hun overschotten om sociale stabiliteit in andere lidstaten te kopen. Nu de kloof tussen de Duitse economische motor en de minder ijverige Europese landen zo diep is, loopt de toekomst van het Europese verzorgingsstelsel gevaar.’

In dezelfde geest ging Azië ook vraagtekens plaatsen bij de status van Europa als baken van politieke rechten. Er is een tijd geweest dat Aziatische collega’s na elk gesprek over politieke systemen tot dezelfde conclusie kwamen: ‘Wij willen net zo’n democratie en net zulke vrijheden als jullie!’ Zelfs burgers van Japan en Taiwan loofden vaak de Europese parlementaire democratie. Vandaar dat men het niet vreemd vond dat het bij politieke dialogen tussen Europa en Azië vaak net was of een leraar zijn leerling onderwees. Ook al was die laatste niet altijd blij met die rol, de Aziaten hielden hun mond, luisterden en maakten wat aantekeningen, terwijl hun Europese gesprekspartners de ene na de andere gênante kwestie te berde brachten: de problemen van etnische minderheden, de onderdrukking van politieke dissidenten, censuur van de media enzovoort. Vaak gingen dit soort ontmoetingen – ‘dialogen’ zoals ze werden genoemd – urenlang door, en na afloop schudden de Aziatische afgevaardigden beleefd handen. Maar dat is veranderd. De eerste barsten in de achting van de Aziaten ontstonden in de herfst van 2005, toen er grote koppen in de kranten verschenen over de gewelddadige rellen in de Parijse voorsteden. Nadat woedende jonge migranten de troosteloze straten van Clichy-sous-Bois in een brandend slagveld hadden veranderd, werd de noodtoestand uitgeroepen. Het jaar daarna grepen Chinese functionarissen de mensenrechtendialoog aan om kritische vragen te stellen over de rechten van minderheden en de behandeling van asielzoekers in Europa. Andere Aziatische delegaties volgden met commentaar op de situatie van de Roma-minderheden, racistische incidenten in Duitsland, de situatie van bootvluchtelingen in Italië en veronderstelde beperkingen van de vrijheid als gevolg van de strijd tegen het terrorisme. Met de economische crisis werd de scepsis alleen maar hoorbaarder. Zal de Europese democratie standhouden bij deze sociale narigheid? Zal het populisme profiteren? Toont de worsteling van de parlementaire democratieën om de crisis het hoofd te bieden niet aan dat politieke rechten ten koste gaan van sociale rechten?

‘Aziatische landen sturen delegaties naar Europa om te bestuderen hoe ze een fout economisch beleid kunnen voorkomen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content