Eén jaar geleden legde Kabila de eed af als president van Congo. En hoe zit het nu met zijn tropische versie van “Brave New World”?

De “culturele revolutie” rolt door Congo. Dat toeteren tenminste de voorstanders van president Laurent-Désiré Kabila uit. Zoals Sakombi Inongo, bijvoorbeeld, de vroegere hoftroubadour van Mobutu Sese Seko, die nu uitbazuint dat Kabila “door God gezonden” is. Of nog, Raphaël Ghenda, Kabila’s minister van Informatie en Cultuur én groot bewonderaar van de werken van de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong Il. In zijn recent verschenen boek “Le maquis Kabila” herinnert Cosma Wilunga er fijntjes aan dat Kabila zelf zich tussen 1967 en 1986 al het “licht” der revolutie liet noemen.

De Congolese oppositie is monddood gemaakt. Leiders als Etienne Tshisekedi en Joseph Olenghankoy zitten opgesloten. Maar de Congolese bevolking mag wél deelnemen aan seminaries over de Djoutché, de revolutionaire theorieën van de overleden Noord-Koreaanse leider en “stralende zon” Kim Il Sung. Er werd zelfs, in stakhanovistische stijl, een Ghendaprijs in het leven geroepen voor de journalisten van het officiële Congolese Persagentschap die “de beste berichten” produceren. Wie een plaats als ambtenaar ambieert, moet een bewijs voorleggen dat hij/zij deelnam aan de ideologische seminaries van de AFDL ( Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo), de partij van Kabila, en moet een verhandeling schrijven over het “maatschappelijk project” van die partij. Ondertussen is de minister van Informatie druk doende overal “volkscellen voor de communicatie” te installeren, die een vlotte doorstroming van informatie tussen “regering en basis” moeten regelen. Daarnaast draaien de chembé-chembé, de AFDL-cellen die de bevolking controleren, op volle toeren. Literatuur staat voortaan – volgens Ghenda – ten dienste van de “heropvoeding van harten en hersenen”. En gevangenissen heten vanaf nu “penitentiaire centra voor de heropvoeding”.

Qua personencultus evenaart Kabila Mobutu. De beeltenis van de president domineert de hoofdstad. “De man die we nodig hadden”, schreeuwen de uithangborden uit (let op de verleden tijd). De affiches moeten “de ideeën en de acties van het staatshoofd” over het volk uitstrooien.

Een andere mening dan die van Kabila blijkt niet wenselijk. Wie anders denkt dan de president, wel, die zal het geweten hebben.

Half maart zag de meest populaire zanger van heel Centraal-Afrika, Koffi Olomide, zijn nieuwste plaat verboden. De commissie bevoegd voor de censuur op kunsten en optredens vond dat de dansen en kreten van het koortje rond Olomide “de goede zeden schaden”. Het is een publiek geheim dat vooral Kabila zich geschaad voelt. Op het Ndombolo-ritme imiteren de danseressen van Olomide de mankende passen van een primaat. En omdat Kabila zelf mankt, ontstak hij in woede toen mensen een van zijn openbare optredens verstoorden door hem goedmoedig “ndombolo” toe te roepen. “Politiek correcte” muzikanten daarentegen mogen participeren aan wedstrijden in vaderlandslievende gezangen. En in de wulpse mutuashi, de dans uit de Kasai die zijn nieuwe favoriete zangeres Tshala Muana uitvoert, ziet de president hoegenaamd geen graten. Zij mag in zijn naam schriften uitdelen in de scholen van Katanga.

DE BELGEN PLANNEN EEN STAATSGREEP

Er zijn natuurlijk verschillen tussen Noord-Korea en Congo. Kabila beroemt zich dan wel op de pan-Afrikaanse en nationalistische idealen van de vermoorde Patrice Lumumba, hij gaf wel de belangrijkste mijnen in concessie aan buitenlandse – meest Amerikaanse en Zuid-Afrikaanse – firma’s.

Wel fel Noord-Koreaans oogt het plan om alle jongeren binnen de Service National en het leger te dwingen. Kabila wil 600.000 soldaten, ook al kan hij die niet betalen. Een teleurgesteld Congolees diplomaat vergelijkt Kabila met een personage uit de film “Hibernatus”. Die prent uit de jaren zestig vertelt het verhaal van een man die zich na enkele decennia winterslaap plotseling – onaangepast en onhandig – in de tegenwoordige tijd terugvindt.

Het regime-Kabila doet ook denken aan “Brave New World” van Aldous Huxley. De AFDL wil iedereen overal en altijd controleren. Dat het niet lukt, ligt aan de interne ruzies tussen de verschillende facties en het leger. Katangezen, Rwandezen en teruggekeerde Congolezen zijn het nergens over eens. Eind vorig jaar werd stafchef Anselme Masau Nindaga van de Forces Armées Congolaises (FAC) gearresteerd. Hij was te sterk pro-Rwanda. Ook binnen de Alliantie zelf botert het niet. Déogratias Bugera, secretaris-generaal van de Alliantie, erkent volmondig dat “in het AFDL vijanden zitten die de acties van de beweging en de regering willen torpederen”. De Congolese ambassadeur in Brussel, Justine Kasa-Vubu, herhaalt dat trouw.

Dat lijdt dan tot een soortement paranoia, net als toen de Parti de la Révolution Populaire van Kabila nog in het maquis vegeteerde. Volgens Wilunga was toen een van de voorschriften dat de echte politieke stellingen van de PRP “voor niet-leden” verborgen moesten blijven.

In die irreële context gedijen complottheorieën. De beschuldiging dat België een “terroristenstaat” is, past in die atmosfeer. Kabila, op bezoek in Libië, gewaagde in april dit jaar van een “samenzwering tegen Afrika” en vooral tegen “democratisch” Congo. Zoiets tikt altijd aan. De (zogezegde) ontdekking van wapens – nagelaten door Belgische soldaten die in 1996 hun landgenoten kwamen beschermen – moesten “natuurlijk” dienen om een staatsgreep tegen het regime uit te voeren. Daar twijfelt Ghenda nu eens geen seconde aan, zie.

Volgens buitenlandse diplomaten moeten deze indianenverhalen de aandacht afleiden van de kritiek die de Belgische regering geregeld laat weerklinken. Bijvoorbeeld, als de oppositie wordt gearresteerd. Als de mensenrechtenorganisatie Azadho wordt verboden. Of als 250 politici van het oude regime kort en goed uitgesloten worden van toekomstige verkiezingen, zonder dat een van hen is veroordeeld.

Ook Frankrijk, het Vaticaan en het VN-kinderfonds – dat protesteerde tegen kindsoldaten – moeten het ontgelden. Voorzeker zijn ze steunpilaren van de rebellen. De Orde van Malta werd onlangs beticht van wapenleveringen aan de Mai-Mai.

Ondertussen blijft het buitenland financiële hulp verbinden aan respect voor de mensenrechten en een begin van democratisering. Dat dreigt stilaan uit te lopen tot een totale bevriezing van alle assistentie.

Technisch gezien, kunnen zelfs geen nieuwe leningen worden toegestaan voor het land begint met de terugbetaling van de uitstaande schulden aan het Internationaal Muntfonds (IMF). Maar financieminister Fernand Tala Ngaï die begin maart in Washington beloofd had de schuld af te lossen, werd uit de regering gezet. Kabila wil blijkbaar eerst zijn oorlogsschuld terugbetalen aan de vrienden uit Uganda, Rwanda en Zimbabwe. Bovendien wil de regering niet dat de hulp via de ngo’s loopt.

DE DIAMANTEN WORDEN WEGGEHAALD

Dat de hele economie daaronder lijdt, ligt voor de hand. Ondanks een status-quo van de export, bevindt de productie van diamant en aardolie zich in een vrije val. In 1997 daalde de nationale productie met 41 procent, signaleert professor Lolo Massy in het Congolese tijdschrift Notes de Conjoncture.

Het regime-Kabila legt het er blijkbaar op aan om dit alles nog meer te verzieken. Eind 1997 werden een tiental contracten opgezegd, waaronder dat van het Amerikaans-Canadese bedrijf American Mineral Fields International, dat kobalt verwerkt. Alsof de economisch belangrijke mijnsector nog niet door genoeg plagen bezocht werd, ging de regering in ware westernstijl ook de goudproductie aanpakken.

In januari was het de beurt aan Kimin, een filiaal van de Belgisch-Canadese groep Mindev – die 49 procent van de aandelen heeft -, en van de Office des Mines d’Or de Kilo-Moto (Okimo) dat de andere 51 procent bezit. De Kimin-concessie werd doorgegeven aan een nieuw bedrijf, Kilo-Moto Resources, een fusie van Okimo (51 procent) en het Australische Russel-Resources. Jammer genoeg was de concessie eerder al toegekend, namelijk aan het Ghanese Ashanti Gold Fields dat de aandelen van Minev had opgekocht. Ashanti stapte dus naar de rechter en die besliste in het voordeel van de Ghanezen. Maar geen nood: minister van Mijnbouw Frédéric Kibassa Maliba seponeerde het vonnis. De rechter dook onder en mannen van de Agence Nationale de Renseignements pakten de buitenlandse werknemers van Kimin op. De gepensioneerde Israëlische generaal David Agmon, vroeger kabinetschef van premier Benyamin Netanyahu en directeur van Russel-Afrika, leidde de operatie. De Ghanezen beweren dat gewapende blanken, “huurlingen”, hem daarbij hielpen.

Alsof het zweet de zakenlui nog niet genoeg in de schoenen stond, gooide de regering zich ook op de Fédération des Entreprises du Congo (FEC), en stuurde in april de hele raad van bestuur naar huis. Wie voortaan in het bestuur wil, zal moeten bewijzen dat hij geen publiek mandaat bekleedde in de Tweede Republiek van Mobutu en de afkomst van zijn geld legitimeren. Dit komt feitelijk neer op de uitsluiting van het merendeel van het patronaat en een opheffing van de FEC.

Voorts schreef mijnbouwminister Maliba een boze brief naar Trudon Katendé, de nieuwe bestuurder van de Miba, ( Minière de Bakwanga), de belangrijkste diamantproducent van het land: “Alle grote diamanten uit uw mijnen worden door bepaalde kaderleden systematisch weggehaald. Dat gaat nu al maanden door zonder dat ze worden ontdekt of aangeklaagd.” De brief viel in de handen van Congolese opposanten in Canada. Ze zien er een bewijs in dat de diefstallen, die zo algemeen waren ten tijde van Mobutu, gewoon doorgaan.

De Dienst voor de Illegaal Verworven Goederen zou de door Mobutisten gestolen eigendommen moeten opsporen en teruggeven aan de wettige eigenaars, maar raakte zelf verwikkeld in schandalen. Maar de dienst stortte zich liever op de in beslagname van goederen en eigendommen van iedereen die haar stoorde. Directeur Jean-Baptiste Mulemba werd begin dit jaar geschorst.

WIJ DODEN ALLES: BABY’S EN SLANGEN

Vooral in Noord-Kivu lopen de zaken steeds meer uit de hand. Volgens de Culturele Vereniging van de Nandé – de etnie van de Butembo-regio – sloeg de FAC daar op 13 en 14 april aan het moorden. Officieel vielen daarbij negentien doden. Nog volgens officiële bronnen kwamen op 20 februari driehonderd burgers – meestal jonge scholieren – om bij wat een treffen tussen de FAC en de Mai-Mai heette te zijn. De operatie moest alle mannen van ouder dan twaalf jaar “arresteren of doden”, en zo voorkomen dat de Mai-Mai-rebellen of hun bondgenoten van het National Liberation Army of Uganda (Nalu) ze zouden rekruteren.

Op 3 mei verstoorde de lokale chef van de FAC een mis in Butembo, en sprak de verzamelde gelovigen als volgt toe: “Jullie hebben dertig soldaten van mij gedood. Ik zal drieduizend burgers vermoorden. En als de opstand herhaald wordt, dan gaan we er fors tegenaan. Daarna kunnen we onze eigen stad bouwen. Medelijden kennen we niet: we zullen alles doden en slachten, van baby’s tot slangen.”

Het valt licht te begrijpen dat het volk de bevrijders van gisteren inmiddels redelijk rauw lust. Zelfs in Katanga – nochtans de fief van Kabila die in Noord-Katanga geboren werd – toont niet iedereen zich opgetogen over de president. Begin mei kregen de opposanten Olenghankoy, Masasu en Z’Ahidi Ngoma op hun proces luide toejuichingen. De procureur eiste tegen hen de doodstraf wegens een poging tot ontsnapping uit de gevangenis.

Twaalf jaar geleden brachten het isolement, het autoritaire gedrag van Kabila en de willekeur van zijn regime sneller een eind aan de minirepubliek die Kabila in het oosten van het land gesticht had, dan de aanvallen van het toen nog Zaïrese leger van Mobutu. Ook nu groeit het verzet, maar het verloopt ongeorganiseerd en het heeft te lijden onder de extreme terreur. Maar als het protest nog aanzwelt, als Kabila zijn tropische versie van Brave New World verderzet, dan zit een grootschalige herhaling van het scenario van 1986 er dik in.

François Misser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content