Hoe achterhalen historici de waarheid als mensen zich niets kunnen herinneren, omdat ze zich niets willen herinneren ?

In combinatie met grote wetenschappelijke studies leert de detaillistische geschiedschrijving ons veel over de Tweede Wereldoorlog. Een typevoorbeeld daarvan is ?Zwangsarbeit bei Ford?. Een boek dat samengesteld werd door de ?Projektgruppe Messelager? en gefinancierd door de Grünen en de stad Keulen. De auteurs haalden hun informatie niet alleen uit oude kranten en archieven, ze probeerden ook voormalige dwangarbeiders op te sporen. Dat was niet makkelijk. De meesten zijn destijds gedeporteerd uit Polen en de Sovjetrepublieken. Door de naoorlogse Sovjetunie werden ze beschouwd als staatsvijanden, omdat ze voor de Duitsers hadden gewerkt. Tot voor kort was praten over die periode dan ook uitgesloten.

Na het uiteenvallen van de Sovjetunie veranderde dat. Maar de economische en politieke chaos in de pas onafhankelijk geworden staten bemoeilijkte het zoekwerk. Gedetailleerde interviews met voormalige dwangarbeiders leveren nochtans materiaal dat in de grote geschiedschrijving niet aan bod komt.

Pas als die details in een breder kader worden gezet, worden ze relevant. En daar begint het probleem. De archieven van Ford kunnen niet worden ingezien. Ford-Duitsland hield altijd vol dat het bedrijf geen documenten uit de oorlogsperiode heeft bewaard en dat het niemand kent die over die periode iets weet. Het bedrijf zelf ziet ook ?geen enkele reden om het thema te forceren.? De archieven van Ford in Detroit en van het Henry Ford Museum worden nu door historici van het United States Holocaust Museum in Washington doorzocht.

Wel beschikbaar waren tientallen Amerikaanse, gedetailleerde studies over economische collaboratie en de naoorlogse rechtbankverslagen over de wederopbouw waarbij herstelbetalingen werden vastgelegd.

Al die resultaten worden nu in ?Zwangsarbeit bei Ford? als een puzzzel in elkaar gepast.

MULTINATIONALS IN DE OORLOG

Henry Ford (1863-1947) verachtte joden en zwarten en vond Zuid- en Oost-Europeanen minderwaardig. Zwarte arbeiders bij Ford moesten in een getto leven dat hij Inkster noemde, ?Inktdorp?. Samen met Irénée Dupont (1864-1935, van de chemie, explosieven, vliegtuig- en autoconstructie, waaronder Opel) financierde Ford Adolf Hitler vanaf de jaren twintig.

Beider steun aan de nazi’s ging ver. In 1940 weigerde Ford (?uit pacifisme?) vliegtuigmotoren aan Groot-Brittannië te leveren. Hij leverde wel vrachtwagenbanden aan het Duitse leger. De hele oorlog lang bleven de Ford-fabrieken in Keulen en Berlijn, Antwerpen, Amsterdam en Poissy (Frankrijk) werken. Samen met Opel leverden ze negentig procent van alle vrachtauto’s die het Duitse leger gebruikte. De grondstoffen kwamen uit de Verenigde Staten, Midden- en Zuid-Amerika. Er werd betaald via Zweden, Zwitserland, Spanje en Portugal. De communicatie verliep via de Amerikaanse ambassade in Zwitserland, het Amerikaanse ITT en de multinational Transradio, waarvan de aandeelhouders Duits, Frans, Italiaans, Brits en Amerikaans waren.

Ford maakte winst. Een deel ervan werd geïnvesteerd (in de constructie van pantserwagens), een ander deel via neutrale landen uitbetaald aan de aandeelhouders.

De Ford-fabriek in Keulen stelde gedurende de oorlog dwangarbeiders en -arbeidsters tewerk. In augustus 1942 waren dat er ongeveer duizend : een kwart van het personeelsbestand. Eind 1943, toen meer Duitse mannen voor het leger werden opgeroepen, steeg hun aantal tot drieduizend : de helft van de toenmalige Ford-arbeiders. Daartoe werd in de onmiddellijke nabijheid van de fabriek een groot kamp gebouwd het grootste van de meer dan tweehonderd die er in Keulen waren.

Ford bleef altijd een Amerikaans bedrijf en werd daarom nooit gebombardeerd. Toen de Amerikaanse legerleiding uiteindelijk toch tot bombardementen besloot, omdat Ford oorlogsmateriaal produceerde, kregen de piloten verkeerde coördinaten. Op 15 en 18 oktober 1944 werden de barakken van de dwangarbeiders platgegooid. Het bedrijf zelf liep weinig averij op, maar diende wel een schadeclaim in. Die werd in 1967 door de Amerikaanse regering uitbetaald : één miljoen dollar. General Motors (Opel) kreeg 33 miljoen dollar. De dwangarbeiders werden nooit schadeloos gesteld.

Zwangsarbeit bei Ford, Dokumentation der ?Projektgruppe Messelager?, Keulen, september 1966.

Russische dwangarbeidsters in het kamp van Ford : twaalf uur werken, 200 gram brood en watersoep.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content