Wie beslist over de ontwikkelingssamenwerking? Minister Michel en staatssecretaris Boutmans zijn er nog niet uit.

Al sedert de start van de paars-groene coalitie hebben de twee bewindslieden een dispuut met elkaar over hun bevoegdheden. Voor minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) is er geen probleem: hij acht zich politiek verantwoordelijk voor het geheel van het internationale beleid, dus ook voor de Ontwikkelingssamenwerking, waarover hij immers de politieke voogdij toegewezen heeft gekregen.

Staatssecretaris Eddy Boutmans (Agalev), bevoegd voor die materie, denkt daar enigszins anders over. Hij bevestigt de autonomie van zijn beleid, al is het maar omdat híj de besteding van het coöperatiebudget (toch ruim 30 miljard frank) op de kabinetsraad moet verdedigen. Maar helaas, Boutmans is ‘slechts’ een staatssecretaris van een kleine partij terwijl Michel niet alleen minister maar ook vice-premier én de geestelijke vader van de huidige coalitie is.

Beiden hebben, zoveel is inmiddels duidelijk, een geheel andere kijk op de beleidsfilosofie. Louis Michel ziet de coöperatie als een instrument van de diplomatie, dat hij met name in Centraal-Afrika als een hefboom, zoniet als een incentive wil gebruiken. Dat reduceert de ontwikkelingssamenwerking tot een technisch instrument. En het gevaar is dan ook niet denkbeeldig dat ontwikkelingsgeld wordt gebruikt om de vredeswil in Congo af te kopen. En dat kan niet de bedoeling zijn.

Daartegenover mag Eddy Boutmans graag stellen dat de coöperatie een eigen finaliteit met een specifieke, politieke dimensie bezit, natuurlijk niet tegen, maar wel naast ’s lands diplomatie. Idealiter lopen beide samen. Voorlopig, zo blijkt, is dat ook in de praktijk het geval. Dat heeft ertoe geleid dat het tot nu toe tussen beide excellenties niet tot een open aanvaring is gekomen. In de grond bestaat er geen fundamenteel verschil in inzicht. Bovendien is het kabinet van Boutmans tevreden over de inbreng die het kon hebben in discussies rond het principe van de ‘gebonden hulp’ of bij het tot stand komen van Michels beleidsnota.

Maar dat is, bij wijze van spreken, toeval. Niets garandeert dat deze feitelijke overeenstemming ook morgen standhoudt. Beide regeringsleden laten inmiddels niet na om, wanneer het pas geeft, van elkaar te beweren dat ze prima kerels zijn.

Opvallend is wel hoe hun beider agenda’s naast elkaar lopen. Terwijl Louis Michel midden deze maand zijn rondreis maakte door Congo, Angola, Zimbabwe en Oeganda, trokken twee hoge medewerkers van Boutmans, kabinetschef Guido Van Hecken en Centraal-Afrika-specialist Stefaan Van Praet, naar Rwanda en Burundi. En wanneer Louis Michel eind volgende week die twee landen aandoet, zal het duo van Boutmans zich in Kinshasa bevinden.

Even bizar is dat geen enkele vertegenwoordiger van het kabinet van Boutmans met Michel meereisde: ‘pas op het laatste moment op de hoogte gebracht’, ‘geen inzicht in het programma of in de goede zin ervan’, zo heet het. Ondertussen geeft het kabinet van Michel niet blijk van veel belangstelling voor de beleidsnota die Boutmans begin volgende maand aan het parlement voorlegt. Zo vond de ontwikkelingssamenwerking ook niet echt een plaats in het ‘overleg inzake de Belgische deskundigheid’ dat Michel samen met zijn ambassadeurs en experts allerlei midden februari in Brussel over Centraal-Afrika heeft georganiseerd. Rond diezelfde tijd had het kabinet van Boutmans dan weer een eigen workshop met de sectiehoofden uit de regio die min of meer toevallig in Brussel aanwezig waren.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content