Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Club Brugge blijft titelkandidaat, al kwamen er dit seizoen barsten in het blauw-zwarte blok. Een gesprek met algemeen directeur Antoine Van Hove.

Sinds 1937 heeft Club Brugge drie voorzitters gehad: Emiel De Clerck, dan zijn zoon André De Clerck, en tot slot diens zoon Fernand De Clerck. Daar kwam twee maanden geleden plots een einde aan. De voorzitter, die zelden aan bod kwam in de pers, haalde ineens in Het Nieuwsblad uit naar Antoine Van Hove, de nu al legendarische algemeen directeur van Club. Van Hove nam te veel hooi op de vork, zo meldde De Clerck. Op zich niet eens een hard verwijt, bijna een compliment. Maar de opmerking kwam er te midden van een controverse over de opvolging van trainer Eric Gerets, en al wie de gevoeligheden bij Club kent, schrok op van deze onverwachte uithaal via de media.

Enkele dagen later stelde de echte patron van Club, ex-burgemeester Michel Van Maele, orde op zaken en deed De Clerck zijn ontslag aanbieden. Van Maele, 78 inmiddels en uit de openbaarheid verdwenen, is nu zelf interim-voorzitter. In afwachting van een opvolger, die wel eens Antoine Van Hove zou kunnen heten. Deze bom in het anders zo rustige en discrete clubbestuur, ontplofte niet toevallig dit seizoen, waarin het er ook in de spelersgroep niet zo eendrachtig toeging als we van blauw-zwart gewoon zijn. Een kwakkeljaar. Club blijft een ernstige kandidaat voor de landstitel, maar het speelt o zo moeizaam voetbal. Een groot verschil met de zwier en de achttien punten voorsprong, waarmee vorig jaar het kampioenschap werd gewonnen. Alleen heb je meer dan één Maurice De Wilde nodig om een negatief woord over Club te ontlokken aan Antoine Van Hove.

Antoine Van Hove: Een moeilijk seizoen, ja. Maar dat komt alleen door het moeizame begin ervan, met zeer vroeg de voorronde van de Champions League op het programma. We hadden zeven internationals op de wereldbeker, die waren zo kort nadien niet klaar, zeker niet voor de Europese matchen. Tegen Kratovo ging het net, maar daarna zijn we met een noodploeg naar Rosenborg moeten gaan en daar hebben we met 2-0 verloren. In de terugmatch hebben we goed gespeeld, maar 4-2 was één goaltje te weinig. Ons grootste probleem was een eindeloze stroom blessures. WK-gangers als Gert Verheyen en Dany Verlinden waren maanden out, en ook Vital Borkelmans sukkelde met de conditie. Dat zijn de mannen met ervaring, die de rest meetrekken. In hun spoor vielen anderen uit, en de zware opdrachten bleven elkaar opvolgen. Vergeet niet dat wij voor Kerstmis tien Europese wedstrijden hebben afgewerkt. Daarmee haalde je vroeger de finale. En het waren verre van makkelijke wedstrijden. Zelfs die eerste voorrondematch tegen Kratovo in Macedonië was een uitputtingsslag. Het was daar 35 graden, en dat in juli met een elftal dat niet klaar is.

De terugwedstrijd tegen Stuttgart was een echt ouderwets Europees avondje op Olympia. Ook al stonden de Duitsers op het einde maar met negen.

Van Hove: Ook in dat duel zijn we bijzonder diep moeten gaan. En dat moest opnieuw tegen Lyon. 1-0 verlies was een goede uitgangspositie. Thuis maken we er drie, maar laten we er ook vier binnen. Dat vreet aan een team. Ook dat was een noodelftal. Addo, Deflandre en Lesnjak waren geblesseerd, De Brul geschorst. We hadden geen verdediging meer. We hebben samen met de trainers met de handen in het haar gezeten: hoe gaan we dat oplossen? Als Addo er was bij geweest, speelden we ook na nieuwjaar Europees. We hadden er de ploeg voor, dat praat niemand mij uit het hoofd. Maar de kalender en de tegenslag hebben het anders beslist. En het onheil duurt voort. Jankauskas gekwetst. Nadien vijf weken geschorst in de plaats van twee. Fadiga kwijt voor vele maanden. Ik kan blijven opsommen. Er moet voortdurend gewisseld worden, en dus zijn de automatismen er niet. Een van onze betere wedstrijden hebben we onlangs in Parijs tegen Benfica gespeeld. Daar stonden we eindelijk met de ideale formatie aan de aftrap. Automatismen zijn het belangrijkste in het voetbal.

Dat blijkt wel in de nationale ploeg.

Van Hove: Je moet met een vaste kern van twintig, vijfentwintig man werken, met een dubbele bezetting voor elke plaats. Zoals de Rode Duivels nu bezig zijn heeft het geen zin, al wordt Leekens ook niet gediend door het geluk. Veel gekwetsten, en een volle klas spelers die om de haverklap uitroepen dat ze niet meer voor de nationale ploeg willen spelen. Ik begrijp dat niet. Mocht ik voetballer zijn, ik kwam op mijn knieën naar de Heizel.

Het is nochtans die nationale ploeg die uw seizoenbegin verknoeid heeft. Grote clubs moeten hun dure vedetten afstaan voor de grote toernooien, en krijgen ze nadien kreupel terug. Ronaldo is het voorbeeld bij uitstek.

Van Hove: Veel heeft te maken met de slechte indeling van het seizoen. Een EK of WK valt tussen twee competities in. De spelers zijn totaal leeg, moeten zich opnieuw opladen voor dat toernooi, gaan daar weer tot het uiterste, raken geblesseerd en oververmoeid, en moeten zonder rust onmiddellijk nadien weer aan de opbouw beginnen. Met vaak meteen een Europese voorrondematch waarin het clubbudget op het spel staat. Ik zie wel iets in het voorstel van Fifa-voorzitter Sepp Blatter, om de competitie eind februari te laten beginnen, en te laten eindigen in december. Met zestien ploegen in eerste klasse. Tussenin in de zomer, is er een onderbreking waarin de grote toernooien kunnen plaatsvinden. Dat is veel logischer in de conditionele curve van de spelers. En ploegen met Afrikanen zouden minder hinder ondervinden van de Africacup.

Zou het voor Club anders zijn verlopen als Lorenzo Staelens was gebleven?

Van Hove: Dat denk ik niet. En hij is ook maanden buiten strijd geweest na de wereldbeker. Dan krijg je blessures die je anders net had kunnen vermijden. Het punt was dat we de jongens die de rol van Staelens moesten overnemen, zoals Addo en Lesnjak, niet konden opstellen. En Franky Van der Elst, alweer een jaartje ouder, heeft ook afgezien van de wereldbeker. Hij heeft anderhalve match gespeeld, maar de hele voorbereiding en de trainingen tellen ook mee. En vooral: je mist anderhalve maand broodnodige rust.

Eric Gerets gaat naar PSV en moest de voorbije maanden nu en dan naar Nederland op trainerscursus. Is hij daardoor zijn greep op het elftal kwijtgeraakt?

Van Hove: Welnee, op geen enkel moment. Dat wordt allemaal snel gezegd en geschreven. Ik spreek dat tegen. Het is niet omdat René Verheyen één of twee dagen de trainingen leidt, dat de ploeg op drift raakt. Dat is flauwekul.

Club heeft veel buitenlanders. Tast dat de eenheid aan?

Van Hove: Hoeveel buitenlanders heeft Genk? Hoeveel Anderlecht? Club is en blijft een blok, je kon dat merken aan de vreugde na het doelpunt van Jankauskas op Genk. Wij vragen onze buitenlanders om twee keer per week taalles te volgen. Ik leg mijn oor geregeld te luisteren bij de leraars, en iedereen werkt blijkbaar goed mee. Er is geen communicatieprobleem op het terrein. En ik zal u iets vertellen: het zijn de buitenlanders die Club Brugge de jongste jaren rechtgehouden hebben. Op het veld, en ernaast. Want de verkoop van Mario Stanic en Robert Spehar heeft ons de kans gegeven aan de top te blijven. Ik weet goed wat ik zeg. Als je enkel met Belgen speelt, zal er geen enkele speler zich zo opwerken dat een buitenlandse club een fortuin voor hem biedt.

U moet nu Eric Addo naar PSV laten gaan.

Van Hove: Moeten niet, maar als het bod hoog genoeg is, happen we toe. Addo kan op zijn twintigste een fabuleus salaris verdienen in Eindhoven. Wij kunnen en willen hem dat niet geven, maar we willen het hem ook niet ontnemen. Er moet wel een pak geld op tafel komen, want wij moeten misschien vier anderen kopen vooraleer we de geschikte vervanger hebben. In het jaar ’81 heeft Club Brugge zeven nieuwe spelers gekocht, en niet van de minsten. We zijn bijna gedegradeerd. Die les is niemand vergeten. Wij staan in een sterke positie omdat Addo vier jaar contract heeft. Anderzijds moeten we het ijzer smeden terwijl het heet is, want over vier jaar kan hij gratis weg. Je moet je tijdig wapenen tegen het vertrek van je beste spelers.

Heeft u dat gedaan? Want Franky Van der Elst stopt en zijn gedoodverfde opvolger wordt verkocht.

Van Hove: Lesnjak zou die plaats kunnen innemen, en we kennen er nog een paar die we aan de haak slaan als het nodig is. En pas op, in onze kern zitten ook Ristic, de Joegoslaaf, en Sammy onze jonge Nigeriaan. Die gaan het maken, schrijf maar op.

De koopmansgeest van Van Hove is onaangetast.

Van Hove: Wees maar zeker. Voor mij is het een hobby. Je hebt mannen als Lesnjak, op wie iedereen jaagt, en die je niet voor een appel en een ei kan hebben. Maar het grootste plezier blijft het vinden van jong talent dat je voor een zachte prijs voor de neus van de concurrentie wegkaapt. De kunst is om ze dan bij Club te laten doorbreken, en ze voor een veelvoud te verkopen. Wij hebben nu al opties op enkele achttien- en negentienjarigen, van wie de concurrentie niet eens gehoord heeft. Wij werken op basis van vertrouwen met een kleine groep makelaars. Zij weten wat Club Brugge voor hun spelers kan betekenen, en wij weten wat hun spelers voor Club Brugge kunnen betekenen. We hebben er allebei belang bij dat we mekaar geen kat in een zak verkopen. Overigens beslis ik nooit alleen over een aankoop.

Een jaar of vijf geleden bent u onder Hugo Broos begonnen met jonge Belgische spelers aan te trekken. Bent u van die lijn afgeweken?

Van Hove: Nee. Trouwens, in die periode hebben we ook Stanic en Spehar gekocht. We opteerden dus niet uitsluitend voor Belgische jongeren. Nu hebben we Jochen Janssen van Westerlo en Gaetan Englebert van Sint-Truiden al ingelijfd. Englebert wordt een grote, let op mijn woorden. Terwijl die jongen bij ons ging tekenen, kreeg hij een ander aanbod dat hem een paar miljoen meer had opgeleverd. Maar hij koos voor Club. Wij hebben een goede naam bij de spelers, ook in het buitenland. Jonge talenten weten dat Club Brugge voor heel wat grote namen de ideale springplank is geweest.

Na Jan Ceulemans een jaar of zeven geleden, haakt met Van der Elst een ander monument van Club af. Dat wordt wennen.

Van Hove: Inderdaad, maar ik denk dat we klaar zijn om hem te vervangen, ook als Addo vertrekt. We hebben lang geleden hetzelfde probleem gekend toen Raoul Lambert afhaakte. Zes, zeven spitsen uitgeprobeerd, tot we pas jaren later op Jean-Pierre Papin zijn gevallen. Eén keer gezien in Valenciennes. Niet alle scouts waren even wild van hem, maar hij speelde toen in het middenveld. Ik heb meteen gezegd: dat is een spits. Zoals die op een bal kon vlammen. Hij is maar één jaar gebleven, omdat vanuit Frankrijk fenomenale sommen werden geboden. Maar ondanks die korte periode, is Club ook voor Papin iets speciaals. Hij heeft me uitgenodigd op zijn afscheidsmatch. En als het mogelijk is, komt hij de aftrap geven op de Brugse Metten.

Van der Elst had, net als Jan Ceulemans, gehoopt op een aanbieding van Club. Doet u dat liever niet?

Van Hove: In het algemeen denk ik dat het beter is dat mensen met die status en verdienste eerst elders trainer worden. Ze staan veel te dicht bij de spelersgroep. Maar over de specifieke gevallen van Van der Elst en Ceulemans kan ik moeilijk uitweiden.

Omdat er grote discussie over ontstaan is in het bestuur.

Van Hove: Het is een delicate kwestie geweest. Voor Jan heb ik een speciale functie gecreëerd als technisch raadgever. Maar Jan wou op het veld staan en trainen. Dat kon niet binnen onze structuur. Hugo Broos is eerst naar Molenbeek gegaan, om daarna zes jaar bij ons te werken. Niets zegt dat dat ook niet gebeurt met Franky.

De kwestie van de opvolging van Eric Gerets heeft tot een voor de buitenwereld onverwacht incident geleid tussen voorzitter De Clerck en uzelf.

Van Hove: Ik heb daarover nog niet veel gezegd, omdat die hele affaire mij diep gekwetst heeft. U kent mijn geschiedenis. Wij hadden een zaak in groenten en fruit, maar mijn vrouw en ik zijn zwaar getroffen door de dood van onze twee kinderen. Wij hebben de winkel verkocht, en sindsdien wijd ik mij met volle overgave aan twee passies: mijn duiven en Club Brugge. Mijn vader heeft elf jaar voor blauw-zwart gespeeld. Ik ben in 1970 bij Club gekomen, eigenlijk om mijn zinnen te verzetten. In het begin was dat bij de jeugd. Wij hebben jeugdtehuizen opgericht, waar mijn moeder en mijn vrouw de bedden gingen opmaken en gingen koken voor die jonge kereltjes. Mijn vader ronselde abonnementen. Club is ons leven. In ’73 ben ik beheerder geworden, in ’75 algemeen directeur. En dat alles zonder betaald te worden. Ik durf zeggen dat ik in al die tijd een en ander gerealiseerd heb voor Club, onder meer op het gebied van de transfers.

Vanwaar dan plots die zure oprisping van de voorzitter?

Van Hove: Ik vraag het me vandaag nog altijd af. Wat hij gezegd heeft, en de manier waarop, kon ik niet nemen. Ik werk hier bijna dertig jaar. Tot de dag dat het voorgevallen is, heb ik nooit anders gedaan dan de voorzitter gediend. Altijd naast hem gestaan, nooit een woord ruzie. De dinsdagavond waarop beslist werd dat René Verheyen de nieuwe trainer zou worden, zijn we hier samen de trap afgelopen. De voorzitter heeft me toen gezegd: “Ik ben blij dat de knoop is doorgehakt.” En ik heb geantwoord: “Voorzitter, ik ook. Want op de duur zouden de mensen denken dat we in ruzie liggen.” De volgende morgen moest ik vroeg vertrekken naar een Uefa-bijeenkomst in Genève. Op weg naar Zaventem kijk ik in Het Nieuwsblad. Ik wist niet wat ik las. Ik heb tegen mijn vrouw gezegd: “We keren terug naar huis.” Ze heeft me dat uit mijn hoofd gepraat, omdat ik door de Uefa uitgenodigd was. Maar ik heb in Genève twee dagen verloren rondgelopen… totaal van de kaart. Ik wist geen raad meer met mezelf. Ik heb een vliegtuig vroeger naar huis genomen en de verantwoordelijken op Club gezegd dat ik met die mens niet meer aan één tafel wilde zitten. Nooit meer. De maandag nadien, in de raad van bestuur, heeft De Clerck zijn ontslag gegeven. Hij heeft toegegeven dat hij verkeerd was geweest, maar voor mij was dat te laat. Ik wil er niet veel meer over zeggen, ik zie er te veel van af. Ik heb bijna dertig jaar trouw naast die man gelopen, nooit een onvertogen woord. Ik heb zijn vader en zijn moeder gekend, een plezier om met die mensen samen te werken. En dan krijg je via de krant een mes in je rug… ik kan het niet begrijpen.

In het jaarboek van Club stond in “het woord van de voorzitter” al een merkwaardige sneer naar u.

Van Hove: Er stond dat René Casteleyn en ik in de jaren zeventig de structuur van Club Brugge uitmaakten, en verantwoordelijk waren voor de vele miljoenen schulden die toen gemaakt zijn. Dat is flagrant onjuist. Des te erger omdat de weduwe en de dochter van mijnheer Casteleyn nog leven. Ook die mensen zijn geschokt. Ik bewonder hun zelfbeheersing dat ze geen stappen ondernemen. Fernand De Clerck heeft met die passage alleen zijn vader André, die vóór hem voorzitter was, willen dekken. Maar vraag er me niet verder over, het zit me te diep.

Michel Van Maele is nu interim-voorzitter. Bij Anderlecht trekt Constant Vanden Stock weer aan de touwtjes. De eerste is 78, de tweede 84 jaar.

Van Hove: Om een club te leiden moet je ervaring hebben, op alle gebied. De raad van bestuur van Club Brugge is in ’74 ingrijpend veranderd, toen een financiële groep rond mijnheer Van Maele de vereniging overnam. Diezelfde mensen zijn er nu nog. Er verandert dus niet zoveel. Maar wij zijn ons bewust van het gevaar, en zien hoe ook andere clubs ermee worstelen. Er moeten jongere mensen bij het bestuur betrokken worden, om geleidelijk de fakkel over te nemen. Bij Club zijn die er al, maar ze treden niet op de voorgrond. Ik stel wel vast dat vroeger de mensen zich gemakkelijk met hart en ziel voor een vereniging engageerden. Terwijl nu de afweging wordt gemaakt: hoeveel kost het mij, en wat levert het op? Ikzelf ben 61, ik voel me niet versleten. Maar als ik wegval, kan Jacques Denolf mijn rol overnemen. Net als voor je elftal, moet je ook voor je bestuur vervangers achter de hand houden.

Wordt u de nieuwe voorzitter?

Van Hove: Ik ambieer dat niet. Ik ben tevreden met de manier waarop ik nu functioneer. Het is mijn hobby, onder meer het zoeken van nieuw talent. Ik zou dus graag een deel van de taken die ik nu uitvoer, blijven verderzetten. Mocht men mij vragen om voorzitter te worden, dan hangt mijn antwoord af van de invulling van de functie. Een papieren titel trekt me niet aan.

Twee jaar geleden heeft Lierse de hegemonie van Anderlecht en Club Brugge doorbroken. Nu zou Racing Genk dat kunnen doen. Wordt het steeds moeilijker om de beste in België te zijn?

Van Hove: Vorig jaar zijn we met een straat voorsprong kampioen geworden. Maar je hebt seizoenen, zoals dit, waarin het allemaal tegenzit. Mocht Racing Genk de titel pakken, dan gun ik hen dat van harte. Zij hebben een fris geluid gebracht, Europees knap gepresteerd, en lange tijd erg goed voetbal gespeeld. Als het zo ver komt, zal ik hen gemeend feliciteren. Ondanks de wrijving die er is geweest over die anonieme brief waarin wij van beïnvloeding van de scheidrechters werden beticht. En ondanks insinuaties over mijn persoon uit Limburgse hoek.

Dat ging over uw positie als voorzitter van het sportcomité, dat onder meer de schorsingen oplegt. Zou het niet zuiverder zijn die functie op te geven om elke verdenking van partijdigheid de kop in te drukken?

Van Hove: Neen, want ik ben een eerlijk mens en ik sta recht in mijn schoenen. Ik heb me boos gemaakt over een artikel in het Belang van Limburg. Daarin werd voorspeld dat ik er in het sportcomité voor zou zorgen dat Domenico Olivieri van Racing Genk zwaar gestraft zou worden voor zijn rode kaart op Westerlo. Zodat hij de laatste en beslissende matchen zou missen. Dat zijn beschuldigingen die ik niet over mijn kant laat gaan. Ik ben twintig jaar lid van het sportcomité, ik beschouw dat als een eer, en ik heb daar nooit geoordeeld met het oog op Club Brugge. En we zijn met veertien, alleen bij zeven-zeven wordt mijn stem doorslaggevend.

Club Brugge is vorige week uit de profliga gestapt. Standard heeft u dat voorgedaan. Wil u de eigen televisierechten beheren?

Van Hove: Dat is niet de reden. Wij vinden dat in de profliga de solidariteit altijd van één kant komt. Dat de wedstrijd tegen Charleroi vervroegd werd naar vrijdag, twee dagen na een interland, terwijl ze op Canal Plus niet eens beslist hadden of ze hem wel zouden uitzenden, was de druppel die de emmer deed overlopen. En inderdaad, wij gaan niet akkoord met de verdeelsleutel van het televisiegeld. Het is niet normaal dat een ploeg die maar één keer wordt uitgezonden, evenveel ontvangt als een ploeg die negentien keer wordt uitgezonden. Met alle praktische beslommeringen van dien. Ik denk dat we met de grootste en populairste clubs aan tafel moeten gaan zitten om een ernstige sectie betaald voetbal te stichten. Maar niet een die geleid wordt door mensen van tweede nationale.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content