Op de grens tussen oud en nieuw trekt Michel D’Hooghe zich terug in bezinning. De voorzitter van Club Brugge wil vooral nadenken over manieren om de budgettaire slagkracht van zijn vereniging te verhogen.

Ook voor Michel D’Hooghe komt de mallemolen van de stress tijdens de eindejaarsperiode even tot stilstand. Hij bezoekt dan graag klassieke concerten of speelt thuis zelf piano. Musiceren is voor hem een bron van rust, een uitlaatklep voor de dagelijkse beslommeringen. Samen met literatuur. Michel D’Hooghe verdiept zich graag in de meest verschillende genres: wetenschap, psychologie of een roman, ook op zijn zestigste wil hij zichzelf zoveel mogelijk verrijken.

Michel D’Hooghe is een belezen en sociaal voelend man. Hij geniet van het leven en van zijn stad. Vanuit zijn herenhuis langs de Brugse reien maakt hij in de prille ochtenduren graag een wandeling door Brugge. Terwijl de nevelsluiers over het water verdwijnen, zoekt hij dan voeling met de mystiek en de rijkdom van dit cultureel erfgoed. Of denkt hij na over Club Brugge. De zorg voor het welzijn van blauw-zwart laat D’Hooghe ook de komende dagen niet los. De heenronde van deze competitie was voor de landskampioen een lange zoektocht naar het juiste concept. Dat zorgde voor wisselvallige resultaten. Maar op een moment dat de kloof met Europa steeds groter wordt, wil D’Hooghe vooral naar middelen zoeken om het budget van zijn club te verhogen. Daarover wordt er intern volop gedebatteerd. ‘Club Brugge’, zegt D’Hooghe strijdlustig, ‘brandt van de ambitie’. Ook al weet de voorzitter dat hij in het begin van het seizoen niet echt die indruk gaf.

MICHEL D’HOOGHE: Na de traditionele persconferentie voor het seizoen vonden velen dat ik zo weinig ambitie uitstraalde. Maar ik deed dat heel bewust. Na de aankondiging dat Jan Ceulemans naar Club Brugge kwam, ontstond er een sfeertje van: nu kan er niets meer mislopen, nu gaan we bij wijze van spreken Real Madrid en Manchester United op dezelfde namiddag van het veld vegen. Jan werd een beetje het slachtoffer van zijn populariteit. Terwijl ik wist dat het heel moeilijk zou worden. Uiteindelijk was de tweede ronde van vorig seizoen ook al niet zo briljant, er was sprake van een neerwaartse tendens. Bovendien verloren we een paar spelers, Timmy Simons voorop. Dat was jammer, maar je weet dat je tegenwoordig een speler die weg wil niet meer kunt tegenhouden. Bovendien is het zo dat je met een nieuwe trainer ook een nieuwe spelstijl ontwikkelt. Vandaar mijn voorzichtigheid. Ook al hebben we ons een paar duidelijke doelen gesteld: de Champions League halen, Europees overwinteren, en een hoofdrol spelen in het Belgische voetbal. Dat is toch gelukt. Daar ben ik blij mee, ook al is er die uitschakeling in de beker van België.

Het duurt erg lang voor de ploeg nieuwe patronen vindt. De overgang van een ‘schematicus’ als Trond Sollied naar de meer onbekommerde Ceulemans was bijzonder groot.

D’HOOGHE: Na vijf jaar Sollied was het echt tijd voor een stijlbreuk. Jan Ceulemans en Franky Van der Elst zijn samen met Marc Degryse mensen die de stijl van het huis kennen, dat is de reden dat ik die richting ben uitgegaan. Het had niets te maken met nostalgie. Ik heb me wat dat betreft altijd gespiegeld aan wat ik als jonge clubarts zag in Liverpool. Daar waren het de mensen die het bloed van het huis hadden, die het huis ook droegen. Dat is nu evengoed zo: mensen die het huis genegen zijn, zoals ook Dany Verlinden en René Verheyen. En we willen verder in die richting gaan. Met Gert Verheyen bijvoorbeeld. En met nog anderen.

Niettemin: de verandering is wel heel radicaal geweest.

D’HOOGHE: Misschien heeft dat wel punten gekost, ik weet het niet. Ik besefte wel dat we door zo’n overgangsperiode moesten, vandaar mijn voorzichtigheid voor het begin van het seizoen. Bovendien zijn we echt wel getroffen geweest door een lawine van blessures, pas na de jaarwisseling zullen we weer min of meer competitief zijn. En de nieuwe stijl van Jan Ceulemans begint steeds meer aan te slaan. We willen trouwens Europees een stap vooruit, ik denk dat we die nu al gezet hebben. Club Brugge is een ploeg geworden in Europa, ik merk dat meer en meer als ik in de FIFA kom. Trouwens, ik ben heel tevreden over de manier waarop Club zich als vereniging heeft ontwikkeld. Er is sprake van een goede structuur, en die moet ons toelaten verder te groeien.

Maar daarvoor moet het budget fiks worden opgeschroefd.

D’HOOGHE: Dat is op dit moment inderdaad onze grote zorg. Club Brugge leeft meer dan ooit. We speelden vorig seizoen tijdens de terugronde niet goed en toch zag je dat niet in ons abonnementenbestand. Sterker zelfs: we hebben meer abonnees dan ooit tevoren, 21.500 om precies te zijn. Meer kunnen we er nauwelijks verkopen. De economische groei hangt af van het sportief beleid, maar dat sportief beleid hangt ook af van de financiële mogelijkheden, dat is een wisselwerking. Kortom: als wij voor meer financiële armslag kunnen zorgen, dan zijn er meer sportieve mogelijkheden.

Hoe moet die grotere financiële armslag er komen?

D’HOOGHE: Daarover zijn we volop aan het brainstormen. Het punt is: binnen de huidige structuur van het stadion is alles volledig uitgebuit en uitgebaat. Alle loges zijn volzet, iedere meter publicitaire ruimte is ingenomen. We kraken in onze voegen. We werken nu op competitieniveau met een budget van zo’n achttien miljoen euro, en om dat te verhogen moet er een nieuwe ontwikkeling komen. Hoe we dat gaan doen, daar kan ik op dit moment weinig over zeggen. We hebben op verschillende werkvergaderingen allerlei pistes bekeken. Club Brugge is financieel gezond en dat gaan we zo houden. Maar om dat te bereiken, hebben we nog altijd de Champions League nodig. Al is het niet zo erg als drie jaar geleden. Toen leefde Club Brugge op een tijdbom. We moesten via uitgaande transfers en Europees voetbal compenseren wat we verloren in de competitie. Stel dat je drie jaar na elkaar niet Europees speelt en je elk contract tot het einde laat lopen, waar sta je dan?

Vandaag leven we niet meer op een tijdbom. Er is heel veel gesaneerd, ook in de omkadering, wat je natuurlijk niet populair maakt. Maar als bepaalde zaken niet efficiënt zijn, moet je ingrijpen. Daardoor zijn we een stuk gezonder. Maar we zijn nog niet break-even op competitieniveau. Als we Europees een paar keer kunnen doorstoten, creëren we mogelijkheden via de sportieve weg. Maar het zal vooral van een andere weg moeten komen. Qua catering bijvoorbeeld, zijn we heel beperkt. In de Champions League zouden we vier keer zoveel mensen eten kunnen geven. Wij moeten absoluut onze catering kunnen uitbouwen. Maar dat is maar één aspect.

Club Brugge wordt dus door zijn infrastructuur geremd. Moet er dan geen prioriteit worden gemaakt van de bouw van een nieuw stadion?

D’HOOGHE: Een logische vraag, ik wist dat u die ging stellen. Wat dat betreft gaan we eerst kijken naar de criteria die de UEFA in maart zal voorleggen om voetbal op Europees niveau te spelen. Beantwoorden wij daar vandaag aan? Kunnen wij eventueel aanpassingen doen? Alleen: de stad moet daar zeggenschap in hebben, Cercle ook, dat maakt het allemaal heel complex. Kan het allemaal op die plaats, moeten we naar een andere locatie zoeken? Ik moet u het antwoord schuldig blijven. Ik kan u alleen zeggen dat het bij ons een thema is.

Als u de publicitaire mogelijkheden ten volle wilt benutten, kan dit niet in dit stadion.

D’HOOGHE: Tenzij we aanpassingen kunnen doen. Maar het is zo moeilijk om dat te zeggen, want het stadion is niet van ons. Als u me zou vragen wat nu de oplossing is, dan kan ik u alleen maar zeggen: afspraak binnen een maand of drie, vier. Dan weten we ook meer over de criteria van de UEFA.

Is het niet frustrerend dat u voelt dat uw vereniging leeft, maar dat de beperkte accommodatie de uitbouw ervan verhindert?

D’HOOGHE: Het is evident dat wij ons een beetje versmacht voelen. Wij zouden in alle opzichten gediend zijn met een stadion met meer mogelijkheden. Ook voor de supporters. We zitten vrijwel aan ons maximum qua abonnementen, omdat de andere beschikbare plaatsen in de hoeken niet overdekt zijn. De dag dat wij meer comfort kunnen bieden, gaan we ons abonnementenbestand nog ruim uitbreiden, dat is mijn heilige overtuiging. Er is veel potentieel. Club Brugge heeft zich enorm ontwikkeld de afgelopen jaren, het werd een van de grote merknamen in België. Daarom moeten we iets veranderen. Maar de vraag is: in welke richting? Dat zijn we dus volop aan het bekijken.

Waar we zeker verder veel aandacht aan willen besteden is ons jeugdbeleid. Op dit moment investeert Club Brugge vijftig miljoen frank in de jeugd. Er zijn dit seizoen weer enkele jongeren doorgebroken. En bij de UEFA’s hebben we iemand van zestien jaar die onvoorstelbaar aan het groeien is, hij speelt al bij Club sinds zijn zevende. Dan heb je goed gewerkt. Alleen: die jongen wordt nu al gevolgd door scouts van Chelsea. Dat gaat zo. Hoeveel Belgische jeugdspelers zijn er aangesloten bij PSV? Meer dan honderd. Dan stel je je vragen. En dan zeg ik: de politiek schiet tekort. Als ze ons vragen aan jeugdbeleid te doen, moeten ze ons daarvoor ook een zin geven. Ik ben voor jeugdbeleid, begrijp me niet verkeerd. Maar als het alleen maar is om de besten naar het buitenland te laten vertrekken zonder de minste compensatie… Er zijn tegenwoordig clubs die meer geld steken in scouting dan in jeugdwerking, dat is aangepast aan de realiteit van vandaag, maar het is niet gezond. Daar moet iets gebeuren, daar moet de politiek mee bezig zijn.

Intussen wordt de kloof met het buitenland steeds groter.

D’HOOGHE: Ja, maar dat is niet de schuld van de Belgische clubs. Ik moet altijd lachen als ik industriëlen hoor zeggen dat ze hun club gaan leiden zoals een bedrijf. Voetbal is een heel andere materie, voetbal is in de eerste plaats een zaak van mensen. Een bedrijfsleider leidt natuurlijk ook mensen, maar via zijn machines. En de machines in de voetbalsport, dat zijn mensen. Dat die achterstand met het buitenland steeds groter wordt, komt door de televisie. Juventus Turijn heeft veertig keer meer televisie-inkomsten dan Club Brugge. Ik heb altijd gezegd: televisie is de keizer van het voetbal. Club Brugge moet nog altijd vijftig procent van zijn inkomsten halen uit de kaartjesverkoop en de abonnementen. Bij de grote clubs is dat hooguit vijftien procent. Wat kan het Juventus schelen dat er maar 10.000 man was tegen Club Brugge? We zijn er door de verhoogde televisiegelden natuurlijk op vooruitgegaan, maar als we dat vergelijken met Juventus, dan praten wij over honderd miljoen Belgische frank en zij over vier miljard frank. Wij kunnen maar uitgeven wat we binnenkrijgen.

Om Europees een rol te spelen, moet je het budget verdubbelen.

D’HOOGHE: Tenminste. Maar zover zijn we nog lang niet.

Moet er dan niet naar andere middelen worden gezocht? John Cordier richtte destijds een investeringsfonds op, hij beschouwde spelers als aandelen en trok KV Mechelen in een paar jaar vanuit tweede klasse naar winst in de Europacup voor Bekerwinnaars en het kampioenschap.

D’HOOGHE: Dat is niet de weg die Club Brugge wil bewandelen. Als wij een engagement aangaan, dan is dat op basis van zekerheden. Anders slaap ik echt niet meer. Ik wil een vereniging die financieel goed onderbouwd is. De tijd van de avonturiers in het Belgische voetbal is voorbij. Al komen ze nu misschien op andere manieren binnen. Ik maak me op dit moment heel veel zorgen over die gokaffaires. Er zijn weer figuren in ons voetbal geslopen die misbruik hebben gemaakt van het feit dat sommige clubs hen als een laatste reddingsboei beschouwen. Als er één ding is dat het voetbal moeten blijven behouden, dan is dat geloofwaardigheid. Ik vind het heel terecht dat de Duitse scheidsrechter Robert Hoyzer zwaar is gestraft, hij heeft de basis van het voetbal aangetast.

Andere clubs, zoals Beveren, leggen hun lot in handen van buitenlanders.

D’HOOGHE: Ik wil dat niet veroordelen. In Europa zie je overal supermagnaten opduiken die clubs overnemen, maar naar mijn gevoel wel de ziel uit de vereniging rukken. Ook dat is niet de filosofie van Club Brugge. Al besef ik wel: als je een waanzinnige financiële slag kunt slaan en je moet in ruil daarvoor de eigenheid van je clubs prijsgeven, dan is dat een groot moreel probleem.

De gigantische achterstand met Europa, zo hebt u altijd beweerd, is er vooral gekomen door de overheid.

D’HOOGHE: Dat is zo. België heeft geen sportcultuur. En zolang de minister van Sport de sport aangewezen zal krijgen als derde aanhangsel… Ik heb dat toch meegemaakt tijdens Euro 2000. Drie dagen voor de eerste match hoor ik op de radio een minister de bevolking waarschuwen voor de nieuwe ziekten die het land zouden binnenkomen. Maar niemand moest zich zorgen maken, de bloedbanken waren goed voorzien. In die atmosfeer ben ik aan Euro 2000 moeten beginnen. En dan is er een politiecommissaris die, nota bene in Knack, zegt: ‘Ze gaan de Rolling Stones in een parochiezaal ontvangen.’ Terwijl ik tien jaar van mijn leven heb gegeven om Euro 2000 naar België te halen.

Om u maar te zeggen hoe de teneur van de overheid was. Indien ik Jean-Luc Dehaene niet had gehad als eerste minister, waren we er nooit uitgekomen. Want hij is met alle partijen, en dat waren er nogal wat, rond de tafel gaan zitten om te zien hoe we de problemen rond het nationaal stadion in functie van Euro 2000 konden oplossen. En dan beweert men nu: ‘Men heeft met dat stadion half werk gedaan.’ In de politieke cultuur van dit land, die niet sportgericht is, was ik al blij dat ik een oplossing had. Het was op dat moment al uitzonderlijk dat ik dat bereikte. Als je dan ziet wat Portugal vier jaar later realiseerde, met een bevolking die sociaal zeker niet verder staat dan België… Zij hebben nu een infrastructuur waarmee ze de komende vijftig jaar op hun gemak zijn, daar is sprake van een andere politieke cultuur.

Wat doet de minister hier? Ze gaan ’s zondags een televisiemagazine maken voor de niet-populaire sporten. Dan zie je twee badmintonspelers, de bevolking ligt waarschijnlijk al te wachten. Ik heb niets tegen andere disciplines, maar het is niet daarmee dat je de sport helpt. Sport is een fantastisch middel voor veel verwezenlijkingen in de maatschappij, denk maar aan integratie. Er worden grote theorieën over integratie verkondigd, maar bestaat er een beter middel dan de lokale voetbalclub?

Inmiddels bent u alweer drie jaar voorzitter van Club Brugge.

D’HOOGHE: Ik moet zeggen dat ik een tevreden man ben. Als je drieëndertig jaar leiding geeft in het topvoetbal, ben je gelouterd. Zeker na een toernooi als Euro 2000, waarin ik heel veel verantwoordelijkheid heb moeten opnemen. Ik heb me nadien vaak afgevraagd: wat was er gebeurd indien het daar was misgelopen? Er waren vele redenen om dat voorzitterschap van Club Brugge niet te aanvaarden. Er was er één om het wel te doen: die van het hart. Ik voel me nu op mijn zestigste jonger dan op mijn vijftigste, ik heb nog nooit zo ervaren dat het leven de moeite waard is als nu.

We gaan proberen met Club Brugge iets uit te bouwen. Maar op de ons eigen, voorzichtige, realistische manier. Als de voorzitter van Oostende zegt dat er in zijn stad geen kabeljauw naar het voetbal komt kijken, dan geldt dat eigenlijk ook voor ons. We zitten tenslotte niet zo ver van de kust. Ons economisch hinterland is zeer beperkt, er zijn in België steden met veel meer financiële en economische mogelijkheden. En wat me tegenover het buitenland frappeert, is dat die voorzitter van een klein clubje in België een gezonde ver- eniging bestuurt. Er zijn veel clubs die veel meer geld binnenkrijgen, maar toch allemaal in het rood staan.

Michel D’Hooghe (60)

Doctor in de geneeskunde.

Hoofd van de afdeling fysieke revalidatie in het Brugse AZ Sint-Jan.

Tot 1987 clubarts bij Club Brugge.

Van 1981 tot 1987 voorzitter van de profliga.

Van 1987 tot 2001 voorzitter van de Belgische Voetbalbond.

Sinds maart 2003 voorzitter van Club Brugge.

Sinds 1988 voorzitter van de medische commissie van de FIFA.

‘Ik voel me nu op mijn zestigste jonger dan op mijn vijftigste, ik heb nog nooit zo ervaren dat het leven de moeite waard is als nu.’

Door Jacques Sys

‘Mensen die het bloed van het huis hebben, moeten het huis dragen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content