‘Het gevangeniswezen is een bedrijf in moeilijkheden’ zegt John Vanacker, directeur-generaal van de federale overheidsdienst voor de Uitvoering van Straffen en Maatregelen.

Het verslag van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling (CPT) was vorig jaar alweer niet mis te verstaan.

In de gevangenis van Andenne, aldus het Comité, is sprake van afpersing en chantage tussen gedetineerden, die ondanks ‘ l’option zéro’ binnensmokkelen wat zij willen. In de disciplinaire vleugel van Lantin laten de materiële levensomstandigheden nog altijd te wensen over, onder andere door het gebrek aan ventilatie en daglicht. In de gevangenis van Antwerpen worden door de overbevolking zowel de activiteiten als de slaapgelegenheden beperkt. Zo moeten er nog steeds een aantal gedetineerden op een matras op de grond slapen. Het CPT herinnert er nochtans aan dat overbevolking geen reden mag zijn om af te wijken van de regel één man, één bed. In Antwerpen is ook de medische zorg ondermaats. De arts handelt er 32 patiënten af in 40 minuten en voor de 69 geïnterneerden in de psychiatrische afdeling – waar nota bene slechts 17 plaatsen zijn – is er amper 1 psychiater met een opdracht van 6 uur per week.

Het zijn maar enkele voorbeelden van de misstanden die het CPT in 2002 aan de kaak stelde. Zoals gebruikelijk beloofde minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) beterschap, maar het laat zich raden dat het volgende CPT-rapport in opdracht van de Raad van Europa niet veel opbeurender zal zijn.

Intussen hebben een aantal binnen- en buitenlandse experts, met de steun van de Koning Boudewijnstichting, eind vorig jaar de situatie van zo’n 1200 geestesgestoorde delinquenten in de Belgische gevangenissen onder de loep genomen. Alweer tot groot ongenoegen van de minister van Justitie. Want zoals een Amerikaans deskundige verklaart ‘heersen in Belgische instellingen toestanden een West-Europees land in de 21e eeuw onwaardig. Sommige wantoestanden lijken mij zelfs middeleeuws. Dit schept significante problemen inzake mensenrechten (…) Op sommige plaatsen wordt medicatie in de eerste plaats gebruikt om patiënten lam te leggen, terwijl de meeste landen dergelijke praktijk hebben afgezworen (…) Iemand isoleren omdat hij/zij niet wil worden behandeld, is in de meeste landen zelfs verboden, maar in België toch courant’ ( Knack 22/1/03).

Twee dagen na dit verhaal gingen de Gentse cipiers in staking uit protest tegen de levensomstandigheden van de geesteszieke gedetineerden in Gent: 17 bedden voor 112 geïnterneerden, te midden van de andere 288 gedetineerden voor wie ook al te weinig cellen en bedden zijn. Sindsdien hebben de stakingsacties van het penitentiair personeel zich uitgebreid tot andere gevangenissen – steeds uit protest tegen de overbevolking en de laksheid van justitie.

John Vanacker (44) had zich een rustiger start kunnen voorstellen. Hoewel. Sinds juli vorig jaar is hij directeur-generaal van de strafinrichtingen en directeur-generaal van de nieuwe directie-generaal voor de uitvoering van vrijheids- en niet-vrijheidsberovende straffen en maatregelen van de federale overheidsdienst (FOD) Justitie. Voordien was hij directeur van de gevangenissen in Mechelen, Leuven (hulpgevangenis) en Tongeren en in 1999 werd hij regionaal directeur van de gevangenissen in Vlaanderen.

Sinds de jongste stakingsgolf op 5 februari in Sint-Gillis op gang kwam (en vervolgens oversloeg naar Vorst, Antwerpen en elders), hebben minister Verwilghen en de regering de intussen bekende maatregelen genomen. ‘Maar daarmee’, zegt John Vanacker, ‘lossen wij het probleem van de overbevolking niet op. Wel proberen we de druk van de ketel te laten. We zitten bijvoorbeeld met een toenemend aantal mensen (ruim 40 procent van de gevangenispopulatie) in voorlopige hechtenis. Hun toevloed wordt niet bepaald door het directoraat-generaal, maar door onderzoeksrechters en rechters in raadkamers en kamers van inbeschuldigingstelling. Precies daarom kampen vooral de arresthuizen van onder andere Vorst, Sint-Gillis, Antwerpen, Jamioulx en Namen met overbevolking (zie tabel). Dat betekent ook dat we alleen kunnen inwerken op het aantal al veroordeelde gedetineerden. Zo probeerden we in het paasweekend zoveel mogelijk gevangenen van Sint-Gillis over te brengen naar andere inrichtingen, zodat we gedetineerden van Vorst naar Sint-Gillis kunnen verhuizen. Het gaat dan om gedetineerden die straffen opliepen tot drie jaar en één jaar voor het einde van hun straf zijn. Deze eenmalige operatie was goed voor zo’n 150 gedetineerden minder. Een tweede maatregel betreft gedetineerden die vanaf nu een straf van hoogstens zes maanden oplopen. Zij worden voorlopig in vrijheid gesteld. Tussen 16 april 2002 tot 16 april 2003 telde deze categorie 1877 gedetineerden. Hoeveel er dat in de toekomst worden, weten wij niet. Hoe dan ook, de minister van Justitie heeft aan de parketten-generaal gevraagd deze straffen voorlopig niet meer uit te voeren.’

Kan de regering, zeg maar de uitvoerende macht, zomaar vonnissen en arresten van de rechterlijke macht naast zich neerleggen door opgelegde straffen niet meer uit te voeren?

JOHN VANACKER: Dat is een vraag waar ook ik mee worstel. Bij de magistratuur groeit trouwens de weerstand tegen dit soort maatregelen. Maar we kunnen de vraag ook anders stellen: hoe past dit soort korte straffen in een globale penitentiaire politiek? Door dergelijke invrijheidstellingen kunnen meteen ook tientallen gedetineerden onder elektronisch toezicht van hun enkelband bevrijd worden. Die kunnen we dan aan anderen doorgeven zodat de overbevolking in de gevangenissen weer vermindert. Deze doorschuifoperatie is onlangs gestart. Want laten we duidelijk zijn: niettegenstaande al deze maatregelen blijven we met nog meer dan 9000 gedetineerden zitten voor amper 8000 celplaatsen. De vrijheid van rechtspraak impliceert echter geen ongebreidelde aanwending van reeds schaarse middelen ter uitvoering van straffen en maatregelen. De gezondheidszorg stelt ons vandaag voor hetzelfde probleem, al heeft niemand het gevoel dat de discussie over de aanwending van de middelen een goede gezondheidszorg hypothekeert.

Veel gevangenen moeten nog altijd een cel met iemand delen, hoewel de Raad van Europa al jaren voor elke gevangene een aparte cel vraagt.

VANACKER: Gevangenissen als Merksplas bijvoorbeeld hebben kamers voor vier. Die kamers mogen nog zo groot zijn, ze zullen altijd voor problemen zorgen. Zelfs Nederland blijft daarvan niet gespaard. Niettegenstaande daar de voorbije tien jaar bijkomende gevangenissen werden gebouwd om precies elke gedetineerde zijn eigen cel te gunnen, telt Nederland nu ongeveer 14.000 celplaatsen en wordt er, door capaciteitsgebrek, overwogen meer dan één gedetineerde per cel te plaatsen. De ironie van de geschiedenis wil dat het Nederlandse gevangeniswezen ons nu vraagt hoe het met twee gedetineerden in één cel moet.

Wat mogen wij verwachten van de tweede reeks maatregelen die de ministerraad op vrijdag 25 april heeft goedgekeurd?

VANACKER: Wij kunnen het aantal gedetineerden onder elektronisch toezicht opdrijven van 260 tot 450, mits er extra voorzieningen komen. Wij vragen de Dienst Vreemdelingenzaken ervoor te zorgen dat de illegalen, die nu in Belgische gevangenissen verblijven, zo snel mogelijk naar centra voor illegalen zouden verhuizen of teruggestuurd worden naar hun land van herkomst. En dan is er nog een groep van gedetineerden die op basis van bilaterale akkoorden met vooralsnog acht Oost-Europese staten in die landen verder vervolgd, berecht en desnoods gestraft kunnen worden.

Zijn dat structurele maatregelen?

VANACKER: Dat kunnen we moeilijk beweren. Ook de collectieve gratieverleningen en de rondzendbrieven waarmee de opeenvolgende ministers van Justitie telkens weer duizenden gestraften de gevangenis lieten verlaten, waren geen structurele maatregelen. Professor Sonja Snacken en haar medewerkers, en de docenten Kristel Beyens en Hilde Tubex (VUB) uiten al jaren kritiek op het Belgische penitentiair beleid. Zij noemen dit een stilstandbeleid. Er worden met andere woorden in principe geen gevangenissen bijgebouwd, maar er wordt ook geen politiek gevoerd die de vrijheidsberoving problematiseert of opvang voorziet voor gedetineerden die in wezen niet in de gevangenis thuishoren. Denk aan gedetineerden met psychische problemen, geïnterneerden, illegalen enzovoorts.

En zodra er in België dan toch nieuwe gevangenissen worden gebouwd zoals in Andenne, in Ittre en straks in Hasselt, raakt het plaatsgebrek nog niet opgelost. Het aantal gedetineerden blijft de beschikbare celcapaciteit overstijgen. Zo krijg je wat professor Snacken ‘de schaarste’ noemt en waarmee de magistratuur rekening zou moeten houden. Tijdens het paasweekend hebben wij in Lantin 22 gevangenen vrijgelaten, maar er kwamen er prompt 18 nieuwe binnen. De gevangenis van Vorst telt gemiddeld een tiental nieuwe arrestanten per dag. We kunnen daar allerhande verklaringen voor vinden in de internationalisering en de schaalvergroting van de criminaliteit, maar die lossen de problemen in de gevangenissen niet op. De voorlopige hechtenis in het kader van een gerechtelijk onderzoek kan bijvoorbeeld niet vervangen worden door elektronisch toezicht zonder een wijziging van de regelgeving ter zake. Ook het aanbod van alternatieve straffen is al vlug uitgeput. Intussen wordt de druk op de ketel steeds weer opgedreven. Zolang er niet structureel wordt ingegrepen, zullen de gevangenissen de grootste moeite hebben om in voldoende capaciteit te voorzien. Zo is en blijft het Belgische gevangeniswezen een bedrijf in moeilijkheden.

Hoe zag u de toestand sinds 1985 als gevangenisdirecteur verslechteren?

VANACKER: De sociale onrust in de gevangenissen is de voorbije jaren dermate toegenomen dat niemand nog kan zeggen dat er geen structurele problemen zijn. De gevangenissector kwam totnogtoe vooral ‘anekdotisch’ in het nieuws. Een crisis wordt dan uitvergroot, maar zodra ze zogezegd is opgelost, verslapt de aandacht voor de sector weer.

Wat denkt u van het SP.A-voorstel om de wet-Lejeune af te schaffen en straffen voortaan niet reduceerbaar te maken?

VANACKER: Ongeacht de vraag naar de visie die achter dit voorstel schuilt, vraag ik mij vooral af waarom dergelijk voorstel, dat enkele jaren geleden al eens door anderen gelanceerd werd, nu ineens weer opduikt. Het wordt bovendien uitkijken of de politici ook na de verkiezingen nog evenveel aandacht voor het gevangeniswezen zullen hebben.

Zien buitenstaanders de gevangenissen liever als vergeetputten dan als inrichtingen van resocialisatie?

VANACKER: Weinigen stellen de vraag naar de zin van de straf in de samenleving, naar de toekomst van het penitentiair beleid, naar de begeleiding van de gedetineerden met het oog op hun resocialisatie en naar de middelen die daarvoor nodig zijn. En als er in het verleden al prioriteiten werden gesteld, betroffen die eerst een strengere aanpak van drugsdelicten, daarna van geweldmisdrijven en nu van seksueel delinquenten. Tegelijk groeide wel begrip voor de noden van de drugsverslaafden, de geïnterneerden en de gedetineerden met psychische problemen. Maar ook dat heeft vooralsnog niet tot de nodige investeringen geleid. Zo ontaarden fundamentele discussies tot gebakkelei over materiële middelen.

De aloude cipier werd ‘penitentiair beambte’ maar uiteindelijk is ook hij of zij het slachtoffer van de wantoestanden achter de tralies.

VANACKER: De sociale onvrede is deels te wijten aan de gebrekkige infrastructuur in een aantal inrichtingen. Tegelijk is het membraan dat gevangenissen van de samenleving scheidt soms zo dun dat er wederzijdse beïnvloeding is. Het zelfbewustzijn van de penitentiaire beambten is zeker gegroeid naarmate zij beseffen dat ook zij een aantal eisen kunnen afdwingen.

De gedetineerden van hun kant zitten gekneld tussen de eisen van hun bewakers en het effect daarvan op het leven in de cel. Gedetineerden voelen zich tijdens syndicale acties van de penitentiaire beambten aan hun lot overgelaten en onmachtig. Zij voelen zich meer dan ooit afgesneden van de buitenwereld. De vraag dient zelfs gesteld in hoeverre vakbondsacties dit soort spanning kunnen opdrijven, ongeacht de legitimiteit van hun eisen.

De politiek verantwoordelijken moeten wel beseffen hoe gevaarlijk het sluipgif is dat overbevolking en syndicale acties met zich brengen. En dit geldt niet alleen in verouderde inrichtingen. Precies daarom mogen we niet alleen oog hebben voor de materiële eisen van de penitentiair beambten. Er moet ook meer geïnvesteerd wordt in de kwaliteit van hun werk, onder andere door hen beter op te leiden. Niet alleen de cipiers, maar ook het medisch personeel in de gevangenissen, de gevangenisdirecteurs, de psychosociale diensten en de justitiehuizen vragen trouwens om erkenning van hun maatschappelijke opdracht.

Kan de Copernicushervorming enig soelaas brengen?

VANACKER: Via het managementsplan dat in het kader van de Copernicushervorming werd opgemaakt, proberen wij de strafuitvoering te optimaliseren en te professionaliseren. Drie van de zeven strategische doelstellingen betreffen de uitvoering van straffen en maatregelen. Ten eerste beogen we samenwerking met alle partners, onder wie de magistraten en de hulpverleners die bij de strafuitvoering betrokken zijn. De Vlaamse gemeenschap investeert in hulp- en dienstverlening aan gedetineerden. Wallonië minder. Ten tweede willen wij penologische concepten uitwerken om na te gaan waar wij met bepaalde straffen heen willen. Ten derde moeten wij werken aan concepten die de rechtspositie van de veroordeelde zowel in als buiten de gevangenis omschrijven, zodat iedereen zijn rechten en plichten kent.

Mocht Justitie nu eens de drugsverslaafden en de psychiatrische patiënten vanuit de gevangenissen overbrengen naar gespecialiseerde centra, dan zouden niet alleen de overbevolking maar ook de problemen van die mensen misschien opgelost raken.

VANACKER: Eind januari liet Knack uitschijnen dat mijn directoraat-generaal weinig aandacht besteedt aan de problematiek van de internering. Niets is minder waar. Wel zal de volgende regering oplossingen moeten uitwerken, want het is juist dat de geïnterneerden, die nu bijna acht procent van de gevangenispopulatie vertegenwoordigen, in wezen niet in gevangenissen als die van Merksplas, Turnhout, Antwerpen of Gent thuishoren omdat wij daar niet de vereiste zorg kunnen garanderen. Ook voor hen is er een verschil tussen Vlaanderen en Wallonië.

Justitie zal enerzijds moeten investeren in de verdere opvang van patiënten die grote risico’s meebrengen, maar anderzijds zal de opnamebereidheid van andere instellingen moeten vergroten. En daarmee wil ik onze overbevolking niet afwentelen op andere instellingen, maar wel zorgen voor de professionele omkadering waar ook geïnterneerden recht op hebben. Bovendien krijgen we steeds meer gedetineerden met acute psychiatrische problemen die met geïnterneerden niks vandoen hebben. In de toekomst verwachten we dat 10 tot 12 procent van de gedetineerden ook psychiatrische hulp zal behoeven, terwijl we nu al problemen hebben om gepast personeel aan te trekken en te betalen. Intussen wordt wel het blazoen van Justitie besmeurd.

Ook de opvang van drugsverslaafden in en buiten de gevangenis verschilt van regio tot regio. Mochten wij alvast de middelen krijgen om onze maatschappelijke opdrachten naar behoren uit te voeren, dan zou er eindelijk minder geschimpt worden op het gevangeniswezen. Ook daar zou de samenleving wel bij varen.

De volgende parlementaire meerderheid zal hoe dan ook de wetsontwerpen, die al jaren in de kamercommissie van justitie zijn ingeleid, moeten afwerken. Zo kan ze de rechtspositie van de gedetineerde in en buiten de gevangenis regelen én de overbevolking in de gevangenissen wegwerken én de penitentiaire capaciteit optimaliseren.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content