De Amerikaanse president Bill Clinton reisde in China van succes naar succes, tussen de mijnenvelden door. Hoe dat mogelijk was.

Het was wellicht het belangrijkste bezoek aan China dat een Amerikaanse president in tijden afgelegd had. En als men de gewichtigheid van het gebeuren aan de omvang van ’s presidents gevolg moest afmeten: er waren vijf kabinetsleden, zes Congresleden, tweehonderd journalisten, vijfhonderd stafleden, tien limousines, de first lady en dochter Chelsea. En dat is dan wellicht de geheime dienst niet te na gesproken. Toch was het spel niet bij voorbaat gewonnen. Ondanks alle hulp, die hij natuurlijk wel gehad heeft, zijn er een paar typische talenten van Bill Clinton aan te pas gekomen om de reis tot het oorverdovend succes te maken dat die tweehonderd journalisten en hun collega’s die er al waren, ervan geschilderd hebben.

Clinton was immers de eerste Amerikaanse president die de Chinese Volksrepubliek bezocht sinds de fatale gebeurtenissen van de vierde juni 1989, het bloedbad bij het Tienanmenplein in Peking, de tanks die de beweging voor democratie oprolden, de talloze, nog steeds geheim gehouden doden. De toenmalige president George Bush had, te midden van het algemene internationale protest, een geheime boodschapper naar Peking gestuurd om te beletten dat de relaties tussen China en de VS helemaal afgebroken werden – en Bill Clinton had Bush daar toen nog op aangevallen, wegens dat “kowtowen” voor dictatoriaal China. Het feit dat iedereen dat nog wist, maakte de zaak niet gemakkelijker, zeker niet toen bleek dat de Chinezen Clinton op het Tienanmenplein zelf wilden ontvangen. Gezien het politieke klimaat in Washington zelf, waar nog volop gepraat wordt over weer een ander schandaal – de beschuldiging dat geld uit China of omstreken op een of andere manier in Clintons verkiezingsfondsen zou geraakt zijn – en de gevoeligheid van de problemen in het Chinese bereik zelf, vond menig expert het bezoek een waagstuk.

De opluchting zal des te groter geweest zijn in het kamp van de regering-Clinton, ook al hoort men nu wel dat de Chinese tegenhanger, president Jiang Zemin, zo opgetogen van zijn eigen bezoek aan de VS was teruggekomen dat hij het een zaak van eer gevonden had Clinton op dezelfde termen in China te onthalen. Wel wetende, wellicht, dat hij daar ook beter bij zou worden. WasJiang lange tijd niet de man die afgeschilderd werd als een “zwakke overgangsfiguur” na de dood van de kleine Deng Xiaoping? En werd hij nu niet de hemel ingeprezen door de baas van het machtigste land van de wereld zelf? Decorum telt, in China.

De opluchting was zelfs zo groot dat het belang van dit alles ook wel een beetje overdreven werd. Een CNN-commentator kon men horen stellen dat de VS en China de twee “machtigste landen ter wereld” waren: met name Japan zal daar wel van opgekeken hebben, om maar in de regio te blijven.

STRATEGIE OP TERMIJN

Op dezelfde manier, zij het niet zo flagrant misschien, moet men de uitspraken over de nieuwe “strategische verstandhouding” tussen China en de VS met een korrel zout nemen. Natuurlijk is er een soort verstandhouding tussen de twee landen, en aangezien ze allebei groot en ambitieus zijn, is die ook strategisch. Maar tot nader orde heeft China, wat de rechts-conservatieve bollebozen in het Amerikaanse Congres daar ook van zeggen, veel meer werk met z’n eigen problemen dan met die van het omliggende buitenland, en zelfs als alles goed gaat, zal dat in een eerste fase alleen maar verergeren. Het agressieve China van een jaar of twee geleden, dat riffen in de Zuid-Chinese Zee inpikte en met raketten bezig was in de Straat van Taiwan, teneinde de buren te intimideren, en twee Amerikaanse eskaders met vliegdekschepen zag komen, is sinds een jaar of wat weer veel kalmer geworden en lijkt het, zeker sinds de terugkeer van Hongkong op 1 juli vorig jaar, overwegend weer in beheerste diplomatie gezien te hebben. Daarbij kan men in het – zeer onsamenhangende – debat tussen militaire experts over de modernisering van het Chinese leger nu ook stemmen luider horen worden die zeggen dat China zelfs na de huidige modernisering nog niet echt voldoende leger heeft om zichzelf te beschermen, laat staan om iemand aan te vallen.

Met andere woorden, de dag is nog ver waarop de Chinese Volksrepubliek in de reële Amerikaanse schema’s de strategische – economische, politieke, zelfs militaire – rol kan overnemen, zelfs als iemand dat zou willen, die momenteel nog altijd door Japan gespeeld wordt. China is met wat geluk een regionale grootmacht in wording, die des te belangrijker is vanwege de enorme demografie van 1,2 miljard Chinezen. Maar een supermacht is het nog niet, en een nieuw Japan ook niet.

En het heeft natuurlijk nog steeds een aantal kwalijke trekken. Er is de kwestie van de mensenrechten: politieke gevangenen die slavenarbeid doen in de laogai-kampen, onbestaande rechtszekerheid, onbestaande democratie, de willekeur van een verkruimelende dictatuur, waarin de dienst wordt uitgemaakt, voor de helft nog door een losgeslagen partijapparaat, voor de andere helft door lokale, al dan niet militaire, potentaten. Er is de buitenlandse kwestie: de aanspraken op Taiwan, de Tibet-politiek. Er is de non-proliferatiekwestie: de Volksrepubliek heeft lang geweigerd het Non-proliferatieverdrag te ondertekenen, en wordt ervan verdacht en beschuldigd nucleaire knowhow en rakettechnologie verkocht te hebben aan alle pariastaten die ze hebben en betalen wilden. Kort geleden heeft China het verdrag ondertekend, maar men hoort dat Peking niet al zijn ondernemingen terzake helemaal in de hand heeft, en ook dat de recente Pakistaanse kernexplosies, als antwoord op de Indiase, niet mogelijk waren geweest zonder Chinese inbreng.

Washington kijkt, met strakke blik, naar Peking in deze aangelegenheden, in de hoop dat zachte druk en conversaties over lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) de Chinezen tot samenwerking zullen brengen om althans een kernwapenwedloop in Oost-Azië tot staan te brengen. Maar zelfs voor dat WTO-lidmaadschap is China toch nog erg protectionistisch ingesteld, niet klaar, zeggen de handelsspecialisten.

VIJAND NUMMER EEN

Er valt met China dus over een hoop dingen te praten. Maar zeggen dat alles koek en ei is tussen de oude maoïstische citadel en haar voormalige “vijand nummer één”, is een schromelijke overdrijving.

Mede daarom is de vooruitgang zo goed zichtbaar. En het onthaal dat Clinton ten deel is gevallen, illustreert dat ten volle. Nooit heeft een vreemd, voorheen vijandig staatshoofd, via de tv de Chinese bevolking mogen toespreken. Nooit heeft een Chinese keizer, koning of president zich verwaardigd openlijk het debat aan te gaan, als gelijke, met een buitenlandse tegenhanger. Nooit, zo lang de tv bestaat, hebben de Chinezen van een buitenlandse president kritiek op de Chinese politiek op het scherm kunnen horen en zien. En dat was het, zelfs voor het Amerikaanse gevolg, zeer onverwachte geschenk van Jiang Zemin aan Bill Clinton: rechtstreeks uitgezonden toespraken van Clinton, onder andere voor de studenten in Peking; een rechtstreeks tv-debat tussen Jiang Zemin en Clinton, waarbij Jiang, zegt men, er zelfs plezier in begon te krijgen; openbare debatten met het publiek, waar Clinton altijd al zo onklopbaar in was; en een echte persconferentie, op z’n Amerikaans, met Jiang. En in dit alles, waardig en bedaard, kritiek op het bloedbad van 1989, uitgesproken op het Tianmenplein zelf – en Jiang die aanhaalde dat China, zonder de tanks van juni 1989, nu ook niet zou gestaan hebben waar het staat. Niet dat hij de tanks verdedigde was een unicum, maar wel dat hij op de kritiek wou antwoorden. En een verdediging van de democratie, en van de mensenrechten. En een kritiek op de Chinese Tibet-politiek, en een aanmaning aan Jiang, dat hij met de dalai lama moet praten, “een eerlijk man, en ik ben er zeker van, president Jiang, dat u een conversatie met hem erg zou appreciëren.”

Zodat ook Bill Clinton bij het sluiten van de feestelijkheden Jiang Zemin met een cadeautje kon verrassen: negen dagen rondreizen in het Middelste Rijk sloot hij af met de lof van de Chinese president, die hij “een visionair met een buitengewoon intellect” noemde, die China behoedzaam op de weg naar meer politieke vrijheid leidt. Democratie dan, binnen vijftig jaar of nog vroeger? Zeker, moet Bill Clinton gezegd hebben, maar het tijdstip willen voorspellen is hachelijk. Even hachelijk als willen voorspellen wanneer een vrouw tot president van de VS verkozen wordt.

Groot succes dus, iedereen tevreden. Maar strategische veranderingen? Ooit misschien wel eens, maar nu allicht nog niet.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content