‘Sorry, maar het interview mag niet gepubliceerd worden. Anders word ik ontslagen. De minister wil niet dat het verschijnt. Ik hoop dat u mijn positie begrijpt.’ Het is vrijdagmiddag, aan de telefoon klinkt de stem van Fons Leroy, kabinetschef van Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme Renaat Landuyt (SP.A).

Even de context. Fons Leroy werd onlangs door dit blad geïnterviewd over de hoge werkloosheid bij allochtonen. Leroy is al vijftien jaar bezig met minderheden op de arbeidsmarkt, en had dus interessante dingen te vertellen. U zult die niet in dit blad lezen: een ontslag willen we niet op ons geweten hebben. Natuurlijk wist Leroy dat hij niet over het kabinetswerk mocht praten – dat was de afspraak die hij vooraf met zijn baas had gemaakt. Om zich in te dekken, had Leroy ook om nalezing voor publicatie gevraagd. Maar de tekst was oké, zo stond in de e-mail van Leroys secretaresse.

Wat er tussen het versturen van de e-mail en het eerder geciteerde telefoontje is gebeurd, weten we niet. Dus bellen we naar de persdienst van het kabinet om meer uitleg. Daar willen ze eerst overleggen met de minister. Maar die is net een interview aan het geven, aan de mensen van de televisie. ‘U krijgt zo spoedig mogelijk antwoord’, luidt het. Wachten dus.

Wanneer het halfvijf wordt, besluiten we zelf nog maar eens contact op te nemen. Tevergeefs, want intussen is blijkbaar ook de radio op het kabinet gearriveerd, en de minister heeft dus nog geen tijd gevonden om ons van antwoord te dienen. Geduld.

Weer een uur later, nog altijd geen antwoord. We bellen de minister op zijn mobiele telefoon. Hij blijkt zowaar in de auto te zitten.

– ‘Dag meneer de minister. Ik hoop dat we niet storen, maar we hadden graag geweten waarom u de toestemming voor het interview met Fons Leroy hebt ingetrokken.’

– ‘De toestemming voor het interview is nooit gegeven. Als het om het beleid gaat, is er maar één contactpersoon, en dat is de minister.’

– ‘Waarom dreigt u onmiddellijk met ontslag?’

– (geïrriteerd) ‘Wat intern gebeurt, hoef ik u niet duidelijk te maken. Ik heb meneer Leroy vooraf verwittigd voor de gevaren. Ik heb dat een maand geleden gedaan, en sindsdien heb ik niets meer van deze zaak gehoord. Ik denk dat meneer Leroy zelf tot het inzicht is gekomen dat hij dat interview beter niet had gegeven.’

Dadelijk naar Fons Leroy gebeld. Die reageert verbaasd, maar gelaten.

– ‘Ik ga de minister niet tegenspreken. (…) Hij heeft mij een maand geleden gevraagd om het vooraf nog naar hem te sturen. De minister voert normaal het woord, maar er is een uitzondering als ik als deskundige word gevraagd. Vandaag heeft hij echter zijn veto uitgesproken.’

– ‘Vandaag pas?’

– ‘Ja.’

Toch nog eens naar de minister bellen.

– ‘Ja, door een toevalligheid is het vandaag toch ter sprake gekomen, en ik heb hem klaar en duidelijk gezegd dat het niet kon. Er bestaat een soepele regeling voor bijdragen of interviews in gespecialiseerde tijdschriften, die niet voor het grote publiek zijn bedoeld.’

– ‘In die bladen mag het, in Knack mag het niet?’

– ‘U mag mijn weigering natuurlijk niet begrijpen als een belediging voor Knack.’

– ‘Hebt u het interview gelezen?’

– ‘Nee. Op het interview zelf kan ik mij niet baseren.’

Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content