‘Bye-bye Kabila’

President Kabila heeft een privémilitie omdat hij zo weinig vertrouwen heeft in het reguliere leger. © Junior D.Kannah/AFP Photo

In Congo worden nog steeds de meest elementaire mensenrechten geschonden, schrijft Walter Zinzen.

In het presidentiële paleis in de Congolese hoofdstad Kinshasa wordt met ongeduld uitgekeken naar 20 januari. Op die dag verlaat Barack Obama, die door zijn Keniaanse afkomst nochtans door vele Afrikanen als een halve Afrikaan wordt gezien, het Witte Huis. De Congolese machthebbers zijn de bemoeizucht van de Amerikaanse president kotsbeu. De reden daarvoor is duidelijk. Washington schuwt geen inspanning om het regime van Kabila ertoe te bewegen de grondwet te respecteren. De Amerikanen willen dat opposanten hun democratische rechten kunnen uitoefenen zonder dat ze neergeschoten, gearresteerd en/of gemarteld worden.

Die opposanten protesteren tegen het uitblijven van de presidentsverkiezingen, die volgens de grondwet in november hadden moeten plaatsvinden. Ze zijn uitgesteld tot april 2018 of, waarschijnlijker, tot sint-juttemis. Ondertussen blijft president Joseph Kabila gewoon aan de macht, hoewel diezelfde grondwet bepaalt dat hij op 19 december had moeten aftreden.

De Amerikanen maken zich vooral zorgen over de vele schendingen van de meest elementaire mensenrechten. Daarom hebben ze sancties uitgevaardigd tegen leidende figuren uit het repressie-apparaat. Onder impuls van België heeft de EU het voorbeeld van de VS gevolgd en ook een sanctielijstje opgesteld waarop zeven belangrijke figuren staan. Dat betekent dat de tegoeden van de betrokkenen in Amerika en de EU bevroren worden en zakelijke contacten verboden worden.

Politici blijven buiten schot. Het gaat om politie- en legerofficieren, maar ook om het hoofd van de Republikeinse Garde, net zoals de chef van de inlichtingendienst ANR (Agence Nationale de Renseignements, de Congolese versie van de Gestapo of KGB). Het zijn dus stuk voor stuk steunpilaren van het regime die worden geviseerd.

Krijgsheren en corruptie

Veel waarnemers hebben al jaren problemen met de activiteiten van de ANR. De Congolese staat mag dan op vele plaatsen zo goed als niet meer bestaan, de ANR is alomtegenwoordig en opereert zonder enige controle. De dienst arresteert mensen zonder daarvoor wettelijk bevoegd te zijn. Uitverkoren slachtoffers zijn kritische journalisten, mensenrechtenactivisten en politieke opponenten. De ANR verhindert persconferenties, slaat mensen in de boeien en mishandelt ze. Ze sluit ze op in eigen cellen en draagt ze bij gelegenheid over aan het parket, waar ze al evenmin op een correcte behandeling kunnen rekenen. Echte misdadigers, corrupte bewindslieden, krijgsheren en tutti quanti worden ongemoeid gelaten. Volgens goed ingelichte diplomaten beschikt de ANR bovendien over gesofisticeerde afluisterapparatuur, geleverd door Israël.

De Republikeinse Garde is een ander verhaal. In feite is zij een privémilitie van de president, zonder dat daarvoor enige wettelijke basis bestaat. Kennelijk heeft Kabila weinig vertrouwen in zijn eigen leger, hoewel hij er de opperbevelhebber van is. De Garde bestaat uit ongeveer 20.000 zwaar bewapende en goed betaalde manschappen. Ze wordt vooral ingezet om het staatshoofd bij zijn verplaatsingen te beschermen. Maar ze wordt ook gebruikt om betogingen uit elkaar te slaan, zeker in de hoofdstad Kinshasa. Ordehandhaving is uiteraard een bevoegdheid van de politie. Niet van de Republikeinse Garde en niet van het leger. Toch krijgt de politie, die ook over gewapende eenheden beschikt, steevast ‘assistentie’ van Gardisten en militairen. Gevolg: telkens opnieuw wordt met scherp geschoten op manifestanten. Telkens opnieuw ontaarden betogingen in bloedbaden. Dat gebeurde in september nog in Kinshasa toen er naar schatting meer dan vijftig doden vielen bij demonstraties tegen Kabila. Daarbij moet opgemerkt worden dat zowel de Verenigde Naties als de EU politiemensen hebben opgeleid om de orde te handhaven zonder geweld. Zo hebben ze het gebruik van traangas geïntroduceerd. Maar na het traangas komen de Gardisten en militairen in actie en begint het moorden.

Toch bestaat er gerechtvaardigde twijfel over de loyaliteit van zowel de Garde als het reguliere leger. Geregeld duiken er geruchten op over onenigheid in beide korpsen. In het leger is dat het minst verbazingwekkend. Het bestaat voor een deel uit gewezen militieleden, ook officieren, die tijdens de oorlog die van 1996 tot 2003 woedde, maar vaak ook daarna, strijd hebben geleverd tegen de troepen van Kabila. Hun integratie met de voormalige vijand verloopt moeizaam, zeker omdat ze vaak slecht betaald, slecht gevoed en slecht gehuisvest zijn. Maar zelfs in de Garde lijkt veel onvrede te bestaan, hoewel de leden daarvan in vergelijking met de gewone soldaten een prinsenleventje leiden. Mocht er de komende dagen en weken veel oproer losbarsten, dan is het gedrag van al die ontevredenen onvoorspelbaar. Te meer omdat ze gerecupereerd kunnen worden door politici die hun eigen, veelal zakelijke agenda hebben. En die komt niet noodzakelijk overeen met die van Kabila.

Politieke oppositie

De oppositie tegen Kabila is groot. Katanga is – of was – het bolwerk van Kabila, maar hij heeft er veel aanhang verloren, zowel bij de bevolking als bij de politieke klasse. Moïse Katumbi, de gewezen populaire gouverneur van Katanga, was ooit een steun en toeverlaat van de president, maar heeft zich tegen hem gekeerd. Hetzelfde deden Gabriel Kyungu, de voorzitter van het provinciaal parlement, en de gewezen minister van Defensie Charles Mwando, die vorige week overleed in Brussel. Alle drie behoren ze tot de zogenaamde G7, een verzameling van politieke partijen die het Kabila-kamp verlaten hebben en Katumbi hebben aangewezen als kandidaat-president. Daarvoor moeten ze boeten. Katumbi leeft in ballingschap na loze beschuldigingen over een poging tot staatsgreep. Kyungu wordt vervolgd omdat hij de president zou hebben beledigd. Maar hij geniet parlementaire onschendbaarheid en die moet eerst worden opgeheven. Zo legalistisch zijn ze dan weer wel. Die opheffing proberen ze te bereiken door de parlementsleden die daarover moeten beslissen om te kopen. De huizen van Charles Mwando en zijn zoon Christian werden geplunderd door jongeren die volgens betrouwbare bronnen in Katanga aangestuurd werden door de huidige gouverneur, een Kabilist.

In Noord-Katanga woedt al drie jaar een regelrechte oorlog tussen pygmeeën en Bantoe. Er zijn tientallen dorpen vernield, honderden doden gevallen en tienduizenden mensen zijn op de vlucht geslagen. Van overheidswege is er nog niets ondernomen om dit conflict te beëindigen, behalve dan dat de minister van Binnenlandse Zaken Evariste Boshab de strijdende partijen heeft opgeroepen om in vrede samen te leven.

In de Kivu-streek, waar al twintig jaar niet alleen Congolese, maar ook Rwandese, Burundese, Ugandese en sedert kort zelfs Zuid-Sudanese milities het leven tot een hel maken, zijn compleet nieuwe en verontrustende fenomenen opgedoken. In de steden Beni en Butembo en hun omgeving worden al een paar maanden afschuwelijke slachtpartijen aangericht onder de burgerbevolking. En niemand weet zeker wie de daders zijn. Meestal wordt er verwezen naar een bende uit buurland Uganda, maar bewijzen ontbreken. Zoals gebruikelijk hebben noch het regeringsleger, noch de vredesmacht van de VN een einde kunnen – of willen – maken aan de moorden. Integendeel, de soldaten moorden en plunderen zelf ook.

Ivan Godfroid, een Belgisch ontwikkelingshelper die in Noord-Kivu woont, signaleerde onlangs in MO* een nieuwe trend: ‘Overal duiken volksmilities op, soms van heel ver. De eerste vestigden zich op een heuvel vlakbij het stadscentrum van Butembo, een religieuze pleisterplaats. Ze noemen zichzelf Corps du Christ.’ En ze zijn, naar eigen zeggen, gekomen om de bevolking te beschermen. Maar ze hebben nog geen enkele poging gedaan om de moordenaarsbendes te neutraliseren. Wat is dan hun echte doel, zo vraagt Godfroid zich af. Waar ze vandaan komen weet niemand, maar geld hebben ze wel. Wie hen dat bezorgt en wat het achterliggende plan is, weet ook Godfroid niet.

In Kinshasa liggen ze er hoe dan ook niet wakker van. Zoals ze ook niet wakker liggen van het feit dat zeventig procent van de bevolking ondervoed is. En dat er in het binnenland miljoenen mensen wonen zonder enige vorm van gezondheidszorg. En dat de inflatie weer oprukt, zodat de toch al geringe koopkracht nog meer aangetast wordt. Het overheidspersoneel en zelfs parlementsleden worden niet meer tijdig betaald. Wel heeft de regering het aantal provincies ongeveer verdubbeld. De nieuwe provinciale besturen bestoken hun armlastige inwoners met allerlei taksen op van alles en nog wat en organiseren zo nog meer armoede.

Is het verbazingwekkend dat Kabila’s populariteit is weggesmolten? Het verzet tegen zijn bewind blijft niet beperkt tot de partijpolitieke oppositie. Die boezemt al evenmin veel vertrouwen in. Nee, het zijn burgerlijke bewegingen van jonge mensen die het voortouw nemen. Zij zijn het die vorige maand een campagne opgezet hebben onder de leuze ‘Bye- bye Kabila’. Maar minister Boshab heeft de provinciegouverneurs op het hart gedrukt dat ze streng moeten optreden. Die jongeren hebben geen rechtspersoonlijkheid en mogen dus ook niet manifesteren. Eerbied voor het gezag moet er zijn, aldus de minister. Hoe luidde ook alweer de officiële naam van Congo? Was dat niet Democratische Republiek?

In Kinshasa liggen ze niet wakker van het feit dat zeventig procent van de bevolking ondervoed is.

De Congolese inlichtingendienst beschikt over gesofisticeerde afluisterapparatuur, geleverd door Israël.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content