Vijfentwintig jaar geleden was er voldoende stof voor een sportinterview met Herman Reynders, hij was toen zelf topsporter. En nu, als burgemeester? Over stad, topsport en politiek, naar aanleiding van de zesdaagse van Hasselt van 17 tot 22 februari.

Achter de schrijftafel in zijn kabinet staat een met goudpoeder bedekte basketbalschoen. In de stam-Reynders is basketbal nu al aan de derde generatie toe. ‘Mijn vader was in 1947 een van de stichters van de club hier. Zowat alles deed hij: voorzitter, secretaris, coach. Op woensdagnamiddag trainde hij de jeugd. Hij nam me mee, en van toen het kon, heb ik meegetraind.’

Dat was op zijn zesde. Van dan af tot zijn drieëndertigste ging er vrijwel geen dag meer voorbij zonder basketbal. Op zijn zestiende werkte hij zich in de eerste ploeg van Sint-Truiden, daarna stootte hij door naar de eerste klasse, nog later zat hij onder meer in de nationale ploeg die deelnam aan het Europese kampioenschap met de beste zestien landenploegen van dat ogenblik.

En nu spelen ook zijn kinderen: zijn dochter in eerste provinciale, zijn zoon in tweede landelijke, soms in de tweede klasse. ‘Maar basketbal is enorm veranderd: het is fysieker, sneller en atletischer geworden, er wordt ook harder verdedigd.’

Zijn zoon heeft in een wedstrijd eens tien punten in vijftien seconden gemaakt. ‘Ik heb het zelf niet gezien, maar het moet ongeveer zo gegaan zijn: eerst vrijworpen, de bal daarna teruggewonnen, een driepunter gemaakt, na een inworp nog een driepunter en een bonus vrijworp. Goed voor een vermelding in het Guiness Recordboek, maar jammer genoeg hebben ze geen aanvraag ingediend.’

En de vergulde basketbalschoen? ‘Gekregen toen ik de veteranenploeg waarmee ik speelde, hier op het stadhuis heb uitgenodigd.’

Maar terug naar nu, want niets zo nutteloos als een verre erelijst, die bovendien voorbijgaat aan zes operaties (2 x knie, 2 x neus, lies en duim).

De publieke belangstelling voor de zesdaagse van Hasselt is de eerste drie jaren niet overweldigend geweest. In het topjaar nauwelijks 16.000 mensen. Wat ziet de stad in de logistieke ondersteuning van zo’n organisatie?

HERMAN REYNDERS: Hasselt heeft geen topvoetbal. De wielersport kan dus interessant voor ons zijn. In dat verhaal speelt de zesdaagse een rol. Maar we beseffen dat het lanceren van een zesdaagse zijn tijd nodig heeft, het is ijdel te veronderstellen dat je er van de ene op de andere dag een massa voor op de been brengt.

Wedstrijdleider Patrick Sercu zegt dat Limburg te weinig echte wielertraditie heeft om het project te doen slagen.

REYNDERS: Daarom zal het hier langer duren dan in een stad als Gent. Maar ik blijf erin geloven. We hebben wel al een grote belangstelling gekweekt voor de Eneco Tour, de jaarlijkse veldrit en de indoorveldrit. Voor mij is het grootste probleem van de zesdaagse dat er geen Limburgers aan deelnemen. Als Gert Steegmans zich tot het baanwielrennen zou bekeren, stonden we een stap verder, denk ik.

Hasselt heeft geen topvoetbal, zegt u. Dat is zacht gezegd. Vierde klasse C. Met Aarlen de enige Belgische provinciehoofdplaats die geen club in de eerste of tweede klasse heeft.

REYNDERS: ( lachend) Maar over enkele jaren kunnen we er al zijn. Eind jaren zeventig zijn we één jaar in de eerste klasse geweest. Tien jaar lang hebben we daarvan de schulden mogen afbetalen. Wij hebben niet de traditie die Genk en Sint-Truiden hebben. Ons voordeel is ook ons nadeel. We hebben een groot aanbod aan clubs en aan zowel sportieve als culturele evenementen. Mag ik even opsommen? ( terwijl hij een klaarliggend lijstje bekijkt) Handbal en tafeltennis voor mannen en vrouwen in eerste klasse. Twee zaalvoetbalclubs, ook eerste klasse. Waterpolo, ijshockey en vrouwenvolley in tweede klasse. Al met al is dat niet onaardig voor een stad als Hasselt. Maar het is tegelijk onze schaduwzijde. Sponsors en supporters zitten te verspreid. Wij zijn sterk in de breedte. Dat hebben andere Limburgse steden dan weer niet. Weet er iemand welke sport in Genk de tweede is? En wat is de tweede sport na basketbal in Bree? En na het volleybal in Maaseik?

Even leek het erop dat Hasselt ook een basketbalclub aan de top zou hebben. Maar dat is mislukt. Pijnlijk voor een oud-basketbalspeler?

REYNDERS: Eind jaren negentig kwam de vraag uit Houthalen om in Hasselt te komen spelen. Ze zagen hier meer mogelijkheden. Natuurlijk was ik zelf ook geïnteresseerd. Even leek het erop. We zijn er zelfs in geslaagd om het Oostende van Johan Vande Lanotte te verslaan. Maar het is slecht afgelopen: twee seizoenen in eerste klasse, daarna noodgedwongen gestopt. De financiële vereisten om een topclub te onderhouden zijn te hoog. We konden twee Amerikanen betalen, maar geen tien.

Een tijd geleden hebt u ook nog een basketbalschool opgericht. Maar ook die was niet levensvatbaar.

REYNDERS: Het was nochtans een heel mooi initiatief. Bijna twee jaar lang hebben we kunnen werken met jonge, beloftevolle spelers uit de omgeving. Het struikelblok waren de jongeren zelf: ze moesten thuis vaak een jeugdwedstrijd en nog één in de eerste ploeg afwerken. Na anderhalf jaar kregen we velen niet meer gemotiveerd om op zondagmorgen deel te nemen aan een extra training, hoe goed die ook was. Het idee is nog niet helemaal weg bij mij. Als ik ooit de tijd krijg, wil ik opnieuw een initiatief in die zin nemen.

Speelt u zelf nooit meer?

REYNDERS: Nee, soms nog met de veteranen van Kuringen. En thuis in de tuin met mijn zoon. Maar die is intussen veel beter geworden dan ik. Mijn belangstelling is ook niet helemaal uitgedoofd, hoor. Eind vorig jaar ben ik met mijn familie nog even naar Parijs geweest om een wedstrijd in de NBA Europe Tour te bekijken. Alleen het fanatieke is er bij mij uit. En ik kijk ook naar andere sporten.

U was een technisch sterke speler. Die techniek raak je toch niet kwijt?

REYNDERS: Die blijft. En ook het balgevoel. Toen we hier laatst de accommodatie voor het vrouwelijke beachvolleybalduo Mouha-Van Breedam installeerden, lagen er enkele ballen klaar. ( met twinkelende blik) Op zo’n moment moet ik die even vasthouden en er iets mee doen.

Wat maakt eigenlijk dat Hasselt en topsport niet echt samengaan?

REYNDERS: Om topsport te laten gedijen, moet je bedrijven in de omgeving hebben die zich erachter zetten. Als Racing Genk Jos Vaessen niet had, zou het niet zo’n vlucht genomen hebben. Wij zijn een handels- en dienstencentrum. De sponsorgelden die onze bedrijven aan sport besteden, zijn goed voor het ondersteunen van de plaatselijke clubs, maar volstaan niet. En verder vinden wij dat het niet de taak van de stedelijke overheid is om rechtstreeks in topsport te investeren.

Wat is dan wel de ambitie?

REYNDERS: Wij willen de Hasselaren in de best mogelijke omstandigheden aan sport laten doen. De sportparticipatie is in Hasselt heel groot. Volgens onze stadsbarometer bedraagt die 62,8 procent. Dat is het hoogste cijfer van alle dertien centrumsteden in Vlaanderen. We hebben 410 clubs in 45 sporttakken. Dat betekent ook veel sportinfrastructuur: dertien sporthallen, een skatepark, straks een nieuw zwembad.

Wij stimuleren ook de jeugdopleiding door een specifieke subsidiereglementering. En verder ondersteunt onze stedelijke sportdienst de sportclubs op alle mogelijke manieren. Waar we kunnen, zorgen we ook voor de verbetering van de infrastructuur. De Alverberghal bijvoorbeeld hebben we uitgebreid zodat een vipruimte mogelijk werd. Als de ijshockeyploeg de finale van de beker van België organiseert, zullen we bijspringen. En als SK Hasselt straks naar de tweede klasse klimt, is de stad het aan zichzelf verplicht om ook iets aan het stadion te doen.

Is die houding een traditie in Hasselt, of komt het doordat de burgemeester al enige tijd een socialist is?

REYNDERS: Dat was onder burgemeester Paul Meyers al zo. En dat hebben we voortgezet. Andere steden gebruiken sport als marketinginstrument, wij proberen op andere manieren in de belangstelling te komen.

In 2003 stelde u zich kandidaat om de Olympische Spelen van toenmalig Vlaams minister-president Bart Somers mee te organiseren. Hoe ernstig was dat?

REYNDERS: Heel ernstig. Maar dat project is niet goed aangepakt. Ik zie niet in waarom België de Spelen niet zou kunnen organiseren. Antwerpen in 1920 kon het wel. En Athene in 2004. Daar moeten wij ook toe in staat zijn. En daar zouden wij dan graag aan meewerken.

Wat heeft de sport u zelf professioneel en als politicus bijgebracht?

REYNDERS: Heel veel. Door het basketbal heb ik leren omgaan met anderen. Ook later heb ik me zo gedragen: ik heb altijd in teamverband gewerkt. Ik ben ook graag de coach, zoals ik vroeger van nature de spelverdeler was. Zonder de sport was ik zo niet geworden. Als burgemeester van een stadsbestuur met een heel brede coalitie betekent dat: ervoor zorgen dat iedereen kan scoren en de belangstelling krijgt die hij of zij verdient.

Maar het zijn in zo’n coalitie toch ook uw tegenstanders? Zeker op het ogenblik van de afrekening, bij de verkiezingen?

REYNDERS: Zo mag je dat niet bekijken. In het belang van de stad zijn we één ploeg. Zeker binnen het schepencollege zijn we nooit tegenstanders van elkaar. En als politici uit een andere partij zich op de voorgrond plaatsen, heb ik daar geen probleem mee. Als het maar op een positieve manier gebeurt, dat wil zeggen: met een positief verhaal over en voor de stad.

Kritiek leveren in het openbaar hoort daar niet bij.

REYNDERS: Binnenskamers wel. Ook zoals in de sport. Mijn eigen partij heeft daar vorige maand nog flink tegen gezondigd. ( glimlacht fijntjes) Ik herinner mij nog een bepaling uit het reglement toen ik bij Sint-Truiden ging spelen: ‘De vuile was van de club moet binnen de kleedkamers blijven en hoeft niet aan togen of aan schoonmoeders verteld te worden.’ Dat is toch duidelijk? De grote verdienste van Patrick Janssens in Antwerpen is dat hij van het schepencollege een ploeg gemaakt heeft, in veel moeilijker omstandigheden overigens dan wij hier in Hasselt.

U kijkt ook naar andere sporten, zei u zo-even.

REYNDERS: Mijn vader was een supporter van Rik Van Looy. Ik ook. En later van Roger De Vlaeminck. En nog altijd zit ik uren naar televisiereportages te kijken, mijn vrouw begrijpt het niet. Ik denk dat ik vooral het afzien van wielrenners waardeer. In vergelijking daarmee zijn zaalsportbeoefenaars salonsporters. Misschien is de verleiding om naar tegennatuurlijke middelen te grijpen daarom ook groter, ja. Onze verwachtingen zijn ook te hooggespannen. Altijd maar meer. Een bergetappe met drie cols van eerste categorie in de hitte van de zon. En de dag daarop opnieuw, maar nu over een top waar het ijzig koud is. En altijd in datzelfde helse tempo. Als het wereldrecord over de 100 m sprint 9 seconden 45 honderdsten bedraagt, verwachten we dat het niet te lang standhoudt. Dat is in de politiek net zo.

Hoe gaat u daarmee om? Is het nog mogelijk om de dingen van de dag te koppelen aan een beleid op de langere termijn?

REYNDERS: Je kunt beter topbasketbalspeler dan burgemeester zijn. Een sporter heeft het rustiger. Mensen verwachten dat je beleid voert, de ploeg in stand houdt en tegelijk naar de toekomst van de stad kijkt. Daarnaast hopen ze dat je ook nog de plaatselijke belangen in Brussel, bij de Vlaamse regering en bij de provinciale overheid verdedigt. Ik mag het misschien niet van mezelf zeggen, maar ik werk heel hard. Ik moet me fysiek beter verzorgen dan toen ik basketbal speelde. De burgemeester van Hasselt, van welke stad ook denk ik, is voortdurend bezig. Ik ben altijd burgemeester, ook op zondag.

Reserveert u geen vast uur voor uzelf?

REYNDERS: Sinds enige tijd ga ik twee keer per week fitnessen. In januari was het door de vele nieuwjaarsrecepties alweer een stuk minder. Maar mijn kabinetschef legt nu per week twee gelegenheden van anderhalf tot twee uur vast in mijn agenda. Ik word er een ander mens van.

Maar als u werkelijk in tijdnood komt, welke keuzes maakt u dan?

REYNDERS: Dan gaan dossiers voor op aanwezigheid. Een bespreking met de Regie der Gebouwen over onze nieuwe brandweerkazerne krijgt voorrang op de viering van een vereniging die vijftig jaar bestaat. Maar ik zal dan wel proberen om later op de avond toch nog even langs te lopen. Hasselt is nu in een ontwikkelingsfase beland waarin zich vele projecten tegelijk aandienen: de Kanaalkom, de bouw van de universiteit, de abdij van Hercken-rode, de verdere ontwikkeling van de Grenslandhallen. Het is fantastisch om de burgemeester van zo’n stad te zijn. Zo’n evolutie als tussen 2000 en 2012 zal Hasselt nooit eerder in zijn geschiedenis hebben beleefd.

Is dat toeval?

REYNDERS: De algemene economische situatie heeft er sterk toe bijgedragen, met uitzondering van het voorbije halfjaar misschien. En verder is de inbreng van Steve Stevaert van belang geweest. Steve heeft niet alleen de bussen en de Groene Boulevard gerealiseerd, hij heeft de Hasselaren vooral doen beseffen dat ze meer konden dan wat ze de jaren daarvoor hadden gedaan. Die bal heeft hij aan het rollen gebracht. Als ik Steve zeg, bedoel ik ook het teamwerk achter hem, schepenen, gemeenteraadsleden, dynamische stadsambtenaren. Ik was zijn adjudant. Maar ook privé-initiatieven, zoals bij het ombouwen van de Twee Torenwijk, hebben daarbij geholpen.

U lijkt meer een bouwheer dan een politicus. Is dat geen breuk met het oude socialisme?

REYNDERS: De politiek is inderdaad meer en meer naar middenveldstandpunten geëvolueerd. Maar er zijn nog verschillen. Duurzaamheid bijvoorbeeld maakt deel uit van ons programma. Een strijdende socialist ben ik niet, ik ben voor consensus en compromis. Mensen willen geen grote strijd of geen scherpe debatten meer, ze willen resultaten.

Alles is veranderd, zegt u. Zoals de zesdaagse zelf? Niet meer het lange labeur, dat dag en nacht duurt, maar korter en flitsender?

REYNDERS: De twee zijn nodig. Je moet inhoudelijk sterk staan op de lange termijn, weten waar je uiteindelijk naartoe wilt. Maar af en toe moet je ook flitsende boodschappen brengen. Hoe zal ik het zeggen? Een goed openbaar vervoer uitbouwen is één zaak, maar het opeens gratis maken is de flits die je nodig hebt om te tonen dat je goed bezig bent.

Om de week een prestatie afficheren, op een originele manier ook nog, wordt dat geen dwangidee?

REYNDERS: Dat is toch de uitdaging. Ik geef een voorbeeld. Hasselt probeert met de middenstanders aan het einde van elk jaar zo veel mogelijk volk naar de koopjes te loodsen. De voorbije decembermaand hebben we Winterland gelanceerd: een kerstmarkt, een groot rad, de ijsbaan. 300.000 bezoekers! Nooit zijn zo veel mensen naar Hasselt gekomen. Dat is de kers op de taart die je nodig hebt.

En intussen is ook de Turkse premier Recep Tayyip Erdogan langsgekomen.

REYNDERS: Hij zou de Turkse gemeenschap in de Grenslandhallen toespreken. Ik heb geïnformeerd of het niet mogelijk was om hem vooraf even hier te hebben. Ik heb hem welkom geheten en er enkele uitspraken over het samengaan van Hasselt en de Turken aan toegevoegd. Hij heeft daarop ingehaakt met zijn gedachten over integratie en assimilatie die hij later op de namiddag ook in het openbaar verduidelijkt heeft. Ja, het ging er vrij formeel toe. Een man als Erdogan moet voorzichtig zijn, er is altijd pers in de buurt. Hij heeft dus niet gevraagd: ‘ En hoe is het met madam?’

DOOR PIET COSEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content