“Brussel moet meer hoofdstad worden en minder gewest.” Stem- recht voor Europeanen? “We hebben tijd. In 1989 is de kieswet in drie maanden gewijzigd.” Brigitte Grouwels over haar Brussel.

Nu bijna een jaar coördineert Brigitte Grouwels (CVP) binnen de Vlaamse regering het (Vlaams) beleid in Brussel. De voorbije weken kwam de politica in aanvaring met de top van haar eigen CVP. Inzet was het gemeentelijk stemrecht voor Europeanen. Grouwels is daar voor, maar wil een gewaarborgde vertegenwoordiging voor de Vlamingen in Brussel. Tot grote woede van premier Jean-Luc Dehaene (CVP) die op de steun van PRL-FDF rekent om de grondwet te wijzigen.

Grouwels werd dus teruggefloten door haar partijbureau. Maar elders kreeg ze wel steun, onder meer van Guido Naets. De gewezen perschef van het Europees parlement vindt dat stemrecht zonder garanties voor de Vlamingen, in Vlaanderen tot eurofobie zal leiden. Grouwels blijft bij haar standpunt. Zoals ze ook aan de Franstaligen rustig blijft uitleggen dat er niks mis is met de meer restrictieve toepassing van de faciliteiten. Tenslotte passen de Vlamingen de faciliteiten nog toe, wat niet van de Franstaligen kan worden gezegd.

Veel Franstaligen blijven het hoe dan ook moeilijk hebben met een eentalig bestuurd Vlaanderen en een tweetalige hoofdstad. Dat Wallonië Franstalig is, staat voor hen buiten kijf – wie zich er komt vestigen, past zich aan. De voorzitter van de Franse gemeenschapsregering Laurette Onkelinx (PS) is daar als dochter van een uitgeweken Limburgse mijnwerker een goed voorbeeld van. Andersom geldt die regel niet.

Het is een van de vaststellingen van Brigitte Grouwels. Twintig jaar geleden vestigde zij zich in Brussel, na studies in Parijs. De Limburgse liep er stage bij de Europese Commissie, huwde er en bleef in de hoofdstad wonen. Ze zetelde eerst in de Brusselse hoofdstedelijke raad (1992-1997), en sinds 1995 ook in het Vlaams parlement. Ze voelt zich goed in haar hoofdstad.

BRIGITTE GROUWELS: De vrijheid van de stad, die ik in Parijs had leren kennen, trof ik ook hier aan. Het tegelijk gemoedelijke en internationale karakter van Brussel boeide mij onmiddellijk. Maar voor het eerst in mijn leven ook, werd ik omwille van mijn afkomst en mijn taal scheef bekeken – het was de tijd van de doorbraak van het FDF. Ik vond het onaanvaardbaar dat ik als een Nederlandstalige in mijn hoofdstad behandeld werd als een vreemdeling in eigen land.

Was u voordien bezig met communautaire problemen?

GROUWELS: In Limburg hielden we ons bij de CVP-jongeren niet veel bezig met ‘de gegarandeerde vertegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen’. Mijn verste ervaring terzake dateerde van op het internaat in Antwerpen, waar enkele meisjes lieten uitschijnen dat het Frans superieur was. Zonder flamingant te zijn, was ik gewoon een zelfbewuste Vlaming. Mijn vader trok nog als vrijwilliger naar de Luikse rechtbank om Limburgse mensen te helpen bij de vertaling. Limburg viel toen nog onder het Luikse rechtsgebied. Het ging er voor de Vlamingen volledig in het Frans toe.

Uw familie heeft zwaar geleden onder de oorlog.

GROUWELS: De zwarten hebben mijn grootvader, die een huisarts was, en mijn zestienjarige nonk in een hinderlaag gelokt onder het voorwendsel dat er gekwetste Engelse soldaten moesten worden verzorgd. Ze zijn ’s nachts vermoord omwille van vermoede steun aan de weerstand.

Hoe is de positie van de Vlamingen in Brussel de voorbije twintig jaar geëvolueerd?

GROUWELS: Er is een enorme vooruitgang geboekt. De agressiviteit van het midden van de jaren zeventig is afgenomen. Vlamingen kunnen met hun taal op veel meer plaatsen terecht dan vroeger. Let op: het kan nog altijd stukken beter. Maar de Vlamingen moeten zich zelf ook meer laten horen. Ze moeten Nederlands blijven spreken, al is dat niet altijd even gemakkelijk. In ons wijkcomité voor de stadsontwikkeling van Noord-Oost-Brussel bestond er een stilzwijgende afspraak dat Frans- en Nederlandstaligen elk hun taal spraken. Dat liep goed, tot er meer en meer Europeanen toetraden. Uiteindelijk heeft hun komst de werking van ons comité verfranst. Dat heeft me aan het nadenken gezet: hoe moeten we die internationale gemeenschap opvangen? Dat zijn sympathieke mensen die zich willen inzetten, maar dat kan toch niet ten koste gaan van de Vlamingen?

Heeft u ook een antwoord gevonden?

GROUWELS: Dat is niet zo voor de hand liggend. We hadden in ieder geval al veel langer aan de Europese instellingen moeten duidelijk maken dat zij zich in een tweetalige stad vestigen. De Europese gemeenschap behandelt Brussel als een Franstalige stad. Het is ondenkbaar dat het Europese Merkenbureau in Madrid geen rekening zou houden met het Spaanstalige karakter van de stad. Hetzelfde geldt voor Europese instellingen in Duitsland of Italië. Alleen in België moet de EU geen rekening houden met de meerderheid van Nederlandstaligen. Dat is mee onze eigen schuld. Het Belgique de papa gaat er op de internationale scène van uit dat België Franstalig is. Dat is fout. Grondwettelijk zijn er drie landstalen en is Brussel de tweetalige hoofdstad. Laten we dat maar eens duidelijk maken aan de internationale instellingen.

Het voorbeeld van uw wijkcomité illustreert dat de internationalisering de verfransing in de hand werkt.

GROUWELS: Er is ook de oprukkende verengelsing. In mijn buurt, niet zo ver van de Europese instellingen, hoor ik zeer veel Engels praten. Dat is niet in heel Brussel zo, maar het verontrust de Franstaligen. Voor het eerst voelen zij aan wat het betekent als uw taal in uw eigen stad in de verdrukking komt. Dat heeft de belangstelling voor de kennis van andere talen bij Franstaligen vergroot. Meer en meer Franstaligen met verantwoordelijkheid betreuren ook de slechte kwaliteit van de lessen Nederlands in hun onderwijs. Vanaf het derde leerjaar krijgen de Franstaligen hier Nederlands, maar aan het einde van hun middelbare school kunnen ze niet eens goedenavond zeggen.

Welke Franstaligen willen daar iets aan doen?

GROUWELS: PSC-senatoren dienden een wetsvoorstel in om native speakers – Nederlandstaligen in dit geval – in het onderwijs in te schakelen. Een PRL-schepen in Watermaal-Bosvoorde pleitte voor een tweetalige Franstalige school, met een taalbad Nederlands. Ze werd teruggefloten door het FDF, de partner van de PRL, en zetelt nu als onafhankelijke schepen. Maar er zijn dus Franstaligen die de Vlamingen beschouwen als een bondgenoot tegen het oprukkende Engels. Dat veel Franstaligen hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs in Brussel sturen, omwille van de kwaliteit van het taalonderricht, speelt zeker een rol. Maar we moeten alle pogingen aanmoedigen om de taalkennis van de Franstaligen te vergroten. Als we mekaars taal spreken, is het veel gemakkelijker om bruggen te slaan en om op voet van gelijkheid de echte problemen van deze stad aan te pakken. Het moeten niet altijd dezelfden zijn die zich aanpassen.

De situatie van de Vlamingen gaat erop vooruit, zegt u. Maar het aantal Vlaamse verkozenen daalt.

GROUWELS: De zwakke Vlaamse politieke vertegenwoordiging staat in schril contrast met andere, positieve signalen. Aan de basis werken Franstaligen en Vlamingen dikwijls goed samen op het terrein van cultuur, welzijn of stadsontwikkeling. Die zwakke politieke vertegenwoordiging is op korte termijn een groot probleem, zeker als straks nieuwe bevolkingsgroepen aan de besluitvorming participeren. Bij de jongste verkiezingen voor het Brussels hoofdstedelijk gewest behaalden de Vlamingen nog tien van de 75 zetels. Dat is er één minder dan in 1989, toen we er al drie minder haalden dan gehoopt. Het is niet doenbaar om met tien Vlaamse politici alle commissiewerk behoorlijk te volgen, de dossiers in te studeren en contact met de bevolking te onderhouden. Bovendien zetelen zes van die tien leden van het Brussels hoofdstedelijk gewest ook nog eens met een dubbelmandaat in het Vlaams parlement. Wie de Vlaamse inbreng op het Brusselse beleidsniveau ernstig neemt, weet dat deze situatie onhoudbaar is. Ook de Franstaligen zien dat in.

Daar is weinig van te merken.

GROUWELS: Is een gegarandeerde vertegenwoordiging van de Vlamingen al ooit op de onderhandelingstafel gelegd? Is het al ooit eens fatsoenlijk besproken?

Het antwoord zit in de vraag.

GROUWELS: Het gaat ook om recente ervaringen. Het systeem is nog maar tien jaar in voege. We weten intussen dat de pariteit in de regering van het hoofdstedelijk gewest niet volstaat om de Vlamingen behoorlijk aan het beleid te laten participeren. Bij het Sint-Michielsakkoord van 1993 had het kunnen worden besproken, maar toen was de communautaire boot wellicht al overladen.

Wat heeft u het voorbije jaar als minister van Brusselse Aangelegenheden gedaan?

GROUWELS: Het is mijn bedoeling om de Vlaamse initiatieven beter zichtbaar te maken, ook voor de Franstaligen, de Europeanen en de migranten. Vlamingen doen veel in Brussel, maar niemand weet dat. Een Vlaming die in Brussel komt wonen, weet na zes maanden nog niet waar die andere Vlamingen zitten. En in Vlaanderen zijn er nog veel mensen die zich afvragen of wij onze kinderen dan naar Franstalige scholen moeten sturen. Velen weten niet dat het Nederlandstalig onderwijsnet zeer uitgebreid is. Maar er is ook Nederlandstalige kinderopvang, er zijn jeugdbewegingen, 22 gemeenschapscentra, Nederlandstalige sportclubs. Dan hebben we het nog niet over de grote culturele centra zoals de Koninklijke Vlaamse Schouwburg, de Luna of de Ancienne Belgique. Er komen ook opnieuw jonge Vlamingen in Brussel wonen. Dat is zeer positief. Brussel is dan ook een toffe stad met veel groen, waar het aangenaam wonen is.

Hoe gaat u de communicatie verbeteren?

GROUWELS: De streekkrant Deze week in Brussel wordt meer dan het cultuurblad van vandaag. Het gaat wekelijks berichten over alles waaraan Vlamingen in deze stad participeren. Dus ook over, bijvoorbeeld, stadsontwikkeling of het werk van de Vlamingen in de gemeenteraden. Dat komt bijna nergens aan bod. Wat het Vlaamse verenigingsleven en de Vlaamse overheid in Brussel doen, doen we trouwens voor alle Brusselaars. Het zijn de Vlaamse – en niet de zogenaamde bicommunautaire – instellingen die echt twee- of meertalig zijn.

Ook in uw communicatie wil u de anderstaligen aanspreken.

GROUWELS: Behalve de Nederlandstalige weekkrant, maken we een meertalig maandblad. Het Nederlands blijft daar de ankertaal, maar er komen ook artikels in het Engels, het Frans en in een wisselende gasttaal. Het eerste nummer moet tegen het einde van het jaar uit zijn.

Hoe gaat u deze kranten verspreiden?

GROUWELS:Deze week in Brussel komt nu alleen op 55.000 Nederlandstalige adressen. Dat we onze informatie tot die groep beperken, maakt me claustrofoob. We gaan dat adressenbestand uitbreiden. Eén keer per maand komen week- én maandblad bovendien in álle bussen van Brussel. Er wordt ook gesleuteld aan de regionale televisiezender. Bij Tele-Brussel worden alle programma’s via teletekst ondertiteld. Een derde project, de zogenaamde Search Conference met veertig Brusselse Vlamingen uit diverse sectoren, is nog niet helemaal afgerond. De conferentie ging drie dagen na hoe we ons positief kunnen opstellen tegenover de mensen met wie we het terrein delen, zonder onze eigenheid te verliezen. Eind september komen de resultaten daarvan naar buiten. Een van de suggesties is dat we veel meer belang moeten hechten aan het Nederlands. Onze taal moet echt worden erkend. We moeten ook het aanbod taalonderricht Nederlands fel opvoeren. Er is veel vraag, zowel van klassieke migranten als van Europeanen. In migrantenmiddens groeit het besef dat tweetaligheid belangrijk is om een baan te vinden.

Hoe verhoudt u zich tot de Vlamingen in de Brusselse instellingen?

GROUWELS: De Vlaamse gemeenschap in Brussel mag geen muur optrekken rond de Vlamingen in Brussel. De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) is een gedecentraliseerd bestuur van de Vlaamse gemeenschap en groepeert de specialisten op het terrein. Ze heeft de slechte neiging om als een eiland te functioneren. De Brusselse Vlamingen mogen Vlaanderen geen desinteresse verwijten, als ze zichzelf van de Vlaamse gemeenschap afsluiten.

De Vlaamse regering wil ook de samenwerking met de Brusselse gemeenten evalueren. Waar de Brusselse gemeenten niets deden voor de Vlamingen, nam de VGC dikwijls haar verantwoordelijkheid. Dat was nodig maar het ontslaat de gemeenten niet van de zorg voor de Vlamingen. We moeten de gemeentebesturen blijvend aan de oren trekken en hen vragen wat ze voor de Vlaamse inwoners doen. De Vlamingen betalen hier ook belastingen. Daarom zijn Luc Van den Brande (CVP, Vlaams minister-president) en ik aan een ronde van de Brusselse gemeenten begonnen. We stappen daar niet af, maar praten met de besturen die met ons willen samenwerken. We willen duidelijk maken dat de gemeente voor elk initiatief een Vlaamse gesprekspartner kan vinden. Meerdere gemeenten negeren Vlaamse initiatieven en als een Vlaamse organisatie bij een gemeente aanklopt, antwoordt die: bent u wel tweetalig, of waar is uw Franstalige tegenhanger. Aan Franstaligen wordt dat nooit gevraagd. Het eerste contact met burgemeester François-Xavier de Donnéa (PRL) van de stad Brussel verliep zeer vlot. We bezorgden hem een inventaris van de vele Vlaamse initiatieven op het grondgebied. Ook de stad doet veel voor de Vlamingen, onder meer inzake Nederlandstalig onderwijs.

De Franstaligen hebben het gemakkelijk om de Vlamingen te negeren. Die zijn politiek zwak vertegenwoordigd.

GROUWELS: Veel Vlaamse gezinnen verhuisden naar groenere oorden. Ook Franstaligen deden dat, maar wij zijn daar als kleinste gemeenschap gevoeliger voor. Daar proberen we iets aan te doen, onder meer met onze campagne Wonen in Brussel. Los daarvan wordt het communautaire spel nergens zo hard gespeeld als binnen de politieke partijen. Franstaligen willen ofwel niet met Vlamingen op één lijst, ofwel willen ze bepalen op welke plaats die Vlamingen mogen staan, of hoeveel verkozenen ze mogen hebben. Deze discussie vindt zelden op voet van gelijkheid plaats.

Er is ook geen gelijkheid.

GROUWELS: Franstaligen schermen graag met slogans als één man, één stem. Ze vergeten dat de Vlamingen dat principe in België al jaren laten varen, ten voordele van de Franstaligen. We gaven op federaal niveau onze meerderheid prijs. Dat is in een federaal land gerechtvaardigd. Maar tegenover het opgeven van de Vlaamse meerderheid op federaal vlak stond de politieke participatie van de Vlaamse gemeenschap in Brussel. In veel gemeenten zijn er geen Vlaamse raadsleden. We weten niet of daar nog veel Vlamingen wonen, maar weten zeker dat er geen systeem is dat Vlamingen kansen op politieke participatie biedt. Niet alle gemeenten hebben een Vlaamse schepen, terwijl dat wettelijk kan. De FDF-gemeenten weigeren dat. Dat is nadelig omdat veel lokale materies persoonsgebonden zijn: kinderopvang, welzijn, onderwijs. Het is dus belangrijk dat de Vlaamse gemeenschap in de gemeenten vertegenwoordigd is. Juist omdat er zo weinig Vlamingen in de gemeenten worden verkozen, dringen er ook weinig door tot het Gewest. Die niveaus liggen zeer dicht bij elkaar – de Franstalige lijsten voor de gewestraad puilen uit van de burgemeesters en de schepenen.

U koppelde een gegarandeerde vertegenwoordiging aan de toekenning van het gemeentelijk stemrecht aan Europeanen.

GROUWELS: Ik heb gezegd dat dat parallel moet worden opgelost.

Dat is een koppeling.

GROUWELS: Ja. Eigenlijk moest de politieke vertegenwoordiging van de beide gemeenschappen in Brussel al lang geregeld zijn.

Uw tussenkomst werd u binnen het CVP-partijbureau niet in dank afgenomen?

GROUWELS: Dat klopt, maar er waren ook veel sympathiebetuigingen, ook uit CVP-kringen en van binnen en buiten Brussel.

Dat premier Dehaene u op uw donder gaf, verandert uw visie niet?

GROUWELS: Ik ben zeer voor het stemrecht, maar dat kan niet zonder maatregelen voor de Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel. Er is overigens geen haast bij. Na de verkiezingen van 1999 moeten Vlamingen en Franstaligen hoe dan ook opnieuw onderhandelen. Op dat ogenblik kan ook het EU-stemrecht worden geregeld. De gemeenteraadsverkiezingen vinden pas in oktober 2000 plaats. In 1989 is de Europese kieswet wel in drie maanden aangepast.

Uw partij wil eerst het stemrecht regelen en dan over Brussel praten.

GROUWELS: Het stemt mij tevreden dat de CVP als enige partij de vertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel bovenaan de agenda van de volgende communautaire ronde zet.

Maar de pasmunt wil de CVP al inleveren.

GROUWELS: Het belang van de Vlaamse vertegenwoordiging in Brussel wordt enorm onderschat. Als de Vlamingen politiek onvoldoende vertegenwoordigd zijn in Brussel, belandt de Belgische federatie in een zeer precaire situatie. Wie zegt er dat de Vlamingen dan nog bereid zijn om het evenwicht op federaal niveau in stand te houden of om in Brussel te investeren? Om dat te vermijden, moet Brussel de echte hoofdstad worden, waarin de twee gemeenschappen zich herkennen. Ook op bestuursvlak. Wie Brussel onderuithaalt, haalt België onderuit.

En daarvoor zouden volgens u de Franstaligen verantwoordelijk zijn.

GROUWELS: Indien de Franstaligen niet bereid zijn om mee een oplossing voor de Vlamingen te zoeken, is dat hun verantwoordelijkheid. Ik betwijfel trouwens of het een goede zaak is, mochten de Vlamingen niet langer aan het bestuur van Brussel participeren. Het is de vraag of Brussel dan als internationaal en Europees centrum overeind blijft. Dat moeten we goed beseffen, want Brussel is van groot belang voor Vlaanderen én voor de Franstaligen.

U benadrukt het tweeledige van de staatshervorming en dus de rol van de gemeenschappen, meer dan die van de drie gewesten, waarvan Brussel er één is.

GROUWELS: Inderdaad. Brussel moet veel meer hoofdstad worden en veel minder gewest. Brussel moet de hoofdstad zijn voor de bijna één miljoen inwoners en voor de twee gemeenschappen. Als de Franstaligen het onderscheid willen maken tussen Franstalige Brusselaars en Walen, is dat hun keuze. Wij hebben er als Vlaamse gemeenschap voor gekozen om één geheel te vormen.

De meest radicale Franstaligen zien Brussel als een eentalige, Franse stad.

GROUWELS: Ik sluit mij aan bij Freddy Willockx (SP) die zegt dat de Franstaligen twee keer boter op hun hoofd hebben. Ze weigeren ten eerste nog altijd de grenzen te erkennen. Die erkenning van de territorialiteit is nochtans een absolute voorwaarde in een federaal land. Ten tweede hebben sommigen het nog altijd lastig met de kennis van de tweede landstaal. Maar het stemt mij optimistisch dat almaar meer Franstaligen het belang inzien van meertaligheid en dus ook van kennis van het Nederlands.

De Franstaligen aanvaarden niet dat de zes faciliteitengemeenten in Vlaams-Brabant liggen.

GROUWELS: Door die houding beletten zij een positief gesprek tussen Franstaligen en Vlamingen. Wij kunnen ook geen cultureel samenwerkingsakkoord sluiten, zolang de Franstaligen de territorialiteit niet erkennen. We sluiten culturele akkoorden met al onze buurlanden, met Zuid-Afrika en met iedereen. Behalve met Franstalig België. Dat is absurd. Maar het is de schuld van de Franstaligen die permanent een loopje met de wettelijkheid nemen. Hun optreden in de Rand is door elke juridische instantie teruggefloten: door Belgische instellingen met Franstaligen – het Arbitragehof, de Raad van State – maar ook op Europees vlak.

Als Vlamingen de wetten willen toepassen op het eigen grondgebied, worden ze voor imperialisten uitgescholden.

GROUWELS: Eigenaardig, hé? (lacht) Eigenlijk zijn de Vlamingen veel te braaf. De Franstaligen reageren onmiddellijk, telkens als ze maar het minste vermoeden hebben dat hun belangen zouden worden geschaad. Vlamingen laten zich honderd keer op hun kop slaan voor ze iets zeggen. Maar als Vlamingen dan toch eens zeggen dat het genoeg is, dan menen ze het ook. Dat hebben de Franstaligen nog niet door.

Nogal wat Franstaligen blijven dromen van een uitbreiding van Brussel.

GROUWELS: Geen enkele Vlaamse partij denkt eraan om aan de grenzen te raken. Niemand moet zich daar illusies over maken. De Franstaligen willen dat aan hun kant van de taalgrens trouwens ook niet. Er was op het jongste PSC-congres een voorstel om Brussel ook met Waalse gemeenten uit te breiden. Dat was onbespreekbaar. De Franstaligen zijn er wel voor te vinden om Brussel met Vlaamse gemeenten uit te breiden. Maar als het over Waals-Brabantse gemeenten gaat, is dat onbespreekbaar. Wij zeggen niets anders.

Een krant als Le Soir geeft de strijd niet op.

GROUWELS: Dat is een achterhoedegevecht. De Franstaligen hebben nog altijd niet door wat het bestaan van de provincie Vlaams-Brabant betekent. Brussel is een klein gebied. Maar de oplossing bestaat niet uit een annexatie van Vlaamse gemeenten, wel uit de uitbouw van zeer goede relaties met de beide gemeenschappen. Maar dan moeten de Vlamingen voldoende participeren aan de besluitvorming in Brussel.

Vlaanderen betaalt jaarlijks 220 miljoen frank voor Franstalig onderwijs in de Vlaamse faciliteitengemeenten en werkt daarmee hun verfransing in de hand.

GROUWELS: De Vlamingen respecteren de wet en trekken haar niet in twijfel. De Franstaligen lappen die wet gewoon aan hun laars: ze weigeren voor de Vlaamse school van Komen te betalen. We hebben altijd met twee maten en gewichten te maken. We moeten de mensen ertoe aansporen om hun kinderen naar het Nederlandstalige onderwijs te sturen. In Brussel hebben veel Franstaligen de troeven van het Nederlandstalig onderwijs ontdekt en de Nederlandstalige scholen in de taalgrensgebieden zitten overvol. Er is zoals in Brussel zelfs een teveel aan anderstaligen zodat we veel creativiteit aan de dag moeten leggen om de kwaliteit op peil te houden en de anderstaligen Nederlands te leren.

U bent voor stemrecht voor Europeanen, als de situatie van de Vlamingen in Brussel is uitgeklaard. Geldt hetzelfde voor stemrecht voor de klassieke migranten?

GROUWELS: De migranten zouden al twintig jaar stemrecht hebben, als er een goede regeling voor de Vlaamse participatie in Brussel was geweest.

Gaat u een tweetalige campagne voeren?

GROUWELS: Persoonlijk wel, ja.

En de partij?

GROUWELS: Dat is niet uit te sluiten. Ik vind dat verantwoord in een meertalige stad, al denk ik niet dat veel Franstaligen op Vlaamse kandidaten stemmen. Natuurlijk blijf ik in de eerste plaats de pleitbezorger van de bekommernissen van de Vlamingen in Brussel. Maar ik neem het op voor alle Brusselaars. Alleen mag dat er niet toe leiden dat de Vlaamse gemeenschap niets te zeggen heeft. Ik wil niet grootmoedig zelfmoord plegen.

“Vlamingen laten zich honderd keer op hun kop slaan voor ze iets zeggen.”

“Aan het einde van hun middelbare school kunnen de Franstaligen niet eens goedenavond zeggen.”

“De Franstaligen nemen permanent een loopje met de wettelijkheid.”

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content