De Europese Unie gaf Bosnië-Herzegovina vorige week een schouderklopje. Niet toevallig op een moment dat de kwestie-Kosovo hoog op de internationale agenda staat.

Begin deze week verstreek de deadline voor de onderhandelingen over de Servische provincie Kosovo. Zoals verwacht kwam er geen vergelijk tussen de Albanezen uit Kosovo, die een onafhankelijke staat eisen en Servië, dat zijn zuidelijke provincie alleen maar een maximale autonomie wil geven binnen de bestaande grenzen.

Toevallig of niet besliste de Europese Unie een week eerder om een stabilisatie- en associatieakkoord (SAA) te ‘initialiseren’ met een ander land in de regio, Bosnië-Herzegovina. Zo’n SAA, dat nu nog ‘getekend’ moet worden, en daarna nog ‘in werking’ moet ’treden’, is een van de eerste stappen naar een volwaardig lidmaatschap van de Unie.

De reden waarom die stap nu pas werd gezet, houdt verband met de ingewikkelde Bosnische staatsstructuur. Het land werd na de burgeroorlog (1992-1995) opgedeeld in een Servische Republiek en een Federatie van Kroaten en Moslims. In die twee deelstaten zijn op dit moment nog altijd diverse politiekorpsen actief, wat volgens de EU een goed gecoördineerde misdaadbestrijding onmogelijk maakt. Maar de Bosnisch-Servische politici zagen het tot nog toe niet zitten om aan een eengemaakte politie mee te werken. Dat zou namelijk een deel van hun autonomie doorschuiven naar het door moslims gedomineerde federale niveau.

De Europese Unie stelde daarom een akkoord als ultieme voorwaarde voor de SAA-gesprekken. Lange tijd bleek dat onvoldoende. Tot Miroslaw Lajcak op het gaspedaal duwde. De Slowaakse diplomaat, die in Bosnië zowel de internationale gemeenschap als de EU vertegenwoordigt, dreigde om zijn uitgebreide volmachten tegen de Bosnische Serviërs aan te wenden, als ze zich bleven verzetten. En omdat Bosnische politici zich doorgaans pas aan hervormingen of compromissen wagen als ze achter de brede rug van Lajcak kunnen schuilen, kwam er uiteindelijk toch een politiek akkoord.

Een bijkomende stimulans was van financiële aard. Het ‘initialiseren’ van een SAA kan een land veel geld opleveren. De EU heeft voor de periode 2007-2013 een budget van 11,5 miljard euro uitgetrokken voor ‘pre-toetredingssteun’. Geld dat verdeeld wordt over alle potentiële lidstaten en kandidaat-lidstaten. Servië, dat onlangs ook zijn SAA ‘initialiseerde’, kreeg zo eind vorige maand nog een cheque van 1 miljard euro toegestopt.

Zowel voor Servië als voor Bosnië is de timing van al dat goede nieuws mogelijk geen toeval. Servië moet binnenkort wellicht slikken dat Kosovo zich, met de zegen van de EU, eenzijdig onafhankelijk verklaart. Een demarche die de Unie niet zal dulden van de Bosnische Serviërs, die dan namelijk dreigen om zich met hun Republika Srpska óók eenzijdig uit Bosnië terug te trekken. In Brussel weten ze dat een implosie van Bosnië potentieel nog veel gevaarlijker is dan een amputatie van Servië. Een kleine blijk van goodwill van de EU was dus meer dan welkom.

Toch hopen sommigen nog altijd op meer dan schouderklopjes. Op een conferentie van de denktank Friends of Europe hield de Servische vicepremier Bozidar Djelic vorige week nog een haast smekend pleidooi om Kosovo toch alleen maar de ruimst mogelijke autonomie toe te staan. Vergeefse moeite allicht. De Europese Unie bereidt al volop de inplanting van een nieuwe missie in Kosovo voor, naar het voorbeeld van Bosnië. Tegen de dag dat de Kosovaren, in januari of februari, hun onafhankelijkheid zullen afkondigen, kennen ze hun nieuwe chef. Die zal niet meer uit Belgrado, maar uit Brussel komen.

Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content