Han Renard

‘Vlaanderen heeft geen belangstelling voor Brussel als politieke constructie’, zegt Els Witte, Brussel-expert en oud-rector van de Vrije Universiteit Brussel (VUB).

Omdat de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde politiek niet haalbaar bleek, had paars-groen een ingewikkeld systeem bedacht waarbij de Vlamingen in Brussel én Leuven op gezamenlijke kieslijsten konden stemmen. Het Arbitragehof torpedeerde dat plan. Ongrondwettig, dat waarschijnlijk wel, maar de door het Arbitragehof geschorste bepalingen voor Vlaams-Brabant waren zeker niet nadelig voor de Vlamingen, erkent professor Els Witte. Los daarvan is er eigenlijk weinig dat Leuven en Brussel-Halle-Vilvoorde bindt. ‘Beide kieskringen verschillen sterk van elkaar. Leuven is typisch Vlaams gebied. Het is ook een klein arrondissement, met een provinciestad en wat kleine steden eromheen.’ Brussel-Halle-Vilvoorde daarentegen is een taalgemengde regio, die bovendien erg ‘heterogeen’ is qua samenstelling, met centraal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de grootstad, en omliggend nog heel wat landelijke gemeenten. Die tegenstelling tussen de stad en het platteland weerspiegelt zich ook in de politieke krachtsverhoudingen.

Els Witte: ‘Sinds het begin van de negentiende eeuw is Brussel altijd een liberaal bolwerk geweest. Nadien, met de opkomst van de socialistische partij, hebben de liberalen en de socialisten, zeg maar levensbeschouwelijk links, de macht onder elkaar verdeeld. Zo heeft Brussel steeds een afwisseling van liberale en socialistische burgemeesters gekend. Daarnaast hebben de socialisten traditioneel ook nogal wat invloed in de sterk geïndustrialiseerde gebieden van Halle-Vilvoorde. Maar in de meer landelijke gemeenten heeft de vroegere CVP, zoals elders in Vlaanderen, altijd een belangrijke rol gespeeld. Vanaf de jaren zestig verschijnt ook het FDF ten tonele, dat vooral groot geworden is dankzij de kiezers van de liberalen. Je merkt dan ook dat nu de MR van Louis Michel het FDF heeft opgeslokt, de liberalen opnieuw sterker worden. Ook de Vlaamse liberalen profiteren daarvan. Bij de verkiezingen van 1999 behaalde de VLD drie zetels.’

Het FDF is op zijn retour, de Volksunie (VU) is ontploft. Hebben politieke partijen met een uitgesproken communautair programma, zoals de N-VA, nog een toekomst?

WITTE: Het is een groot vraagteken of de N-VA van Geert Bourgeois erin zal slagen in Brussel de oude VU-zetel te behouden. Vooral omdat de Brusselse VU sinds het eind van de jaren zeventig sterk door de clan-Anciaux werd gedomineerd.

De progressieve strekking binnen de VU?

WITTE: Inderdaad. Hoewel niet vergeten mag worden dat er in Brussel ook altijd een rechterflank van de VU is geweest. Misschien kan de N-VA die kiezers recupereren, al zitten daar natuurlijk nogal wat Vlaams Blok-aanhangers bij.

In welke mate zullen regionale thema’s, bijvoorbeeld de nachtvluchten of het faillissement van Sabena, de federale verkiezingen beïnvloeden?

WITTE: De nachtvluchten zullen in sommige gemeenten zeker het stemgedrag bepalen. Vooral Agalev en Ecolo kunnen daardoor in moeilijkheden komen. Ook het bankroet van Sabena kan een rol spelen. Want als je de families van de ex-Sabéniens meerekent, vormt die groep toch een niet te onderschatten kiezerspotentieel. Trouwens, ook belangrijk voor Brussel is dat Louis Michel zich nu uitdrukkelijk vóór het migrantenstemrecht heeft uitgesproken. Persoonlijk ben ik daar heel blij mee. Verder zou ook mobiliteit, een van de zeldzame problemen die het hele gebied Brussel-Halle-Vilvoorde aangaan, hoog op de agenda moeten staan. Het verbaast me dan ook dat de aandacht voor het gewestelijk expresnet (GEN), het voorstadsnet rond Brussel, in deze campagne zo klein is.

Steeds meer Vlaamse partijen pleiten voor een confederaal staatsbestel. Wat met Brussel in zo’n constellatie?

WITTE: In elke nieuwe onderhandelingsronde over de staatshervorming vormt Brussel hét grote struikelblok. Met de creatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 1989 is er toch een soort consensus bereikt over eigen structuren voor Brussel. Heel ingewikkeld allemaal, maar op grond van wat er het afgelopen decennium is gebeurd, kan je bezwaarlijk beweren dat die structuren niet werken. Partijen die deze constructie opnieuw op losse schroeven willen zetten, zullen dus toch nog eens grondig moeten nadenken over de kwestie Brussel.

Uw Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel verricht veel onderzoek naar de verfransing van de Brusselse rand. Hoe erg is het met die verfransing?

WITTE: Algemeen genomen is de proportie Nederlandstaligen-Franstaligen in de Brusselse rand ongeveer fifty-fifty. In Zaventem wonen zo’n 37 procent Franstaligen, in Meise 16 en in Vilvoorde 14 procent. Maar in de kantons waar de faciliteitengemeenten gelegen zijn, is de situatie helemaal anders. Zo is het aandeel Franstaligen in het kanton Halle circa 70 procent. Uit onze laatste studie over de taalfaciliteiten blijkt dat in de meeste faciliteitengemeenten de Franstaligen ruim in de meerderheid zijn. We hebben trouwens ook geconstateerd dat Franstaligen uit de rand die niét in faciliteitengemeenten wonen, veel meer hun best doen om Nederlands te spreken dan de Franstaligen in de faciliteitengemeenten, die zich sterk bewust zijn over faciliteiten te beschikken.

Door de schorsing van de nieuwe kieswet voor Vlaams-Brabant en Brussel, eisen nu vrijwel alle Vlaamse partijen de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde.

WITTE: Het Arbitragehof heeft de politici inderdaad opnieuw met de neus op de feiten gedrukt. Maar hoe dit netelige probleem moet worden opgelost, is een ander paar mouwen. De in meerderheid Franstalige faciliteitengemeenten vormen namelijk een formidabele hinderpaal voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Een kind kan dat inzien.

In de simpele horizontale splitsing van de kieskring, zoals de N-VA en de Vlaamse burgemeesters uit Halle-Vilvoorde die voorstaan, geloof u niet?

WITTE: (lacht) Dat lijkt me geen haalbare kaart.

Volgens de critici is de paars-groene regering nogal losjes omgesprongen met de taalwetgeving in Brussel, met name bij justitie en politie. Deelt u die opvatting?

WITTE: Over de benoemingen bij gerecht en politie is inderdaad niet goed nagedacht. In de discussie over de taalwetgeving stel ik me genuanceerder op. Neem nu het onderwijs in Brussel. De overgrote meerderheid van de Brusselaars vindt kennis van de twee landstalen een absolute must. Onderwijs speelt daarin een cruciale rol. Maar het Franstalige onderwijs is inzake taalonderricht, om het eufemistisch uit te drukken, niet bepaald een uitblinker. Anderzijds gaan steeds meer kinderen uit anderstalige milieus naar het Nederlandstalige onderwijs. Resultaat is een stijgend aantal afgestudeerden met een positieve houding tegenover het Nederlands. Dat is toch een oude Vlaamse eis: respect voor en kennis van het Nederlands. Welnu, op dat vlak gaat het de goede richting uit. Probleem is dat het bestaande wettelijk instrumentarium ontoereikend is voor deze nieuwe ontwikkelingen. Onderwijzers krijgen te maken met situaties waarvoor ze niet zijn opgeleid en beschikken over onvoldoende middelen om anderstalige kinderen goed op te vangen. In die zin mag er geen taboe rusten op een eventuele aanpassing van de taalwetgeving.

Toch vinden Vlaamse politici uit Brussel voor zulke meer pragmatische standpunten nauwelijks bijval in Vlaanderen.

WITTE: Oh, maar dat geldt niet alleen voor de taalwetgeving, dat geldt voor een heleboel zaken. Brussel wordt nu eenmaal met andere problemen geconfronteerd dan de meeste Vlaamse steden en stadjes.

Ligt het ook aan het feit dat Brusselse politici binnen hun eigen partij niet zwaar wegen?

WITTE: Hun gewicht is zeer gering. Hier wonen nu eenmaal te weinig Vlamingen. Maar toch. De plaats van Brussel binnen Vlaanderen en Europa is een buitengewoon belangrijke aangelegenheid. Vlaanderen zou daarvoor best wat meer interesse mogen hebben.

Soms lijkt het wel alsof het Vlaams Blok de partij is met de grootste belangstelling voor Brussel.

WITTE: Tja, er wordt altijd over het Blok en Antwerpen gesproken, maar het Blok en Brussel is een even heikel onderwerp. Het Blok wil bij de regionale verkiezingen in 2004 aan Vlaamse kant de meerderheid behalen in het Brusselse gewest. Momenteel is die partij daar niet eens zo ver van verwijderd. Daarom worden deze verkiezingen voor hen een belangrijke testcase.

Maar toen het Arbitragehof het fameuze anti-Vlaams-Blokmechanisme heeft geschorst, leken toch vooral de Franstaligen zich daar zorgen over te maken?

WITTE: Er is vanuit Vlaanderen heel weinig belangstelling voor Brussel als politieke constructie. Wat in Brussel gebeurt, is een ver-van-mijn-bedshow. Terwijl de situatie met het Blok hier potentieel ontzettend gevaarlijk is. Als het Blok de meerderheid haalt, kan het de hele Brusselse constructie blokkeren.

Hoe komt het dat nota bene het Vlaams Blok in staat is ook nogal wat Franstalige kiezers aan te spreken?

WITTE: Omdat de Franstaligen geen echt alternatief hebben. Bovendien rekruteert het Blok in wijken waar nog veel oudere tweetalige Brusselaars wonen.

Gebeurt het ook nog dat Vlamingen in Brussel voor Franstalige lijsten stemmen?

WITTE: Nu niet meer. Structureel is alles zo geregeld dat mensen haast niet anders kunnen dan voor een kandidaat uit de eigen taalgroep te stemmen. Wie elektronisch stemt, moet bijvoorbeeld vooraf aangeven of hij Nederlandstalig of Franstalig is. Vroeger, toen die splitsing minder duidelijk was, konden nationale politieke kopstukken kiezers uit de twee taalgroepen aantrekken. Denk aan mensen als Jean-Luc Dehaene of Karel Van Miert. Kan Frank Vandenbroucke dat ook? Het wordt moeilijk. De mensen moeten al heel bewust op hem willen stemmen. Bovendien wordt in dit gefederaliseerde land de tendens om vooral kennis te hebben van de eigen gemeenschap almaar sterker, ook in Brussel.

Een groep Brusselse intellectuelen kwam onlangs naar buiten met een sterk pleidooi voor de creatie van een ‘Brusselse gemeenschap’. Is er zoiets als een Brusselse identiteit aan het ontstaan?

WITTE: Die groep legt daar in ieder geval sterk de nadruk op. Het gaat veelal om jonge Vlamingen die niet meer op dezelfde wijze gevoelig zijn voor de Vlaamse eisen uit de jaren ’60-’70. De context is sindsdien ook sterk veranderd. De Vlamingen hebben nu eigen instellingen, de positie van het Nederlands is sterk vooruitgegaan. Die jonge Vlamingen vinden het vanzelfsprekend dat hun contacten met de overheid in hun moedertaal verlopen, maar hebben er in privécontacten dan weer geen bezwaar tegen het Frans of het Engels te gebruiken.

In hetzelfde verband kwam uit een recente, grootschalige enquête duidelijk naar voren dat de overgrote meerderheid van de Brusselaars Brussel als een tweetalige stad ziet, tweetalig onderwijs wenst en, heel opmerkelijk ook, pleit voor tweetalige politieke lijsten bij de verkiezingen. Je kan dus zeggen dat er in Brussel een zekere eigenheid aan het groeien is.

En dat Brussel niet langer een communautair strijdtoneel is?

WITTE: Zover zou ik niet gaan. Er zijn nog heel wat communautaire knelpunten, vraag dat maar aan de Vlaamse minister in de Brusselse regering. Maar structuréél beschikken de Vlamingen hier nu wel over de nodige hefbomen.

Han Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content