De Belgen heersen uitgesproken in de koninginnenklasse van het motorcrossen. Het volgende bewijsstuk ligt klaar: de Grote Prijs van België in Genk. Maar de versnippering op organisatorisch niveau is groot en leidt geregeld tot heibel. Hoe dichtbij is de val?

Geen club in Vlaanderen, geen club in de wereld gaat hoger. Neeroeteren is de hemel, of iets dicht daartegenaan. De motorwolven van het Maasland dragen heldennamen: Leo Geysen, Jef Thewissen (‘de rubberen man’), Harry en Stefan Everts, Jo Martens, Jacky Smeets en Danny Theybers. De buit kent zijn weerga niet: 700 overwinningen, 20 Belgische en 9 wereldtitels. Deze zomer haalt de huidige Everts de tiende wereldtitel voor Neeroeteren binnen, dat staat nu al vast. Het is een nijdigaard die dan de vraag stelt hoe lang het rijk nog zal duren.

Clubvoorzitter Jef Schrijvers zegt: ‘Telkens wanneer de aflossing van de wacht moest gebeuren, stond er een nieuwe Belgische kampioen. Ik spreek uit ervaring. Het wordt moeilijker, maar we blijven in het voordeel. Ten eerste hebben we een verscheidenheid aan federaties. Elke zondag wordt er gebaggerd: wil je aan de top van je eigen bond geraken, moet je ervoor vechten. Daarnaast hebben we een verscheidenheid aan circuits. Ik ben al jarenlang jurylid in het buitenland, ik kan vergelijken. Meestal hebben ze elders maar één type van omloop. En ook als het over training van coureurs gaat, staan we verder. Zelfs wie in een amateursbond rijdt, moet goed geoefend zijn. Het buitenland komt dichter, maar het ligt nog altijd achter. Ten tijde van André Malherbe waren er ook al goeie Zweden. En er mag leven in de brouwerij komen, dat kan de motorsport alleen maar mooier maken.’

Iedereen zal het graag geloven. Maar de blaasbalg gaat op en neer. En er zijn tekenen dat het vuur straks minder zal zijn. Het klinkt aanlokkelijk dat België een verscheidenheid aan bonden heeft, maar onderlinge tegenkanting kan de werking daarvan ook uithollen. De beschikbaarheid van uiteenlopende circuits is een ander, mooi argument. Alleen is de vaststelling dat groene belangengroepen en de motorsportliefhebbers daarover onderling flink hakketakken. En trainingsvoorsprong? Dat geldt allicht voor de top, elders is het meestal zoeken naar vrijwilligers die jongere coureurs willen begeleiden.

CONCURRENTIESLAG

De tekening van het Belgische motorcrossen is druk en ingewikkeld. Er is een nationale bond en er zijn liefhebbersbonden. De Belgische Motorrijdersbond (BMB) is federaal, maar opgesplitst in een onafhankelijke Vlaamse (VMBB) en Waalse vleugel (FMWB).

Op de aangrenzende percelen hebben zich de liefhebbersbonden ontpopt. Aan Vlaamse zijde zitten die onder de koepel van de Federatie voor Amateurs Motorsportbonden (FAM). Maar de onderlinge samenwerking is soms erg los. Ten bewijze: het aantal aangesloten federaties varieert naargelang de bron. Volgens Guido Verboven, secretaris van de FAM zijn het er elf; volgens zegslui van afzonderlijke liefhebbersbonden zijn het er vier, eventueel zeven, als je de jeugdfederaties apart telt. Nog andere liefhebbersbonden leiden een totaal vrijgevochten bestaan, nadat ze zich uit de nationale of de amateursbonden hebben afgescheurd.

‘De onderlinge concurrentie is groot’, zegt Louis Carmans van de liefhebbersbond BLM. ‘Iedereen probeert zoveel mogelijk aangesloten coureurs te hebben en in die slag zijn ze bereid om afgesproken reglementen te versoepelen of zelfs helemaal te negeren. De FAM schrijft bijvoorbeeld voor dat het verboden is te rijden in het rennerspark zelf. Sommige bonden stellen zich laks op en laten toe dat coureurs op hun motor van hun caravan naar de start rijden. Maar het gaat nog verder. Als je kampioen wordt in een bepaalde categorie, verplicht het reglement je om het jaar daarop in een hogere categorie uit te komen. Tal van motorrenners leggen dat naast zich neer, ze willen zich in de eerste plaats amuseren en niet in een omgeving terechtkomen waarin ze nog meer inspanningen moeten leveren. Als ze terechtgewezen worden, dreigen ze er gewoon mee om naar een andere bond over te stappen.’

Het schema wordt nog onduidelijker bij de vaststelling dat sommige liefhebbersbonden een samenwerkingsovereenkomst met de nationale bond hebben. Dat doen ze om verzekeringskwesties gemeenschappelijk te kunnen regelen, maar bijvoorbeeld ook om de motorrenners in elkanders organisaties toe te laten zodat een minimum aantal deelnemers aan de start verschijnt.

Een onnoemelijke versnippering. ‘De Vlaamse regering en het BLOSO hebben daarom twee jaar geleden duidelijk het signaal gegeven dat wij tot een algemene hergroepering moesten komen’, zegt Guido Verboven van de liefhebberskoepel FAM. ‘De overheid was bereid om tot 20 miljoen frank in de Vlaamse motorsport te investeren op voorwaarde dat wij in een unisportfederatie zouden opgaan. De discussie ging uiteindelijk over de vertegenwoordiging van de twee soorten bonden in de raad van bestuur. Op basis van het aantal aangesloten leden dachten wij aanspraak te kunnen maken op de meerderheid van de mandaten. De verhouding in aantal coureurs is 90-10 in ons voordeel. Wij waren bereid om met gelijke rechten en plichten van start te gaan en de helft van de mandaten ter beschikking te stellen van de Vlaamse vleugel van de nationale bond. Maar daarop hebben we geen antwoord gekregen, nochtans was 31 mei als uiterste datum voorgesteld.’

De Vlaamse vleugel van de nationale bond schermt op haar beurt met het argument dat zij duidelijk niet de meeste, dan toch de beste rijders in haar rangen heeft en dat haar organisaties stipter zijn dan bij de liefhebbersbonden.

VOORUITGANG

Gekissebis overal. Ook het probleem van de circuits en de organisaties is niet nieuw. ‘Wij zijn de meest vergunningsplichtige sport in België’, stelt Guido Verboven. ‘Een organisator moet een milieuvergunning, een attest van ruimtelijke ordening, een provinciale vergunning en soms ook een toelating van het plaatselijke politiehoofd voorleggen. Dat wordt te ingewikkeld. Ik zit sinds 1984 in allerlei commissies, maar meer en meer wordt het Latijn voor mij.’

De motorsport was in oorsprong een volkssport. Ze kampt nu met een veranderde samenleving en een complexe reglementering. ‘Als je in het begin van de jaren zestig een motor aanstampte’ zegt Louis Carmans, ‘had je meteen vijftig mensen uit het dorp mee in je zog, die kwamen kijken hoe je door het veld ging. Doe je vandaag hetzelfde, zijn er vijftig die de politie telefoneren met een klacht over geluidshinder.’

De oplossing is het installeren van permanente circuits. In haar laatste kabinetsraad voor de zomervakantie heeft de Vlaamse regering die knoop doorgehakt. Over heel Vlaanderen zullen 15 circuits volgens een toerbeurt openstaan voor motorcrossers, mountainbikers en andere veldsporters. Dat moet volstaan. ‘We kunnen er twintig eisen’, zegt Jef Schrijvers, ‘maar we zijn een dichtbevolkt land. Ik hoop dat we niet in extremisme eindigen. Om het bij Limburg te houden: de provincie mag groen zijn, maar ze hoeft ook geen natuurreservaat te worden.’

Het dossier van de permanente circuits is politiek vooral de verdienste van gedeputeerde Guy Vrijs van Limburg. Samen met de toenmalige Vlaamse minister van Sport Johan Sauwens zette hij de ontspoorde besprekingen terug op de rails.

Ook in het twistpunt van de minimumleeftijd en de jeugdopleiding heeft Vrijs een initiatief genomen. Een oude handicap in motorcrosskringen is de wet-Gol, die wedstrijden pas vanaf vijftien jaar toelaat. In omringende landen kan dat vaak al vanaf negen, tien jaar. Ook daarover lag recent een voorstel op tafel. ‘Als liefhebbersbonden stonden wij een trapsgewijze toepassing voor’, zegt Guido Verboven. ‘Dat wil zeggen: een erkende scholing met scholingwedstrijden voor jongeren tussen 12 en 15 jaar. Maar de Vlaamse vleugel van de BMB wil echte wedstrijden vanaf 12 jaar, waarschijnlijk om haar clubs tevreden te stellen. Die hopen daarmee hun wedstrijdprogramma’s en toeschouwersaantallen aan te vullen.’

Louis Carmans van BLM voegt eraan toe dat de scholingswedstrijden duidelijk gescheiden moeten blijven van de werkelijke crossen en het best op zaterdag plaatshebben, omdat de circuits dan nog niet te lijden hebben van het geweld van volwassen motorrenners.

Eensgezindheid hebben de bonden dus niet bereikt. Het goede nieuws is dat vanaf september binnen BLOSO een denkcel motorcross van start gaat die het probleem van de minimumleeftijd opnieuw onder de studielamp legt. Het verdere goede nieuws is dat Limburg een enig experiment opzet: het Jeugd Motor Begeleidingsproject, met subsidiëring door het provinciebestuur, alweer op initiatief van gedeputeerde Vrijs. In het project zullen de professionele en de amateursbonden samenwerken. De overeenstemming die op het hogere niveau voorlopig niet haalbaar blijkt, kan lokaal soms wel. Smeekbede: laat een nieuwe jonge Everts of Smets daartussen zitten.

Piet Cosemans

De overeenstemming die op het hogere niveau voorlopig niet haalbaar blijkt, kan lokaal soms wel.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content