Barok wordt vaak geassocieerd met pralerigheid, maar eigenlijk draait ze rond kwetsbare vitaliteit. Dat mag blijken uit twee grote solo-exposities in de Brusselse Bozar: vier eeuwen scheiden de schilders Francisco de Zurbaran en ‘onze’ Michaël Borremans, maar ze putten uit dezelfde bron.

Levensechtheid? Caravaggio (1571-1610) gaf het woord een nieuwe definitie. Toen zijn tijdgenoten werden geconfronteerd met zijn bijna fotografische weergave van licht en schaduw, zijn sculpturale naturalisme en zijn zin voor beweging, dachten ze dat ze naar een stuk theater zaten te kijken. Eeuwen later bleek de Italiaanse kunstenaar van de vroege barok een voorloper van de cinema te zijn geweest.

De barokkunstenaars ontwikkelden een zintuig voor wat Bice Curiger het ‘precair vitale’ noemt. De Zwitserse kunsthistorica, directeur van het Kunsthaus in Zürich, vertrok van dat idee voor de expo Riotous Baroque (from Cattelan to Zurbaran), vorige zomer te zien in het Guggenheim in Bilbao. Alleen sloot ze de notie van het ‘kwetsbaar vitale’ niet op in de barok als stijlrichting, ze zocht ook in kunst van latere eeuwen symptomen van een ‘roerige barok’. Daarbij nam ze de actualiteit als vertrekpunt: de installatie van een piepkuiken tussen twee grote honden, door Maurizio Cattelan. Opgezet. Levensecht, net als de naakte, forse maar dikbuikige Hercules, een kleine vier eeuwen vroeger geschilderd door Francisco de Zurbaran.

Engelen met vuile tronies

Kwetsbare vitaliteit is ook een verleidelijke invalshoek om het werk van de schilder Michaël Borremans te bekijken, nu zijn grote soloshow gelijktijdig plaatsvindt met die van Zurbaran in Bozar. Met enkele monumentale schilderijen van solitaire figuren, ten voeten uit geportretteerd, heeft hij het genre waarin zijn Spaanse voorganger excelleerde grondig verkend, met eenzelfde gevoel voor drama.

The Angel, The Pendant, The Devil’s Dress of False Head voeren anonieme figuren ten tonele in een vernederende of belachelijke houding, soms met aantasting van hun fysieke integriteit. Van de rijzige engel in lange roze robe is het gezicht zwart gemaakt. Een vrouw staat te kijk in ontbloot bovenlijf, de haren opgetrokken door een koord, terwijl een ander eind van het koord in een lus op de grond ligt te wachten. Rond het middel van een naakte, liggende figuur is een idioot wijd stuk carnavalskarton bevestigd. Een kind in besmeurd bloot bovenlijf moet stram in de houding staan, een houten rok om het middel. Allemaal doorstaan ze lijdzaam de hel, met afgewende ogen.

In het andere circuit in het Paleis voor Schone Kunsten maken de indrukwekkende figuren van Zurbaran hun opwachting. Christus aan het Kruis, De Heilige Franciscus, De Heilige Gregorius en De Heilige Antonius van Padua, ze hebben hun lichamelijkheid opgeofferd voor een spiritueel doel. Het aan het kruis genagelde, sterke mannenlijf van Christus mag, op de doorboorde handen en voeten na, onbeschadigd gebleven zijn na de doorstane mishandelingen, alle pijn zit samengebald in de in doodsnood opengesperde mond. Het lichaam van Franciscus, bijna helemaal verborgen onder de bruingrijze pij, zou dat van een bodybuilder kunnen zijn, af te leiden uit de reusachtige handen die een doodshoofd dragen. Antonius van Padua, verdwijnend onder de plooien van zijn pij, heeft de extatische blik van de ziener. Smalle schouders, lange armen en grote sterke handen, net zoals de heilige Gregorius. Stuk voor stuk ontvangen ze in opperste concentratie een boodschap die hen tegemoet straalt vanuit de hemel.

Mystiek en monastiek

Het licht behoort in de mystieke geschriften van de heilige Johannes van het Kruis (1542-1591) tot de sfeer van het goddelijke. De mens, gegrepen door het verlangen naar het licht, moet in het duister blijven. Pas wanneer hij zich bevrijd heeftvan zijnego, en zijn ziel vol is van geloof, is hij klaar voor de eenwording met de volmaaktheid van God in diens lichtkring, heet het.

De katholieke kerk bezorgde de monniken die door het bewandelen van de mystieke weg goddelijke visioenen hadden gekregen, de status van heiligen. In 1628 werd Petrus Nolascus, stichter van de orde der mercedariërs, door Paus Urbanus VIII heilig verklaard. Voor de overste van het moederhuis van de orde in Sevilla het signaal om het leven van zijn voorganger voor altijd tot voorbeeld te stellen in een reeks van 22 schilderijen.

De opdracht ging naar een schilder die in staat was om de innige band tussen mystiek en monastiek beeldend weer te geven. Het geheim van Zurbaran lag in zijn behandeling van licht en donker, zo belangrijk in de mystiek. Het is een bovennatuurlijk wit licht dat, door het omringende duister heen brekend, schuin invalt op het lichaam of de kledij van de figuren, waardoor zij zich haarscherp aftekenen tegen de achtergrond, er zich van losmaken en tot leven komen. Wanneer Zurbaran het clair-obscur op z’n hardst gebruikt, doet hij zijn bijnaam ‘de Spaanse Caravaggio’ eer aan: zijn Heilige Franciscus (1635) is bijna louter opgetrokken uit licht en schaduw.

Spiritistische seance

In de schilderijen van Borremans is er geen licht dat de goddelijke boodschap opheldert. Het verdeelt de wereld niet geruststellend in licht en donker. Het gehoorzaamt alleen aan de speciale bedoelingen van de schilder. Hij legt lichtvlekken en schaduwen waar hij wil, om een bepaalde draai te geven aan een beeld, om dubbelzinnigheid aan te wakkeren. Afwisselend schril en schimmig, opgesloten in slecht verluchte kamers, wiegt het licht de figuren in een diepe trance. En geen mens die weet wat er aan de hand is.

De toegenomen ambiguïteit van het beeld in de kunst valt zowat samen met de doorbraak van het moderne leven in het werk van Edouard Manet (1832- 1883). Hij forceerde de vrijheid om te schilderen zoals hij de dingen zag, niet zoals ze waren voorgeschreven door de artistieke, vorstelijke en religieuze instellingen. Sindsdien probeert de moderne kunstenaar, die in z’n eentje aangewezen is op een markt van kapitaalkrachtige en vrijzinnige burgers, om te gaan met het kapitalisme – zonder enige tegendraadsheid tegenover het systeem op te geven, maar ook zonder de aansluiting op de kunstmarkt uit het oog te verliezen. Het is de grondhouding van de succesvolle actuele kunstenaar gebleven.

Bij de voorlopers van Borremans’ specifieke tegendraadsheid domineert René Magritte, die het gangbare werkelijkheidsbesef ondermijnde met onoplosbare raadsels. De surrealist liet een soms dreigende maar altijd poëtische vervreemding heersen, maar de fysieke integriteit van zijn figuren bleef intact. Borremans, daarentegen, zoekt het mysterie dieper onder de leden, geinfecteerd door de suprême koelbloedigheid tegenover het beeld bij Manet. Met de ingesteldheid van een vampier attaqueert hij de lichamen van zijn figuren waar hij ze kan treffen, in de nek, op de rug, op de borst, in het gezicht, aan de handen die hij curieuze houdingen oplegt, in de sfeer van een spiritistische seance – noem het tegenhangers van de mystieke extase bij Zurbaran. Dat het primair vitale bij deze duistere spelen niet verloren gaat, dankt de schilder aan zijn bij Frans Hals geleende kunst om met dansende witaccenten, vlekken van licht, zijn verdoofde figuren een geweldige expressie te geven.

Zurbaran, tot 25 mei/ Borremans tot 3 augustus in Bozar, Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel.

DOOR JAN BRAET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content