De landbouwsector maakt een revolutie door. Niet alleen het landbouwbeleid wijzigt, ook de boer verandert.

Kan België zonder landbouw? Je zou het niet zeggen, afgaande op de drommen bezoekers die dezer dagen de Brusselse Heizelpaleizen binnenstromen. Die kunnen daar van 12 tot 17 februari op landbouwbeurs Agribex 2002 de nieuwste machines en het mooiste vee bewonderen. En toch, de landbouw verkeert de jongste jaren permanent in crisis. In een halve eeuw zijn meer boeren verdwenen dan er nog overblijven. Het dichtbevolkte land eist steeds meer landbouwgrond op, voor verkavelingen, industrieterreinen, wegen en zelfs voor groenzones. De voedselvoorziening levert overschotten op, terwijl de wereldmarkten voedingsproducten goedkoper verkopen dan ze hier worden geproduceerd.

De Groep Landbouwkrediet, een sponsor van de landbouwwereld, wil over bovenstaande vraag wel eens nadenken. Dat doet zij op een onconventionele manier, samen met landbouwvertegenwoordigers en -deskundigen, mediamensen en filosofen. België zou wel zonder landbouw kunnen, maar het is beter dat experiment niet te wagen, luidt de conclusie. Al is het maar omdat de eigen landbouw een buffer vormt: de snelle groei van de wereldbevolking naar tien miljard mensen kan over enkele decennia de voedselvoorziening in het gedrang brengen. Eigen landbouw garandeert de consument bovendien de culturele eigenheid van het voedselpakket. De meestal Amerikaanse multinationals, die de commercialisering van het voedsel beheersen, dreigen immers meester te worden over aanbod en prijzen. De voedselverscheidenheid krimpt, omdat alleen de meest rendabele teelten overleven. En zoals Agribex 2002 bewijst, verankert de eigen landbouw de agro- en voedingsindustrie, toch nog altijd honderdduizenden banen groot.

De landbouw verkeert niet alleen in crisis, hij ondergaat een ware revolutie. Oude activiteiten verdwijnen en nieuwe functies komen erbij. De boer zorgt niet alleen meer voor het voedsel. Nieuwe teelten, bestemd voor de chemie, de farmaceutica en de cosmetica, zijn in opmars. De landbouwer krijgt verantwoordelijkheid voor het landschap, de natuur en het milieu. De stadsbevolking ontdekt de recreatieve functie van het platteland, via wandelclubs, fietsritten en hoevetoerisme. De boer is nog geen parkwachter, maar de bevolking acht hem wel verantwoordelijk voor zijn leefomgeving. Voor de nieuwe opdrachten vergoedt de markteconomie hem nog niet. Dat Europa behalve melk, vlees en graan nu ook de plattelandsontwikkeling gaat subsidiëren, mag een schuchter begin heten.

BOER DESACRALISEERT

De boer genoot vroeger een haast mythisch respect bij de bevolking, die uit opeenvolgende oorlogen had geleerd wat honger was. Nu geloven stadskinderen dat de melk uit het warenhuis komt – zij hebben nog gelijk ook, want de grootste toegevoegde waarde van het karton melk wordt gecreëerd nadat de koe gemolken is. De traditionele boer verdwijnt. Over een jaar of tien is het landbouwbedrijf een kleine KMO, met de boer als agrarisch ondernemer. De overmatige subsidiëring van de landbouw wordt onhoudbaar, de overheid zal de bedrijfstak landbouw niet anders kunnen behandelen dan sectoren als metaal of textiel.

Het Europese landbouwmodel is dat van het gezinsbedrijf. Maar als landbouw een economische bedrijvigheid als een ander is, heeft de overheid geen reden om de gezinsboerderij met belastinggeld te steunen en het familiale textielbedrijfje niet. Als het gezinsbedrijf niet concurrerend is, verliest het zijn bestaansrecht. Het komt trouwens door andere maatschappelijke ontwikkelingen al in moeilijkheden: uiteenlopende beroepskeuzes van de partners, gebrek aan opvolgers, echtscheidingen…

Landbouw neemt een onevenredig grote hap uit het Europese budget, nagenoeg de helft van alle middelen. Dat is historisch verklaarbaar: het gemeenschappelijk landbouwbeleid werd ontwikkeld met in het achterhoofd de voedseltekorten tijdens en na de Tweede Wereldoorlog en is bijgevolg helemaal gericht op de verhoging van de productiviteit. Dat is zo wonderwel gelukt dat er nu al enkele decennia sprake is van overschotten in plaats van tekorten en Europa geregeld met graanbergen en melkplassen opgezadeld zit. Dat is een gevolg van het steunbeleid, met gewaarborgde prijzen, exportsubsidies en beperking van de import. Het vrijemarktgehalte van het Europese landbouwbeleid is zwak. Zowel de globalisten van de vrije wereldhandelsorganisatie als de anders-globalisten die voor de belangen van de ontwikkelingslanden opkomen, hebben er kritiek op.

Onder die internationale druk heeft Europa al een deel van de steun voor productie van graan, vlees en melk vervangen door directe inkomenssteun aan boeren die het rustiger aan doen. Je zou het kunnen zien als een vergoeding voor de culturele, ecologische en recreatieve functies die de maatschappij de boer oplegt. Vooral de komende toetreding van een aantal voormalige Oostbloklanden tot de Unie stelt de financiering van het Europese landbouwbeleid onder druk. De uitbreiding van de steun tot de Oost-Europese landen is namelijk onbetaalbaar. Bovendien lijkt de landbouw de marktverstoringen als gevolg van de uitbreiding te onderschatten: In Polen alleen al zijn er nu meer melkproducenten dan in de huidige Unie. In sommige streken van Hongarije zijn twee graanoogsten per jaar mogelijk. In Tsjechië is voor varkens meer plaats dan in West-Vlaanderen…

NATUURVERNIETIGEND

De landbouw is per definitie natuurvernietigend. Hij concentreert zich op planten en dieren die geschikt zijn voor de voeding en doet er alles aan om het andere te neutraliseren. Het naoorlogse evenwicht in het Europese landbouwecosysteem is verstoord. Onder economische druk maximaliseert de landbouw de opbrengst van de grond. Een groot deel van de veeteelt is zelfs niet langer grondgebonden. Meststoffen – gekwadrateerd door de intensieve veeteelt – en pesticiden verschralen de ecologische diversiteit en kunnen de gezondheid bedreigen.

In het nieuwe evenwicht zullen de milieukosten in de productieprijs doorberekend zijn. De prijs van het varkensvlees bevat dan ook de kosten van de natuurbescherming. In een markteconomie leidt dat onvermijdelijk tot een verlaging van de productie. De landbouw in andere regio’s draagt wellicht niet dezelfde ecologische productiekosten en is concurrerender. Zoals het internationale bedrijfsleven pollutieconcurrentie kent, krijgt de landbouw met milieuconcurrentie te maken.

HIGHTECHLANDBOUW

De informatietechnologie helpt de boer naar de hightechlandbouw. Zaaien, mesten en telen wordt precisiewerk met hoog rendement. De machines worden almaar geavanceerder. Vandaag zijn in Europa gemiddeld vier maaidorsers nodig per honderd hectare graangewas, in de toekomst zal één maaidorser volstaan. De biotechnologie snelt vooruit, met de genetische manipulatie van planten en gentransplantatie en klonen van dieren. De wetenschap heeft altijd aan plant en dier gesleuteld, ze heeft de voeding verbeterd en de wereldbevolking helpen voeden. Maar nu worden reuzensprongen gemaakt.

De consument maakt zich zorgen. Hij krijgt te maken met gekkekoeienziekte, hormonenschandalen, varkenspest, mond- en klauwzeer, dioxinevoeding. Niettemin, in het begin van de eeuw waren de waterlopen chemisch zuiver, de lucht was niet bezoedeld en de dieren kregen geen hormonen. De mens leefde toen gemiddeld 47 jaar, en vandaag 80. Uiteindelijk gelooft de bevolking dat de wetenschap de problemen oplost. Dat is wellicht een van de redenen waarom het groene boeren zo traag terrein wint.

Maar niet alles wat wetenschappelijk mogelijk is, is ook ethisch aanvaardbaar. De biotechnologie mag zich niet beperken tot meer productie, ze moet rekening houden met de voedselveiligheid. Wellicht hebben de wetenschappers te weinig oog voor de gevaren van de monocultuur – een ziekte kan tot rampoogsten leiden – en voor de weerkerende plagen in de intensieve dierenteelt, laat staan voor het dierenwelzijn. De consument heeft het recht te weten wat hij eet. De Amerikaanse multinationals die onderhands genetisch gemanipuleerd voedsel op de markt brengen, handelen onethisch.

Zoals in de hele economie groeit ook in de landbouw het begrip voor ethisch boeren. In Vlaanderen ondertekenden de landbouworganisaties een code voor goede landbouwpraktijken. In het verleden had de landbouw als dwingende opdracht de bevolking van voedsel te voorzien. Nu is een ethische herijking bezig, met nieuwe doelstellingen: duurzame landbouw, milieuvriendelijke productie, veilig voedsel, dierenwelzijn… Ethisch ten slotte is ook de vraag of het Europese landbouwbeleid zich door de bescherming van de interne markt niet aan onverantwoord protectionisme bezondigt, gezien de noden van de derde wereld.

Guido Despiegelaere

De snelle groei van de wereldbevolking kan de voedselvoorziening in het gedrang brengen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content