In ‘De toren der traagheid’ (Knack nr. 14) wordt opgemerkt dat insiders ervan uitgaan dat de rector Andreas De Leenheer, die het dossier wel genegen is, jarenlang werd afgeremd door zijn rivaal Marc De Clercq, die als vice-rector verantwoordelijk was voor de gebouwen van de universiteit. Ik weet niet welke ‘insiders’ werden geraadpleegd en ik begrijp ook niet waarom de redacteur mij niet heeft gecontacteerd alvorens deze insinuaties te publiceren. Het betreft in ieder geval foutieve informatie.

Ik ben inderdaad sinds 1/10/2001 voorzitter van de bouwcommissie, maar dat impliceert niet dat ik beslissingen kan nemen ten aanzien van het onroerend patrimonium van de universiteit. De bouwcommissie geeft advies aan de raad van bestuur, die elk jaar het meerjareninvesteringsprogramma (dat in ontwerp voorgelegd wordt door de directie Gebouwen en Facilitair Beheer en geadviseerd wordt door de bouwcommissie en de decanenvergadering) bespreekt en goedkeurt. Het dossier ‘boekentoren’ is steeds door de rector persoonlijk behandeld. Hij heeft alle contacten met de buitenwereld afgehandeld, zonder dat ik daar bij betrokken was. Dat hoefde ook niet. Van op een afstand heb ik uiteraard wel enige kijk op de problematiek. Het huidige investeringsprogramma werd door de raad van bestuur, indertijd op voorstel van de bouwcommissie onder het voorzitterschap van de toenmalige vice-rector (de huidige rector) goedgekeurd en voorzag niet in middelen voor de renovatie van de boekentoren. Het is gebaseerd op het zogenaamde draagkrachtmodel, dat vooral op de omzetting van roerend in onroerend vermogen is gesteund en houdt in dat de UGent volledig met eigen middelen, dus zonder te lenen tot 2009, haar investeringen (nieuwe auditoria, nieuwe labs, studentenvoorzieningen, veiligheids- en milieu-investeringen, onderhoudsinvesteringen) financiert. Het werd door de huidige bouwcommissie, onder mijn voorzitterschap, slechts geactualiseerd door onderramingen en extra uitgaven voor al aangevatte projecten in rekening te brengen. Het management ervan werd verbeterd, onder andere door betere budgetopvolging. Dit draagkrachtmodel laat in de betrokken periode geen extra-investeringen met eigen middelen meer toe, zeker niet van de omvang zoals gesuggereerd in de Singer-studie (27 miljoen euro na aftrek van de overheidssubsidies). Derhalve dienen andere financieringsbronnen te worden gezocht of geplande investeringen te worden geschrapt. Dit laatste is allesbehalve evident, gezien de grote noden al tot moeilijke keuzes noopten. De rector en een aantal andere personen hebben daarom lovenswaardige inspanningen geleverd om elders financiering te bekomen. Voor zover ik weet leverden deze nog geen resultaat op, wat hen uiteraard niet kan worden verweten. Ik werd daar in ieder geval niet bij betrokken. Voorts onderzoekt de directie Gebouwen en Facilitair Beheer of de in de Singer-studie gesuggereerde ramingen adequaat en verantwoord zijn. Dat lijkt mij gezien de omvang van de gevraagde investering een daad van goed bestuur. Ook daarbij ben ik evenwel niet direct betrokken. De betrokken directeur is wellicht het best geplaatst om over de vooruitgang van deze studie te rapporteren.

Van enige afremming van mijnentwege in dit dossier is dus helemaal geen sprake. Ik heb mij trouwens tijdens de afgelopen jaren helemaal niet als ‘rivaal’ van de rector gedragen, maar heb integendeel zeer zorgvuldig binnen de grenzen van mijn ambt gehandeld en ook op moeilijke momenten de belangen van de instelling prioriteit gegeven, zelfs al ging dit ten koste van mijn eigen profilering.

Prof. Dr. Marc De Clercq, vice-rector UGent.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content