‘BLIJF WANTROUWIG, MAAR GEEF DEZE GENERATIE RENNERS EEN FAIRE KANS’

TEAM SKY MET CHRIS FROOME (TWEEDE VAN RECHTS) 'Sky is geen product van het klassieke wielrennen. Uit alles wat ik van hen hoor, werken ze op strikt wetenschappelijke wijze.' © JEAN-PAUL PELISSIER/REUTERS

De honderdste Tour de France moest een jubileumeditie worden, maar ongegeneerd supporteren is stilaan toch moeilijk. De getuigenissen en gegevens over doping die het laatste half jaar vrijkwamen, zouden elke wielerliefhebber van zijn naïviteit hebben verlost. Kunnen we nog zeker zijn van een peloton met zuivere renners? ‘Meer dan ooit’, zegt trainer Paul Van Den Bosch. ‘Maar alles moet herzien worden.’

Toen de Tourkaravaan na de drie eerste ritten op Corsica de ferry naar Nice op moest, heetten de ritwinnaars Marcel Kittel, Jan Bakelants en Simon Gerrans. Bakelants was bovendien de trotse drager van de gele trui. Geen mens die op zo’n tiercé had gegokt, en zeker niet met Bakelants als joker erbij. Bakelants was een uitstekende belofte, hij won zelfs de Ronde van de Toekomst. Maar sinds hij in 2009 prof werd, kon hij nog niet één koers winnen.

Een moeilijk te controleren Tour is doorgaans een goed teken. Om de spanning in de wedstrijd, vanzelfsprekend: niets heerlijker dan een eenzame vluchter een peloton zien voorblijven, of een sprint waar niet één van de favorieten wint maar een halve outsider. En omdat de doorsneesupporter geen inzage heeft in de medische dossiers van de renners, voelt het intuïtief goed aan om te zien dat de sterke teams niet meer dermate voorgeprogrammeerd kunnen rijden dat ze uiteindelijk meer op een machine lijken dan op een wielerploeg.

En ook op het Franse vasteland bleef er nog een zekere frisheid in de koers. Het Australische team Orica-Greenedge won de ploegentijdrit. Orica is altijd een serieuze kanshebber (ze waren vorig jaar bijvoorbeeld derde op het eerste WK ploegentijdrit), maar daarom nog niet de superfavoriet, zeker niet in de Ronde van Frankrijk waar eerder de ploegen van de favorieten voor het geel de eerste plaatsen bezetten. Maar de afstand was vrij kort – 25 kilometer – en ook dat speelt in het voordeel van een team met veel snelle en sterke mannen.

De drie overgangsritten volgden dan weer een zeer klassiek patroon, met drie usual suspects die een rit meepikken, tot grote vreugde van supporters die houden van ‘spannende voorspelbaarheid’. Dat heeft de gemiddelde massasprint in de Tour dan weer gemeen met het gemiddelde zaterdagavondfeuilleton (Endeavor, Midsummer Murders), en niet toevallig mikken beide formats ook op ongeveer hetzelfde brede publiek. En dús wonnen drie supersprinters elk om beurten hun rit. In Marseille de onvermijdelijke Mark Cavendish, die eindelijk nog eens echt tevreden kon zijn van het voorbereidende werk van zijn Quick. Steps. Dan in Montpellier zijn nemesis André Greipel – de kopman van Lotto-Belisol is een van de weinige sprinters met het potentieel om Cavendish in een rechtstreeks duel te vloeren, en doet dat sinds twee jaar ook met enige regelmaat. Ten slotte in Albi de sinds vorig jaar zeer geduchte Peter Sagan, die in die eerste week al zo veel punten verzamelde dat de groene trui hem nu al niet meer kan ontsnappen. Sagan is nog jong, wint niet alleen massasprints maar ook al klassiekers, en bedwingt nijdige hellingen met schijnbaar gemak. Als Sagan kan verbeteren in de cols kan hij uitgroeien tot een nieuwe Sean Kelly of Laurent Jalabert.

Als er nog iets aparts zat in deze ritten, dan wel dat de Zuid-Afrikaan Daryl Impey de gele trui pakte. ‘De eerste Afrikaan ooit.’ En vorig weekend werd de eerste echte Afrikaanse gele trui afgelost door de eerste halve Afrikaan in het geel: Chris Froome is een zeer blanke Brit, maar is geboren en getogen in de Keniaanse hoofdstad Nairobi. Hij begon aan deze Tour als absolute favoriet en maakte in de eerste bergrit zo veel indruk dat de wedstrijd als het ware gedaan was.

Geschiedvervalsing

Ooit zou dat tot euforie hebben geleid. Eddy Merckx, die in de allereerste bergrit van zijn allereerste Tour, naar de top van de niet eens zo vreselijk hoge Vogezencol Ballon d’Alsace de tegenstander verplettert en op minuten rijdt. Het was ook vaste prik tijdens de vele Tours die de Spanjaard Miguel Indurain en de Amerikaan Lance Armstrong wonnen: bij voorkeur tijdens de eerste bergrit lieten ze hun ploegmakkers de rit hard maken, en op de slotklim sloegen ze dan zelf toe, imponerend en ongenadig. Dat maakte het de weken nadien zo veel makkelijker om de Ronde te controleren.

Goed, officieel heeft Armstrong geen Tour meer gewonnen, terwijl hij dat in werkelijkheid natuurlijk wel heeft gedaan. Of we moeten verplicht aan geheugenverlies lijden voor alle edities van de Ronde van Frankrijk tussen 1999 en 2005, of we schrijven gewoon zoals het was: dat Armstrong in die Tour deze of gene rit won, met doping, dat hij de gele trui veroverde en droeg, met doping, en dat zijn ploeg in die jaren het peloton domineerde, ook met doping. Elke andere benadering neigt naar het opschonen van de geschiedenis, en is dus een vorm van vervalsing.

Nog erger: precies omdat men zich Armstrong nog mag en kan herinneren, was er op zaterdag 6 juli het grootste voorbehoud bij de zege van Chris Froome. Het ging om een eerste bergrit, naar de in het peloton niet onbekende col van Ax-3-Domaines, zeker niet de meest gevreesde aankomst in de Pyreneeën. Team Sky, de ploeg van Chris Froome en ex-winnaar Bradley Wiggins (die na een barslechte Giro waarin hij opgaf ook uit de Tourselectie werd geweerd), begon aan de klim met een treintje van drie renners: Peter Kennaugh, Richie Porte en Chris Froome. Kennaugh nam de eerste klimkilometers voor zijn rekening, Porte ranselde nadien de verzamelde concurrentie uit het wiel, en Froome maakte het ploegwerk magistraal af. Froome won de rit, pakte geel, Porte werd zelfs tweede, en verderop volgde een klad Spanjaarden en de herrezen Nederlanders van het gloednieuwe Belkin.

De wattman

In vroegere jaren zou het tijd zijn geweest voor heerlijk-naïeve wieler- clichés als ‘Sky in de hemel’. Nu niet. Zagen we hier weer een ploeg die op mysterieuze wijze beter was dan de rest? Waar had Kennaugh zo leren klimmen, een baanrenner die vorig jaar op de Olympische Spelen in Londen nog goud behaalde op de ploegenachtervolging? Wat met Richie Porte, een sterke klimmer, maar eigenlijk meer een tijdrijder. En de bekende Franse trainer Antoine Vayer was er als de kippen bij met zijn tabellen: volgens hem was Froomes wattage suspect.

Let op dat woord: wattage. Het wordt de volgende jaren hét sleutelbegrip in het wielrennen. (Het was het al onder trainers en renners, en journalisten met een beetje interesse voor de fysieke kant van de zaak.) Uit de lessen natuurkunde weten we nog dat watt de eenheid is van vermogen: de wattage is het vermogen waarmee een renner vooruitgaat. Hoe je de wattage juist berekent, daarover wordt nog gediscussieerd, want er spelen uiteenlopende parameters mee (zoals de hellingsgraad van de klim en het gewicht van de atleet). Maar in theorie kan men nauwkeurig berekenen en dus vergelijken hoeveel watt de ene renner trapt en hoeveel de andere. Je kunt zelfs renners uit verschillende generaties met elkaar vergelijken. Vervolgens kun je een ‘band’ opstellen met een beneden- en vooral een bovengrens: ‘normale’ renners kunnen op col x of y niet veel meer dan wattage x of y ontwikkelen. Wie daar verder over gaat, maakt zichzelf verdacht. Sommigen dromen van ‘wattage’ als ultiem bewijsstuk in de strijd tegen doping. Want of je nu bloeddoping neemt of klassieke spierversterkende middelen, of straks genetische doping of andere futuristische designerdrugs, het komt er toch altijd opaan om kunstmatig sneller te rijden. Om finaal dus een hoger wattage dan wie dan ook te kunnen duwen.

Vayer kreeg ook tegenwind. Kennaugh en Porte (of vorig jaar Bradley Wiggins) zijn inderdaad pistiers. Zo’n type renner is erop getraind en heeft wellicht aanleg om in korte tijd héél hoge wattages te trappen. En kijk, zowel in de eerste bergrit in de Tour van 2012 (de naam van de col is bijna te mooi om waar te zijn: La Planche des Belles Filles) als in die van 2013 is de aankomst op een steile maar niet te lange col. Ideaal voor dit type Sky-renner. Wat op zondag 7 juli gebeurde, zou in andere jaren als een ‘drama’ zijn betiteld, maar zorgde nu voor een zucht van verlichting: op Froome na was Sky nergens meer. Richie Porte verloor achttien minuten, Peter Kennaugh slaagde er met een bizar manoeuvre in om in een (gelukkig dicht bebost) ravijn te rijden. Een andere ploegmaat, de Wit-Rus Vasil Kiryienka, kwam buiten tijd aan. Heerlijke sport.

Gezond wantrouwen

Wie deze Tour de France met meer dan gemiddelde aandacht volgt, is Paul Van Den Bosch. Van Den Bosch is stichter van Energylab en trainer van vele topsporters (zoals Sven Nys en Jan Bakelants) maar ook van Lotto- Belisol. Hij is al langer een adept van de wetenschappelijke aanpak, vandaar dat hij met nieuwsgierigheid (en bewondering) naar Sky kijkt. ‘Sky is geen product van het klassieke wielrennen. Uit alles wat ik van hen hoor, werken ze op strikt wetenschappelijke wijze. Ze gaan er ook erg ver in. Op training volgen ze hun renners met een kampeerwagen, liefdevol Black Betty genoemd. Die zit vol monitors en beeldschermen, en ze meten en volgen inreal time alle parameters van hun renners.’

Wetenschap, Van Den Bosch kan het niet genoeg benadrukken. Als man van de verlichting predikt hij: wetenschap primeert boven geloof. ‘Nee, het is niet goed om naïef in een propere sport te geloven. Maar het is niet omdat we sceptisch moeten blijven, dat we ook cynisch moeten worden. We moeten de prestaties van vandaag niet voortdurend blijven beoordelen met onze ervaringen uit de periode-Armstrong. Behoud een gezond wantrouwen tegen alles wat in het wielrennen gebeurt: die sport heeft dat over zichzelf afgeroepen. Maar sta ook open voor een nieuwe aanpak. En gooi niet zomaar het kind met het badwater weg.’

Van Den Bosch somt een paar fundamentele verschillen op tussen het peloton vandaag en dat van toen. ‘Er is natuurlijk het bloedpaspoort. Dat maakt het voor renners onmogelijk om nog te frauderen met producten als epo of met bloeddoping. Er is de strafmaat. Wie tijdens de Tour de France gepakt wordt met doping, riskeert een celstraf. En dus zijn de teams – misschien noodgedwongen – overgegaan op minder riskante manieren om de prestaties te bevorderen. Wetenschappelijk trainen staat bovenaan. Trouwens, ook Belkin werkt al sinds de Rabobank-jaren met een goede, professionele trainer die zijn sporen verdiende in de triatlon. Het is niet omdat een paar toprenners van de profploeg van Rabobank toegang hadden tot een beperkt en privaat dopingprogramma, dat dit voor alle renners zo was, laat staan voor jonge beloften als Bauke Mollema.’

Van Den Bosch maakt het concreet: ‘In de Dauphiné Liberé zag ik Tim Wellens, een beloftevolle klimmer van Lotto-Belisol, in drie bergritten voorop rijden, en zelfs met voorsprong aan de laatste col beginnen. Hij klimt met een vermogen van 370 watt. Dan raakt zijn energie op en zakt zijn vermogen naar 312 watt. Pas op dat moment beginnen Froome en Porte hun achterstand op hem goed te maken, en ze doen dat in snel tempo. Ze liepen hem op een paar kilometer voor het einde in. Als Wellens erin slaagt om tegen 370 watt te blijven klimmen, raken Froome en Porte pas de laatste vijfhonderd meter bij hem. Dus ik ben optimistisch: de voorbije jaren was het onmogelijk dat een jonge renner als Wellens dit had kunnen doen, want hij zou veel sneller ingelopen zijn door de zogenaamde “grote motoren” achter hem. En het leert me ook dat de motor van Froome en Porte beperkter is dan een oppervlakkige analyse van de eerste bergrit zou leren.’

‘Want wat gebeurt er tijdens de tweede bergrit, waar Porte door het ijs gaat en Froome alleen standhoudt? Als je goed kijkt, zie je dat Froome niet sterker is dan de andere renner, hij is “een van de kopgroep”. Vroeger hoefden de renners na één dag niet fysiek te recupereren: ze wisten dat ze over middelen beschikten die hen daarbij hielpen. En Movistar en Saxo waren ook niet in staat om Froome aan te vallen. Je zag eigenlijk dat ze de tweede plaats viseerden. Porte moest op zo groot mogelijke afstand gereden worden. Zij weten natuurlijk ook dat ze niet meer kunnen woekeren met hun krachten. Als ze Froome nog willen bestoken, zullen ze wellicht zo veel mogelijk energie sparen voor de slotweek in de Alpen en op de Mont Ventoux.’

Ovalen tandwielen

De boodschap is dus: zeer gerichte fysieke training. Zoals Froome en Wiggins en andere Sky-renners doen, met een uitgekiend programma naar de hoogten van de Teide-vulkaan op Tenerife. En verder moet alles, álles wetenschappelijk geëvolueerd worden. Van Den Bosch: ‘In het wielrennen en de Tour moet eigenlijk alles herzien worden. Elk detail heeft zijn belang. Er is nu een discussie over de tandwielen. Het befaamde “ovalen tandwiel” van Osymetric zou 2 tot 3 procent winst opleveren. 2 tot 3 procent! Dat is natuurlijk gigantisch veel, gewoon door een ander tandwiel.’ Naar verluidt leidde het in tal van ploegen tot pittige discussies. Gevestigde leveranciers van topmateriaal, zoals Shimano en Campagnolo, beschikken (nog) niet over zo’n supertandwiel, maar ze zijn wel sponsor van de topteams. En ze willen – eisen – dat ‘hun’ toprenners met ‘hun’ materiaal rijden. Al zou Chris-topher Froome ook dat bevel naast zich hebben neergelegd.’ Tegelijk zal wielrennen altijd een stuk complexer zijn dan wiskunde. Wattage, allemaal goed en wel, maar ook de lichaamsbouw speelt mee. Van Den Bosch: ‘In de tijdrit van de Ronde van België verloor André Greipel meer dan twee minuten op zijn vriend Tony Martin. Achteraf vergeleken ze hun wattage: Greipel had amper 10 watt minder getrapt dan Martin. Maar Greipel is een Duitse beer, met bijzonder brede schouders. Vergelijk dat met Martin: diens oorlellen hangen bijna over zijn schouders, zo smal is hij. Op een fiets heeft Martins lijf van nature een druppelvorm: die is aerodynamisch onklopbaar. Je kunt een renner als Greipel zoveel in de windtunnel zetten als je wilt, dat verschil krijg je nooit weg. Misschien vandaar ook dat Chris Froome zo goed is. Alle ploegen zoeken naar renners die een lijf hebben dat geschikt is om te klimmen én om tegen de tijd te rijden.’

Nog een kleine twee weken, en we weten of Sky-manager Dave Brailsford vond wat al zijn collega’s zochten: een renner die van nature geschikt is om een wedstrijd te winnen waarvoor nog niet zo lang geleden een halve apotheek en een hele bloedbank nodig waren.

DOOR WALTER PAULI

Wattage: het wordt de volgende jaren hét sleutelbegrip in het wielrennen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content